gedragsverandering: mechanismen en methoden Flashcards

1
Q

preventie

A
  1. doel
    - mensen gezond houden door hun gezondheid te ondersteunen en beschermen
    - voorkomen van ziekten en vroegtijdig opsporen van gezondheidsproblemen of complicaties
  2. aanpak
    - volgens doelgroep
    - volgens fase van ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

collectieve preventie volgens doelgroep

A
  1. gezonde bevolking
    - vorm preventie: universeel
    - wie: gericht op hele gemeenschap of specifieke doelgroep (vb. jongeren)
    - doel: gezondheid actief bevorderen en beschermen (= gezondheidsbevordering)
    - vb. vaccinatieprogramma bij kinderen
  2. bevolking met verhoogd risico
    - vorm preventie: selectief
    - wie: bevolkingsgroepen met verhoogd risico
    - doel: voorkomen van ziekte
    - vb. jaarlijkse griepprik bij 65+
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

individuele preventie volgens doelgroep

A
  1. individu met beginnende klachten
    - vorm preventie: geïndiceerd
    - wie: personen met beginnende klachten
    - doel: voorkomen van verergeren tot volwaardige aandoening
    - vb. beweegprogramma’s voor personen met lage rugklachten
  2. individu met een ziekte
    - vorm preventie: zorggerelateerd
    - wie: mensen met aandoening of ziekte
    - doel: complicaties, beperkingen, lagere levenskwaliteit of sterfte voorkomen
    - vb. levensstijlprogramma’s voor personen met diabetes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

preventie volgens fase van ziekte (1-2)

A
  1. primair
    - doel: voorkomen van ziekten, ongevallen en gezondheidsproblemen
    - vb. banner langs autostrades, infosessie rond tandenpoetsen bij kinderen
  2. secundair
    - doel: vroeg opsporing van ziekten en risicofactoren door screening
    - vb. hielprik bij pasgeboren kinderen ter screening van ongeboren aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

preventie volgens fase van ziekte (3-4)

A
  1. tertiair
    - doel: voorkomen van complicaties en ziekteverergering
    - vb. patiënt met hernia die rugschool volgt
  2. quaternair
    - doel: voorkomen van onnodige zorg en overmedicalisering
    - taak van een goede arts of casemanager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

precede-proceed model (Green & Kreuter)

A
  1. algemeen
    - model voor het ontwikkelen, implementeren en evalueren van volksgezondheidsprogramma’s
    - precede = structuur voor ontwikkelen en plannen
    - proceed = structuur voor implementeren en evalueren
  2. toepassing
    - veel gebruikt model
    - maar, hoe doen we nu aan gedragsverandering?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vijf fases van het precede-proceed model

A
  1. sociale diagnose
  2. epidemiologie, gedrags- en omgevingsanalyse
  3. educatie en ecologische diagnose
  4. interventie en overheids- en beleidsdiagnose
  5. implementatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fase 1: sociale diagnose

A
  1. ontwikkelaar analyseren
    - gezondheidsproblemen bij een specifieke doelgroep
    - bereidheid tot verandering binnen een gemeenschap
    - onderzoek adhv forums, focusgroepen en vragenlijsten (nadruk op co-creatie)
  2. toepassing: campagne rond veilig seksueel gedrag bij jongvolwassenen
    - doel: inzicht in behoeften en prioriteiten
    - vb. via focusgroepen met studenten en vragenlijsten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fase 2: epidemiologie, gedrags- en omgevingsanalyse

A
  1. ontwikkelaars identificeren & evalueren
    - prevalentie- en incidentiecijfer
    - welke gedragingen stelt deze doelgroep
    - omgevingsanalyse in functie van beleidsveranderingen
  2. toepassing: campagne rond veilig seksueel gedrag bij jongvolwassenen
    - doel: analyseren van gezondheidsproblemen en factoren die bijdragen aan onveilig seksueel gedrag
    - vb. data toont aan dat de incidentie va soa’s zoals chlamydia is toegenomen;
    - gedragsfactoren zoals inconsistent condoomgebruik en omgevingsfactoren zoals gebrek aan laagdrempelige toegang tot condooms
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fase 3: educatie en ecologische diagnose

A
  1. ontwikkelaars identificeren & evalueren
    - prioriteren van gedragingen van doelgroep
    - identificeren van determinanten gelinkt aan (on)gezond gedrag;
    - predisponerend: kennis, attitudes en waarden
    - bevorderend: sociale steun, toegankelijkheid en middelen
    - versterkend: beloningen of strafsystemen
  2. toepassing: campagne rond veilig seksueel gedrag bij jongvolwassenen
    - vb. gedrag zoals condoomgebruik wordt als prioriteit gekozen;
    - beïnvloedende factoren: gebrek aan kennis over de risico’s, sociale druk en beschikbaarheid van condooms;
    - interventies = kennis vergroten en sociale steun voor veilig gedrag te versterken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fase 4: interventie & overheids- en beleidsdiagnose

