HC03 - Mutaties in DNA en DNA-Reparatie Flashcards

1
Q

In welke groepen kun je mutaties opdelen o.b.v. celtype?

A
  • Mutaties in somatische cellen (lichaamscellen)
  • Mutaties in germ-line cellen (geslachtscellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kunnen mutaties in somatische cellen veroorzaken?

A

Kanker of veroudering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kunnen mutaties in germ-line cellen veroorzaken?

A

Erfelijke aandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke groepen kun je mutaties opdelen o.b.v. omvang van de mutatie?

A
  • Puntmutaties; mutaties in 1 of een paar basenparen
  • Large scale of ‘chromosomale mutaties’; mutaties waarbij grote DNA fragmenten veranderen (recombinaties, (retro)transposons, ‘genetische variatie’)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke types puntmutaties zijn er?

A
  • Substitutie van base
  • Insertie van base
  • Deletie van base
  • Indels van base (zowel bases ingevoegd als verwijderd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke types kun je substitutie van basen indelen?

A

In transitie en transversie.
Bij transitie verandert de base binnen zijn eigen groep (purines/pyrimidines), terwijl bij transversie hij verandert van groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel procent van de mutaties hebben een gevolg voor het coding DNA?

A

Slechts 1-2 % van de mutaties zijn coding mutaties, en dus vindt 98-99% van de mutaties plaats in DNA dat niet codeert, dus daar hebben de mutaties geen effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke effecten kun je krijgen door een subsitutie mutatie?

A
  • Missense - Niet-synonieme (neutral)
    Dit levert een ander aminozuur op
  • Silent - Synonieme
    Dit levert hetzelfde aminozuur op
  • Nonsense
    Dit levert een stopcodon op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het effect van inserties/deleties in coderend DNA?

A

Bij 1 of 2 basen meer of minder krijg je een frame shift. Hierdoor wordt de volgende compleet anders afgelezen en krijg je dus ook allemaal andere aminozuren. Dit heeft meestal effect op de functie.
Bij 3 basen meer of minder heb je slechts 1 aminozuur meer of minder, terwijl de andere aminozuren hetzelfde blijven. Dit heeft een mogelijk effect, maar minder dan bij 1 of 2 basen meer of minder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke effecten kun je krijgen op de functie van het eiwit bij mutaties in het coderende DNA?

A
  • Loss-of-function: eiwit is minder actief of inactief
  • Gain-of-function: eiwit is actiever
  • Geen effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor effect is dit op een eiwit?

A

Een loss-of-function

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voor effect is dit op een eiwit?

A

Een gain-of-function

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke effecten kun je krijgen van mutatie in een eiwit op het (doorgeven van) een fenotype?

A
  • Dominant: mutatie in 1 van de 2 chromosomen heeft effect op het fenotype (meestal gain-of-function, eiwit is actiever)
  • Recessief: alleen mutatie in beide chromosomen heeft effect op fenotype (meestal loss-of-function, eiwit is minder actief of inactief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn oorzaken van puntmutaties?

A

Spontaan
- Fouten bij replicatie (mismatch)
- Deaminering (cytosine –> uracil)
- Depurinering (deletie G of A)

Door mutagenen
- Chemische mutagenen
- UV/röntgen straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de odds van fouten bij replicatie door DNA polymerase?

A
  • Zonder proofreading 1 fout per 104 basen
  • Met proofreading 1 fout per 107 basen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn DNA mismatches?

A

Mutaties door fouten bij DNA replicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe werkt deaminering?

A

Het belangrijkste type deaminatiereactie zet cytosine om in uracil, dat normaal gesproken niet in DNA voorkomt. Deaminering kan echter ook op andere basen plaatsvinden. Zowel depurinatie als deaminatie vinden plaats op dubbel-helix DNA, en geen van beide breekt de fosfodiester ruggengraat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe werkt depurinering?

A

Depurinatie is het verlies van een purine uit het DNA wanneer de binding tussen de base en de desoxyribose suiker hydrolyseert, waardoor een apurinische plaats ontstaat. Depurinatie treedt op omdat de covalente binding tussen suiker en purine veel minder stabiel is dan de binding tussen suiker en pyrimidine en zeer gevoelig is voor breuk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke verschillende chemische mutagenen zorgen voor puntmutaties?

