WC10 - Erfelijkheidsgraad Flashcards

1
Q

In een populatie varkens is de genetische SD voor groei gelijk aan 20 en de milieu SD 10.
Wat is het H2 voor dit kenmerk?

A

SDp = Wortel van 202 + 102 = 22,36
Dus het kwadraat is 500
H2 = 202 / 22,362 = 0,8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De dominantievariantie is 100, wat is de h2 van dit kenmerk?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In een zwartbonte melkkoeien populatie is de erfelijkheidsgraad (h2) voor melkproductie 0,33. De fenotypische SD is 1263 kg melk en de gemiddelde productie is 8020 kg.
Wat is de additief genetische SD voor melkproductie in deze populatie?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stel er zijn 2 topstieren die veel worden gebruikt op twee verschillende
bedrijven. Op het ene bedrijf doen nakomelingen van stier 1 het beter en op het andere bedrijf nakomelingen van stier 2. Waardoor zou dit verschil veroorzaakt kunnen worden?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nederland speelt internationaal een belangrijke rol in de Holstein Friesian fokkerij (melkvee). Door de grote handel in diepvriessperma en ook embryo’s zijn koeien met ten minste een Nederlandse voorvader letterlijk over de hele wereld te vinden. Stel dat uit onderzoek blijkt dat een stier die hier maar middelmatige nakomelingen geeft, in Australië (een grote afnemer van Nederlands stierensperma) de beste koeien produceert, terwijl een stier die hier in de top staat daar helemaal niks waard is. Wat zou een risico zijn wanneer de stieren alleen op basis van hun prestatie in Nederland goedgekeurd zouden worden als fokstier?

A

Dat je potentiële toppers in een ander klimaat/bedrijfsvoering, etc. mist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De resistentie tegen een bepaalde infectie bij melkgeiten wordt gemeten aan de hand van de observatie of een geit al dan niet ziek wordt, gegeven dat de infectie aanwezig is (er is een klinisch geval voorgekomen). De erfelijkheidsgraad voor resistentie tegen deze infectie wordt aan de hand van data geschat op 0,03.
Denk je dat de resistentie tegen deze infectie erfelijk bepaald is? Waarom wel/niet?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke mogelijke oorzaken kun je aandragen voor de lage erfelijkheidsgraad?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een farmaceutisch bedrijf heeft een test ontwikkeld waarmee je eenvoudig in de stal met behulp van wat urine van de geit aan kunt tonen of het dier geïnfecteerd is of niet, ongeacht het optreden van klinische verschijnselen. Wat voor invloed kan gebruik van deze test hebben op de hoogte van de erfelijkheidsgraad?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De test bleek toch wel een dure oplossing, maar de dataverzameling is voortgezet en de erfelijkheidsgraad is een half jaar later opnieuw geschat (na nog twee uitbraken) en nu blijkt die 0,1 te zijn. Kun je een reden bedenken voor de verandering in erfelijkheidsgraad voor resistentie tegen de infectie?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op verschillende melkgeiten bedrijven is gebleken dat de geiten vaker klinische verschijnselen hebben dan de bokken. Gesuggereerd wordt dat het hier om een genotype x sex interactie gaat. Wat vind je van deze redenering? Noem een reden waarom je het er mee eens zou zijn en een waarom je het er niet mee eens zou zijn.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De geschatte erfelijkheidsgraad voor hatchability (uitkomen van de eieren) is in de ene kippenpopulatie gelijk aan 0,.33 en in de andere gelijk aan 0,25.
Noem een waarschijnlijke reden voor dit verschil

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij kippen luistert de temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad in de
broedmachine heel nauw. Stel eieren bevrucht door haan 1 komen beter uit bij een bepaalde temperatuur dan eieren bevrucht door haan 2. Waar zou dit door kunnen komen?

A

Ondanks dat de hanen geen eieren leggen kan haan 1 toch een betere aanleg voor ‘hatchability’ hebben dan haan 2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom gaat het hier niet per se om een genotype-milieu interactie?

A

Niet per se GxE interactie omdat je thans niet weet of haan 2 in een ander milieu beter is dan haan 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De erfelijkheidsgraad voor ‘hoed geschiktheid’ gemeten door deze test is 0,05. De fokkers waren teleurgesteld omdat ze verwachten dat het kenmerk heel erfelijk zou zijn. Immers, de honden zijn bijzonder geschikt als herdershond. Noem twee duidelijk verschillende oorzaken die ten grondslag kunnen liggen aan de lage erfelijkheidsgraad voor ‘hoed geschiktheid’.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Na wat heen en weer gepraat waren de fokkers het erover eens dat hun test niet goed was en dat dat de reden was voor de lage erfelijkheidsgraad. Voor het hoeden van een kudde schuwe dieren waren andere kenmerken nodig. De fokkers hebben vervolgens een nieuwe test ontwikkeld en nu moeten de honden elk een week lang met een kudde de hei op en een inspecteur gaat per dag een uur kijken hoe de honden het doen. De erfelijkheidsgraad voor het eindoordeel van deze test blijkt inderdaad hoger te liggen en is nu 0,3. Noem twee redenen waardoor dit verschil kan worden verklaard.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke test denk je dat in de praktijk het beste kan worden toegepast?

A

Dat hangt af wat je wilt verbeteren. Als geld geen rol speelt is voor de praktijk (echt herderswerk) test 2 beter, maar voor de sport is natuurlijk test 1 goed genoeg