Tussentoets DNA-RNA eiwit Flashcards

1
Q

Waarvoor gebruik je micro-arrays?

A
  • Om de hoeveelheid van veel verschillende mRNA’s tegelijk te bepalen
  • Om tegelijk veel SNP’s in het DNA van een dier te bepalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke uitspraak over de genetische code is juist?
- De middelste base van een code heeft het minste effect op het bijbehorende aminozuur
- Het aantal codons verschilt per aminozuur
- Een stop-codon codeert voor het laatste aminozuur
- Er zijn 64 verschillende codons

A
  • Er zijn 64 verschillende codons
  • Het aantal codons verschilt per aminozuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een insertie van 1 nucleotide midden in een intron levert….?

A

Geen effect op de functie van een gen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke uitspraak over tRNA is juist?
A. tRNA kan verbonden zijn aan een aminozuur
B. tRNA kan binden aan een ribosoom
C. tRNA kan als ribozyme twee aminozuren verbinden
D. tRNA bevat het codon voor een aminozuur
E. tRNA kan aan mRNA binden

A

A, B en E

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke eiwitten horen bij welke processen?

A

A = RISC complex
B = snRNP’s
C = RNA polymerase en TATA-box binding protein
D = primase en helicase
E = rRNA en release factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als je bacteriën insuline wilt laten maken, moet je het cDNA voor insuline zo in een expressie-vector kloneren dat…?

A

Het 5’ eind van de coderende streng van het cDNA aan de 3’ kant van de promoter komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat heeft RNA polymerase nodig?

A

DNA als template

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een retrotransposon?

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke primers heb je nodig bij deze PCR test?

A

tgtgaggcct en aagacttaga

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zet de handelingen in de juiste volgorde om canine EPO te laten maken door gistcellen

A
  1. Isoleer mRNA uit hondenweefsel dat EPO uitscheidt
  2. Voeg reverse transcriptase toe
  3. Voer PCR uit met de EPO-specifieke primers met daaraan restrictie sites
  4. Voeg restrictie enzymen toe
  5. Voeg opengeknipte expressie vector en ligase toe
  6. Breng recombinant DNA in bacteriën in
  7. Isoleer recombinant DNA
  8. Transfecteer gistcellen met recombinant DNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke eiwitten maken deel uit van de ‘replicatie machine’ aan de leading streng?

A

DNA polymerase, helicase, en een sliding clamp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de letters van de 3 sites op een ribosoom?

A

A P E

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar is DNA ligase bij betrokken?

A

Bij de reparatie van DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de chemische naam voor de covalente verbinding tussen nucleotides in DNA?

A

Een fosfodiëster binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke richting worden respectievelijk RNA en eiwit gesynthetiseerd?

A

Van 5’ naar 3’ en van N-terminus naar C-terminus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke elementen zijn onderdeel van een zoogdier-expressie vector?

A

A, B, D en E

17
Q

Welke enzymen zijn betrokken bij epigenetische regulering van gen-expressie?

A

Histon deacetylase en DNA methyltransferase

18
Q

De sequentie van de coderende DNA streng is ATGTGC. Wat is de bijbehorende sequentie van het mRNA? Schrijf de sequentie van af de 5’ kant op.

A

AUGUGC

19
Q

Welke structuur opbouw heeft adenosine monofosfaat?

A

fosfaat-suiker-purine

20
Q

Een T naar C mutatie is een…?

A

Transitie

21
Q

Transcriptie begint bij…?

A

Een promoter

22
Q

Bij zoogdieren bepaalt het start codon AUG…?

A

Het reading frame

23
Q

Wat is een regulerende DNA sequentie zoals een enhancer?

A

Een DNA sequentie waaraan gen-regulerende eiwitten zoals transcriptiefactoren binden

24
Q

Wat herkennen spliceosomen?

A

Spliceosomen herkennen RNA sequenties rond de exon-intron of intron-exon overgangen

25
Q

Waar toe leidt een mis-sense mutatie?

A

Een ander aminozuur

26
Q

Als je bacteriën insuline wilt laten maken, moet je het cDNA voor insuline zo in een expressie-vector kloneren dat…?

A