A
  • Base analogs (lijken op basen)
  • Base modifying (veranderen basen)
  • Intercalating (gaan tussen basen zitten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat kan straling van bijv. UV licht voor impact hebben (qua mutatie)?

A

Het kan een thymine dimeer vormen, wat leidt tot zonneallergie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe worden mismatches of mutaties in het DNA opgespoord?

A

Door DNA reparatie eiwitten die voortdurend het DNA scannen op regelmatigheden. Ze scannen dan de dikte, 2 nm, en als die afwijkt heb je dus een mutatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe weet het repair-systeem dat uracil fout is en niet guanine?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe weet het repair-systeem welke van de twee (A of G) fout is?

A

Het reparatie systeem herkent de nieuwe streng en verwijdert die.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe repareer je het gaat dat ontstaat na het weghalen van een foute base?

A

M.b.v. DNA polymerase en ligase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat gebeurt er als er een double-strand break is en er dus geen template streng meer is?

A

Dit wordt dan gerepareerd door homologe recombinatie

26
Q

Welke genen zijn er betrokken bij de reparatie van double-strand breaks d.m.v homologe recombinatie?

A

De borstkanker genen BRCA1 en BRCA2

27
Q

Wat kunnen mensen met de genetische ziekte ‘xeroderma pigmentosum niet?

A

Zij kunnen de schade van ultraviolette (UV) straling niet herstellen omdat zij een defect gen hebben geërfd voor een van de eiwitten die bij dit herstelproces betrokken zijn.

28
Q

Hoe wordt sickle cell anemia veroorzaakt?

A
29
Q

De mutatie die lijdt tot sickle cell anemia levert ook een voordeel op. Welk voordeel?

A

Een verhoogde resistentie tegen malaria

30
Q

Wat kunnen de gevolgen zijn van mutaties in een geslachtscel (germline cell) en wat van mutaties in een somatische cel?

A

Mutaties in een geslachtscel (germline cell) kunnen doorgegeven worden aan het nageslacht. Ze kunnen dus erfelijke aandoeningen, maar ook evolutionaire veranderingen veroorzaken.
Mutaties in een somatische cel kunnen alleen worden doorgegeven binnen een organisme en tot tumoren en veroudering leiden.

31
Q

Wat is de mutatie frequentie?

A

De mutatiefrequentie is het aantal voorvallen van een bepaald soort mutatie, uitgedrukt als het percentage cellen of individuen in een populatie, zoals het aantal mutaties per 100.000 organismen of het aantal per 1 miljoen gameten.

32
Q

Wat is het verschil tussen puntmutaties en genmutaties?

A

Basenpaar vervangingen en enkele basenpaar inserties of deleties worden puntmutaties genoemd. Mutaties in de sequenties van genen worden genmutaties genoemd.

33
Q

Wat is een nonsense mutatie?

A

Een nonsense mutatie is een mutatie waardoor een gewoon codon in een stop codon verandert

34
Q

Wat is een missense mutatie?

A

Een missense mutatie is een mutatie waardoor een codon verandert in een codon voor een ander aminozuur

35
Q

Wat is een silent mutatie? (wat is het verschil met een neutral mutatie?)

A

Een silent mutatie is een mutatie waardoor een codon verandert in een codon voor een het zelfde aminozuur (neutral mutatie zegt iets over de functie van het eiwit, die zal bij een silent mutatie niet veranderen. Dus een silent mutatie is altijd een neutral mutatie, maar niet alle neutral mutaties zijn silentmutaties)

36
Q

Wat is een frame-shift mutatie?

A

Een frame-shift mutatie is een mutatie waarbij er 1 of 2 base(n) wegvallen of juist bijkomen, waardoor het leesframe verandert en er na de mutatie dus een heel andere aminozuurvolgorde ontstaat.

37
Q

Loss-of-function mutaties zijn meestal … en gain-of-function mutaties zijn meestal …

A

Loss-of-function = meestal recessief
Gain-of-function = meestal dominant

38
Q

Waarom leiden loss-of-function mutaties meestal tot een recessieve aandoening en gain-of-function mutaties tot dominante aandoeningen?

