wat is gezondheid? Flashcards
1
Q
wat is gezondheid?
A
- begrip
- betekenis verschilt naargelang; tijdstip in geschiedenis, cultuur, sociale klasse of gezin
- lichamelijke en geestelijke aspecten - oorsprong
- vroeger: relatie tussen geest, god(en) en fysieke gesteldheid
- ‘medicijnmannen’ = priester en arts
- archeologische vondsten: skeletten met klein, goed begrensd gaatje in schedel (proces van ‘trepanatie’ = kwade geesten vrij te laten, die ziekte veroorzaken)
- oude Hebreeuwse teksten: ziekte is straf van goden
2
Q
biomedisch ziektemodel of diagnose-receptmodel
A
- algemeen
- definitie gezondheid = de afwezigheid van ziekte
- oorsprong ziekte: buiten lichaam of interne veranderingen (vb. celmutaties)
- medische interventies: wegnemen van oorzaak, symptomen verlichten + grondslag succesvolle veranderingen
- reductionistisch: focus lichaamscellen en biomedische processen - kritiek
- negeert psychologische en sociale factoren
- reductionisme: één oorzaak voor ziekte (= mensen reageren op verschillende wijze)
3
Q
psychosociale modellen voor gezondheid en ziekte
A
- vraagtekens bij dualisme
- ‘fantoompijn’ bij amputatie (afwezig ledemaat veroorzaakt pijn)
- en placebo-effect - artikel Bracken en Thomas
- splitsing geest en lichaam
- neurowetenschappers = ‘geest’ objectief onderzoeken (scanapparaten + metingen)
- maar geen inzicht ‘subjectiviteit’ geest = begrensde wereld - Sigmund Freud
- naarmate meer inzicht relatie geest en lichaam
- probleem van ‘bewustzijn’ en bestaan ‘onbewuste geest’
- ‘conversiehysterie’ = ernstige pijn, zonder verklaring (vaststelling: onbewuste conflicten onderdrukt EN geen achterliggende lichamelijke verklaring)
- ontwikkeling psychosomatische geneeskunde
4
Q
biopsychosociaal model
A
- algemeen
- definitie gezondheid = zowel biologische als psychologische en sociale factoren
- meerdimensionale belastings-belastbaarheidsmodel
- subjectiviteit en beleving
- toepassingen: fantoompijn en positieve gezondheid - kritiek
- tijdsintensieve aanpak
- onduidelijkheid over de weging van verschillende aspecten
5
Q
positieve gezondheid
A
- algemeen
- het vermogen om fysieke, sociale en emotionele uitdagingen aan te gaan
- zo veel mogelijk eigen regie voeren
- Machteld Huber = grondlegger
- iemand is gezond, als die zich constructief gedraagt - ‘blue zones’
- plekken waar mensen op gelukkige en gezonde manier heel oud worden
- uniek = vaak zonder chronische ziekten of mentale aftakeling
- 3 leefgewoonten onder bewoners van blue zones
6
Q
3 leefgewoonten
A
- dieet
- voornamelijk plantaardig
- gezonde vetten (olijfolie en noten)
- lokaal en vers - levensstijl
- regelmatige beweging: wandelen, tuinieren
- sterke sociale banden: hechte relaties en sterk gemeenschapsgevoel
- doelgericht leven (door: motivatie en zingeving) - gewoonten
- matig eten (80% vol)
- ontspanning, zoals meditatie en dutjes
- geloof en spiritualiteit
7
Q
6 dimensies van positieve gezondheid
A
- lichaamsfuncties (fitheid, eten, slapen, seksualiteit)
- mentaal welbevinden (onthouden, concentreren, vrolijk zijn, jezelf accepteren)
- zingeving (dankbaarheid, zinvol leven)
- kwaliteit van leven (balans, gelukkig zijn, genieten, rondkomen met je geld)
- meedoen (of sociaal-maatschappelijke participatie) (sociale contacten, erbij horen)
- dagelijks functioneren (zorgen voor jezelf, je grenzen kennen, omgaan met tijd en geld)
8
Q
wanneer positieve gezondheid inzetten?
