HC03 - Mutaties in DNA en DNA-Reparatie Flashcards
In welke groepen kun je mutaties opdelen o.b.v. celtype?
- Mutaties in somatische cellen (lichaamscellen)
- Mutaties in germ-line cellen (geslachtscellen)
Wat kunnen mutaties in somatische cellen veroorzaken?
Kanker of veroudering
Wat kunnen mutaties in germ-line cellen veroorzaken?
Erfelijke aandoeningen
In welke groepen kun je mutaties opdelen o.b.v. omvang van de mutatie?
- Puntmutaties; mutaties in 1 of een paar basenparen
- Large scale of ‘chromosomale mutaties’; mutaties waarbij grote DNA fragmenten veranderen (recombinaties, (retro)transposons, ‘genetische variatie’)
Welke types puntmutaties zijn er?
- Substitutie van base
- Insertie van base
- Deletie van base
- Indels van base (zowel bases ingevoegd als verwijderd)
In welke types kun je substitutie van basen indelen?
In transitie en transversie.
Bij transitie verandert de base binnen zijn eigen groep (purines/pyrimidines), terwijl bij transversie hij verandert van groep.
Hoeveel procent van de mutaties hebben een gevolg voor het coding DNA?
Slechts 1-2 % van de mutaties zijn coding mutaties, en dus vindt 98-99% van de mutaties plaats in DNA dat niet codeert, dus daar hebben de mutaties geen effect.
Welke effecten kun je krijgen door een subsitutie mutatie?
- Missense - Niet-synonieme (neutral)
Dit levert een ander aminozuur op - Silent - Synonieme
Dit levert hetzelfde aminozuur op - Nonsense
Dit levert een stopcodon op
Wat is het effect van inserties/deleties in coderend DNA?
Bij 1 of 2 basen meer of minder krijg je een frame shift. Hierdoor wordt de volgende compleet anders afgelezen en krijg je dus ook allemaal andere aminozuren. Dit heeft meestal effect op de functie.
Bij 3 basen meer of minder heb je slechts 1 aminozuur meer of minder, terwijl de andere aminozuren hetzelfde blijven. Dit heeft een mogelijk effect, maar minder dan bij 1 of 2 basen meer of minder.
Welke effecten kun je krijgen op de functie van het eiwit bij mutaties in het coderende DNA?
- Loss-of-function: eiwit is minder actief of inactief
- Gain-of-function: eiwit is actiever
- Geen effect
Wat voor effect is dit op een eiwit?
Een loss-of-function
Wat voor effect is dit op een eiwit?
Een gain-of-function
Welke effecten kun je krijgen van mutatie in een eiwit op het (doorgeven van) een fenotype?
- Dominant: mutatie in 1 van de 2 chromosomen heeft effect op het fenotype (meestal gain-of-function, eiwit is actiever)
- Recessief: alleen mutatie in beide chromosomen heeft effect op fenotype (meestal loss-of-function, eiwit is minder actief of inactief)
Wat zijn oorzaken van puntmutaties?
Spontaan
- Fouten bij replicatie (mismatch)
- Deaminering (cytosine –> uracil)
- Depurinering (deletie G of A)
Door mutagenen
- Chemische mutagenen
- UV/röntgen straling
Wat zijn de odds van fouten bij replicatie door DNA polymerase?
- Zonder proofreading 1 fout per 104 basen
- Met proofreading 1 fout per 107 basen
Wat zijn DNA mismatches?
Mutaties door fouten bij DNA replicatie
Hoe werkt deaminering?
Het belangrijkste type deaminatiereactie zet cytosine om in uracil, dat normaal gesproken niet in DNA voorkomt. Deaminering kan echter ook op andere basen plaatsvinden. Zowel depurinatie als deaminatie vinden plaats op dubbel-helix DNA, en geen van beide breekt de fosfodiester ruggengraat.
Hoe werkt depurinering?
Depurinatie is het verlies van een purine uit het DNA wanneer de binding tussen de base en de desoxyribose suiker hydrolyseert, waardoor een apurinische plaats ontstaat. Depurinatie treedt op omdat de covalente binding tussen suiker en purine veel minder stabiel is dan de binding tussen suiker en pyrimidine en zeer gevoelig is voor breuk.
Welke verschillende chemische mutagenen zorgen voor puntmutaties?
- Base analogs (lijken op basen)
- Base modifying (veranderen basen)
- Intercalating (gaan tussen basen zitten)
Wat kan straling van bijv. UV licht voor impact hebben (qua mutatie)?
Het kan een thymine dimeer vormen, wat leidt tot zonneallergie
Hoe worden mismatches of mutaties in het DNA opgespoord?
Door DNA reparatie eiwitten die voortdurend het DNA scannen op regelmatigheden. Ze scannen dan de dikte, 2 nm, en als die afwijkt heb je dus een mutatie.
Hoe weet het repair-systeem dat uracil fout is en niet guanine?
Hoe weet het repair-systeem welke van de twee (A of G) fout is?
Het reparatie systeem herkent de nieuwe streng en verwijdert die.
Hoe repareer je het gaat dat ontstaat na het weghalen van een foute base?
M.b.v. DNA polymerase en ligase