A

Loss-of-function mutaties leiden meestal tot recessieve aandoeningen omdat voor de meeste genen geldt dat de helft van hun activiteit (van de “goede” kopie op het andere chromosoom) voldoende is voor normaal functioneren. Gain-of-function mutaties leiden meestal tot dominante aandoeningen omdat de overactieve vorm van het eiwit (van het gemuteerde allel) meestal voldoende is om een bepaalde functie totaal te activeren.

39
Q

Waar leidt deaminering/depurinering tot als het niet gerepareerd wordt?

A
40
Q

What is the difference between spontaneous and induced mutations?

A

Spontane mutaties zijn natuurlijk voorkomende mutaties.
Geïnduceerde mutaties ontstaan wanneer een organisme opzettelijk of per ongeluk wordt blootgesteld aan een fysisch of chemisch agens, een zogenaamd mutageen, dat in wisselwerking met het DNA een mutatie veroorzaakt.
Geïnduceerde mutaties komen doorgaans veel vaker voor dan spontane mutaties en zijn daarom nuttig voor genetisch onderzoek.

41
Q

Wat zijn tautomeren?

A

Alternatieve chemische vormen (isomeren) waarin DNA (of RNA) basen kunnen bestaan.

42
Q

Welke mismatch basenparen kunnen voorkomen als purines in hun zeldzame tautomere toestand zijn of als pyrimidines in hun zeldzame tautomere toestand zijn?

A
43
Q

Wat is het gevolg van de vorming van thymine dimeren (door uv straling)?

A

Deze ongebruikelijke koppeling veroorzaakt een uitstulping in de DNA-streng en verstoort de normale koppeling van T-basen met overeenkomstige A-basen op de tegenoverliggende streng. De replicatie kan niet voorbij de beschadiging gaan, zodat de cel zal sterven als er genoeg pyrimidine-dimeren ongerepareerd blijven.

44
Q

Wat is een mutageen?

A

Een fysische of chemische stof die de frequentie van mutatiegebeurtenissen aanzienlijk verhoogt boven de spontane mutatiesnelheid.

45
Q

Wat zijn base analogs?

A

Basisanalogen zijn basen die lijken op die welke normaal in DNA voorkomen. Net als normale basen bestaan basenanalogen in normale en zeldzame tautomere toestanden. In elk van beide toestanden paart het basenanaloog met een andere normale base in het DNA. Omdat basenanalogen zo veel lijken op de normale stikstofbasen, kunnen zij in DNA worden opgenomen in plaats van de normale basen.

46
Q

Wat is 5-bromouracil?

A

Het is een base-analoog met een broomresidu in plaats van de methylgroep van thymine.
- In zijn normale toestand lijkt 5BU op thymine en paart het met adenine in DNA
- In zijn zeldzame toestand paart het met guanine 5BU induceert mutaties door tussen zijn twee chemische toestanden te schakelen zodra het base analog in het DNA is opgenomen.

47
Q

Hoe kan 5-bromouracil voor mutaties zorgen?

A
48
Q

Wat zijn base-modifying agents?

A

Base-modifying agents zijn chemische stoffen die als mutageen werken door de chemische structuur en eigenschappen van basen te wijzigen. Er zijn drie soorten mutagene stoffen die op deze manier werken:
- Een deaminerende stof
- Een hydroxylerende stof
- Een alkylerende stof

49
Q

Wat zijn intercalating agents?

A

Stoffen die zich tussen aangrenzende basen in één of beide strengen van de DNA-dubbele helix voegen (intercaleren), waardoor de helix zich ontspant.

50
Q

Wat is plaatsgebonden mutagenese (site-specific mutagenesis)?

A

Introductie van een mutatie op een specifieke plaats in een bepaald gen door middel van een van de verschillende in vitro technieken.

51
Q

Wat is de Ames test?

A

Een test die het vermogen meet van chemicaliën om mutaties in bepaalde bacteriën te veroorzaken. Het kan potentiële carcinogenen identificeren.

