HC01 - DNA-structuur en Functie Flashcards
Uit welke 3 onderdelen bestaat DNA?
Uit een base, een suikergroep en een fosfaat
Welke bindingsites heeft DNA?
De OH van suiker (3’) en de fosfaat groep (5’) maken covalente bindingen met andere DNA-moleculen.
De base maakt een niet-covalente binding met de base van het andere DNA-molecuul aan de overkant (G-C, A-T)
Geef de structuurformule van thymine
Welke van de vier basen zie je hier?
Thymine
Geef de structuurformule van guanine
Welke van de vier basen zie je hier?
Guanine
Geef de structuurformule van cytosine
Welke van de vier basen zie je hier?
Cytosine
Geef de structuurformule van adenine
Welke van de vier basen ziet je hier?
Adenine
Welke twee typen basen heb je?
Pyrimidines en purines
Pyrimidines zijn kleiner dan purines
Welke bindingen en hoeveel bindingen maken de basen?
De bindingen tussen de basen zijn waterstofbruggen.
Tussen A en T zitten 2 bindingen.
Tussen C en G zitten 3 bindingen
Wat is de voorwaarde voor base paring?
De strengen moeten antiparallel lopen
Wat zijn de minor en de major grooves in de strucuur van DNA?
Wat is de peptide binding in DNA voor een binding?
(Een peptidebinding is een verbinding tussen een carboxylgroep en een aminogroep)
De peptide binding in DNA is een fosfodi-ester binding