A
- provinciaal en landelijk beleid (macro)
- provincies en landelijke instanties
- doel: beleidsdoelen bereiken en gezondheidsachterstand aanpakken
- ook uitdagingen voor zorgsysteem - organisaties en praktijken (micro)
- doel: verminderen ziekteverzuim, ontwikkelen van beleidsvisies en bevorderen van innovaties - gemeenschappen (meso)
- gemeenten of organisaties
- doel: betere afstemming op behoefte van burgers en samenwerking tussen organisaties bevorderen - individuele zorg (nano)
- diverse patiëntsituaties, zoals chronische ziekten, psychische kwetsbaarheid, eenzaamheid
- afhankelijk van persoonlijke behoeften
9
Q
gedrag, dood en ziekte
A
- evolutie gezondheid en levensverwachting
- stijging levensverwachting in 20ste eeuw
- medische technologie en verbeterde behandelingen
- geloof in effectiviteit traditionele geneeskunde - soms grote verschillen levensverwachting
- vrouwen leven langer dan mannen (wereldwijd verschil tussen 3 en 4 jaar)
- verklaring: verschillen in manier van leven, leefomstandigheden en voeding
10
Q
oorzaken van mortaliteit
A
- algemeen
- verandering van infectieziekten naar chronische ziekten (aandoening hart, longen en ademhalingsorganen)
- gedragscomponent is belangrijkste doodsoorzaak
- kanker = bij vijf meest voorkomende doodoorzaken (Australië, VS en Europa) - gevolg
- benadrukt belang van gedragsverandering en preventieve gezondheidszorg
11
Q
lekentheorieën over gezondheid
A
- sociale representatie van gezondheid (Barbara Bauman)
- onderzoek: “wat betekent gezondheid voor u?”
- drie verschillende antwoorden; overwegend gevoel van welzijn, afwezigheid van symptomen van ziekte en de handelingen waartoe lichamelijk gezond persoon in staat is - Benyamini (40 jaar later zelfde onderzoek)
- belangrijkste factor = lichamelijk functioneren en vitaliteit (staat te doen wat je moet/wilt doen)
- verboden met gezondheidsgedrag (vraag: wordt ‘gezond’ anders beleefd als men het zelf niet (meer) is?)
- algemeen: gezondheid = toestand van evenwicht tussen lichamelijk, psychologisch, emotioneel en sociaal welbevinden
12
Q
onderzoek: Health and Lifestyles
A
- verschillende opvattingen van gezondheid:
- gezondheid als niet ziek (geen symptomen, geen bezoek aan artsen)
- gezondheid als bezit (uit een sterke familie komen, snel herstellen na operaties)
- gezondheid als gedrag
- gezondheid als lichamelijke fitheid en vitaliteit
- gezondheid als psychosociaal welzijn (= gezondheid in mentaal opzicht: zich mentaal in harmonie voelen)
- gezondheid als functie (het vermogen om taken te verrichten)
13
Q
definitie van gezondheid van de Wereldgezondheidsorganisatie
A
- definitie
- ‘toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen als de afwezigheid van ziekte of invaliditeit’
- doel: verzekeren van wereldwijde goede gezondheidszorg, gelijkheid, verhoogde levensverwachting en toegang tot essentiële zorg
- kritiek: compleet? (vergrijzing en toename chronische aandoeningen), focus gedrag en levensstijl, minder aandacht voor andere invloeden - “De Vlaming leeft gezonder in 2025”
- breed strategisch plan voor gezonder leven
- beleidsdoelen: terugdringen aantal rokers, verminderen overmatig alcoholgebruik en drugs
- Nederland (2014): het Nationaal Programma Preventie = doel: beperking groei chronische ziektes + verkleinen van gezondheidsverschillen tussen hoog- en laagopgeleiden;
- focus: alcoholgebruik en ruiken, depressie, diabetes, overgewicht en meer bewegen
- beide nadruk verbinden maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven
14
Q
contextbewuste kijk op gezondheid
A
- definitie van Bircher
- een dynamische toestand van welzijn
- gekarakteriseerd: lichamelijk en geestelijk potentieel dat voldoet aan eisen van leven die passen bij de leeftijd, de cultuur, en persoonlijke verantwoordelijkheid
- individu staat centraal ≠ definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie
- individuele opvatting = belangrijke rol in beleving van gezondheid en (chronische) ziekte
15
Q
crossculturele perspectieven op gezondheid
A
- definitie van gezondheid
- varieert per cultuur
- afhankelijk van economische en politieke contexten
- vb. persoon met een beperking - holistische vs. westerse opvattingen
- holistische benadering: kijk niet naar het zuivere lichamelijk of waarneembare, maar naar het hele wezen ≠ westerse scheiding van geest, lichaam en geest
holistische benadering in o.a. Afrikaanse culturen: 3 elementen geïntegreerd - culturele invloeden op gezondheidsgedrag
- verschillen in spiritueel welzijn en ziekteattributie (= aangeven van een oorzaak van een ziekte)
- collectivistische (behoeften van de groep) vs. individualistische culturen
- opkomst van alternatieve geneeskunde (behandelwijzen en therapieën die afwijken) wereldwijd