52
Q

Geef van de volgende mutaties aan of ze spontaan optreden of dat ze veroorzaakt zijn door mutagenen:
- Afsplitsing van guanine base
- Formatie van een thymine dimeer
- Vorming van O6-Methylguanine
- Afsplitsing van amino-groep uit cytosine

A
  • Afsplitsing van guanine base = spontaan
  • Formatie van een thymine dimeer = mutageen (UV licht)
  • Vorming van O6-Methylguanine = mutageen (alkylerende stof)
  • Afsplitsing van amino-groep uit cytosine = spontaan
53
Q

Welke drie stappen zijn er in de reparatie van DNA?

A

In stap 1 (excisie) wordt de schade weggesneden door een van een reeks nucleasen, die elk gespecialiseerd zijn in een bepaald type DNA-beschadiging.
In stap 2 (hersynthese) wordt de oorspronkelijke DNA-sequentie hersteld door een reparatie-DNA-polymerase, dat het gat opvult dat door de excisie is ontstaan.
In stap 3 (ligatie) verzegelt DNA-ligase de inkeping in de suikerfosfaatruggengraat van de herstelde streng. Het afdichten van de inkeping, waarvoor energie van ATP-hydrolyse nodig is, herstelt de verbroken fosfodiesterbinding tussen de aangrenzende nucleotiden.

54
Q

Wat doet het mismatch repair systeem?

A
55
Q

Wat kan er gebeuren, naast homologe recombinatie, als er een double-strand break is?

A

Non-homologous end joining, waarbij de gebroken uiteinden in allerijl weer aan elkaar worden geplakt, voordat de DNA-fragmenten uit elkaar drijven en verloren gaan. Dit gebeurt in veel celtypen en wordt uitgevoerd door een gespecialiseerde groep enzymen die de gebroken uiteinden “schoonmaken” en weer samenvoegen door DNA-ligatie. Dit “snelle en vuile” mechanisme sluit de breuk snel, maar er hangt een prijskaartje aan: bij het “schoonmaken” van de breuk om deze klaar te maken voor ligatie, gaan vaak nucleotiden verloren op de plaats van de reparatie.

56
Q

Wat gebeurt er bij base excision repair?

A

Bij base-excision repair verwijdert een reparatieglycosylase-enzym de beschadigde base uit het DNA door de binding tussen de base en de desoxyribose-suiker te splitsen. Andere enzymen splitsen vervolgens de suiker-fosfaat ruggengraat voor en na de nu base-arme suiker, waardoor de suiker vrijkomt en er een gat in de DNA-keten ontstaat. Het gat wordt opgevuld met het juiste nucleotide door een reparatie-DNA-polymerase en DNA-ligase, waarbij de tegenoverliggende DNA-streng als sjabloon wordt gebruikt.

57
Q

Hoe werkt nucleotide excision repair?

A
58
Q

Waarom is het zo belangrijk bij het DNA “mismatch repair” systeem na de replicatie dat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen de
oude en de net gerepliceerde streng?

A

Omdat het systeem anders niet kan bepalen wat de originele (=goede) en wat de nieuwe (= gemuteerde/foute) base is.

59
Q

Waarom kan een deaminering van cytidine wel herkend worden in DNA, maar niet in RNA (stel dat er een soortgelijk RNA-repair mechanisme zou bestaan)?

A

Omdat deaminering van cytidine leidt tot het ontstaan van uracil. Uracil in RNA kan niet herkend worden als “mutatie/fout” omdat het
ook normaal in RNA voorkomt maar niet in DNA. Men denkt dat dit de reden is dat thymine ontstaan is in de evolutie.

60
Q

Waardoor is het onmogelijk nonsense mutaties te induceren door behandeling van een wild type organisme met mutagenen die alleen AT –> GC transities in DNA veroorzaken?

A

TAA kan niet door AT→GC transitie uit iets ontstaan.
TAG kan door AT→GC transitie ontstaan uit TAA ( maar dat is al een stopcodon).
TGA kan door AT→GC transitie ontstaan uit TAA (maar dat is al een stopcodon).

61
Q

Hydroxylamine veroorzaakt alleen CG –> TA transities in DNA. Zal hydroxylamine nonsense mutaties produceren?

A

Ja, TAA bijvoorbeeld kan door CG→TA transitie (oftewel GC→AT transitie gezien vanuit de complementaire keten) ontstaan uit CAA.
(Een transitie GC→AT gezien vanuit de ene DNA streng is een transitie CG→TA gezien vanuit de complementaire DNA streng)