A
  1. ontwikkelaars ontwikkelen & onderzoeken
    - ontwikkelen van campagne adhv bewezen gedragsveranderingstechnieken
    - afstemming van interventie op beleidsregels en omgevingsvoorwaarden
    - analyseren van beleid, infrastructuur, financiering en organisatorische steun
    - vraag: welke externe factoren kunnen het programma ondersteunen of belemmeren?
  2. toepassing: campagne rond veilig seksueel gedrag bij jongvolwassenen
    - vb. samenwerking met universiteiten en gezondheidsorganisaties om campagne te laten aansluiten bij bestaande richtlijnen en gratis condooms beschikbaar te stellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

fase 5: implementatie

A
  1. ontwikkelaars implementeren
    - uitvoeren van de campagne of interventie
  2. toepassing: campagne rond veilig seksueel gedrag bij jongvolwassenen
    - doel: lanceren van de interventie
    - vb. activiteiten: workshops over communiceren over veilige seks, promotievideo’s met influencers;
    - middelen: gratis condooms, informatieve folders en een mobiele app die tips en herinneringen biedt voor veilige seks
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

taxonomie gedragsveranderingstechnieken

A
  1. algemeen
    - bij ontwikkelen van een campagne of interventie = oog op ‘effectiviteit’
    - belang van nauwkeurige toepassing van technieken
    - opvolgen van richtlijnen/parameters in functie van ontwikkelen en implementeren
  2. elementen
    - motiveren tot verandering
    - gedrag veranderen
    - de juiste toepassing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

motiveren tot verandering

A
  1. informatieverstrekking
    - eenvoudige methode (= psycho-educatie)
    - bewustwording van voordelen indien aanpassen van hun gedrag
  2. effect = eerder beperkt vanwege diverse factoren:
    - gedragsverandering is complex
    - culturele en sociale invloeden hebben een grote invloed
    - informatie sluit niet aan bij eerdere inzichten van een individu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

strategieën voor effectieve informatievoorziening (1-3)

A
  1. resultaatsverwachtingen = door roken sterven mensen gemiddeld 8 jaar eerder dan gemiddeld
  2. benadruk de persoonlijke relevantie = als je met roken zou stoppen, zou je 6 jaar aan je levensduur kunnen toevoegen
  3. positieve attitude aanmoedigen = het leven is goed en de moeite waard
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

strategieën voor effectieve informatievoorziening (4-6)

A
  1. zelf-effectiviteit (= zelfredzaamheid) versterken = je bent er al eerder in geslaagd te stoppen, met wat steun is er geen enkele reden waarom je nu niet zou volhouden
  2. sociale (descriptief en subjectieve) normen benoemen
    - descriptieve normen: ongeveer 30% van de mensen van jouw leeftijd is met succes gestopt met roken
    - subjectieve normen: je partner en kinderen zullen het op prijs stellen
  3. morele en persoonlijke normen benadrukken = roken is asociaal en je wilt niet dat je kinderen beginnen met roken
17
Q

elaboration likelihood-model

A
  1. betekenis
    - helpt ons kiezen voor een boodschap die ontvanger overtuigd
    - strategische keuze
    - ‘dual processing model’ = twee routes waarop we informatie verwerken (afh van motivatie en mogelijkheid overtuigen)
  2. verschillende routes
    - centrale route = bewust kritisch nadenken > duurzame aanpassing; leiden door argumenten
    - perifere route = oppervlakkig, minder bewust nadenken > tijdelijke gedragsverandering (niet duurzaam); overtuigen door externe oppervlakkigheden of geloofwaardigheid van de bron
18
Q

gebruik van angst (of fear arousal)

A
  1. betekenis
    - gebruik van angstwekkende berichten > verandering motiveren
    - veel gebruikte techniek binnen gezondheidsbevordering en preventie;
    - populair bij gezondheidsbevorderaars en politici
    - speelt in op reflectieve drijfveren (risicoperceptie)
  2. onderzoek
    - effectiviteit van angst vs. empathie bij anti-rokers opwekken (foto’s op verpakking)
    - 210 deelnemers > ‘fear’ arousal = negatief effect en ‘empathy’ = effectiever
19
Q

toepassing: gebruik van angst

A
  1. de protection motivation theory
    - of beschermingsmotivatietheorie
    - reactie op dreiging: adaptief (gebaseerd op aanpassing) vs. maladaptief (aangepast aan bepaalde omstandigheden)
    - afhankelijk van hun beoordeling van dreiging of eigen vermogen te minimaliseren (mate van zelf-effectiviteit)
  2. extended parallel process model
    - gevaarbeheersing: gericht op oplossingen
    - angstbeheersing: proberen de perceptie van het risico te verminderen;
    - voorwaarde gebruik techniek = doelgroep/individu hoge mate van zelf-effectiviteit
20
Q

framing van informatie

A
  1. algemeen
    - effectiviteit: niet eenduidig
    - afh van specifiek gedrag en doelgroep
  2. positieve framing = winstframing
    - positieve resultaten gepaard met handelen
    - vb. stoppen met roken > nadruk op winst om beter te kunnen sporten
  3. negatieve framing = verliesframing
    - negatieve gevolgen van niet handelen
    - vb. stoppen met roken > nadruk op overlijden aan kanker
    - gevolg: fear arousal = het opwekken van angsten
21
Q

motiverende gespreksvoering (counseling)

A
  1. betekenis
    - effectieve methode voor het versterken van motivatie voor gedragsverandering
    - doelgroep: personen met geringe/wisselende motivatie + personen in de precontemplatiefase
  2. toepassing
    - ambivalentie (gespleten gevoel) bij individu verkennen = onderzoek van zowel positieve als negatieve overtuigingen en attitudes ten opzichte van verandering
    - gevolg: cognitieve dissonantie = innerlijke strijd;
    - door gedragsverandering over beide soorten overtuigingen en attitudes expliciet te maken > proces houdt in dat mensen hun overtuigingen herzien en gedragsverandering overwegen
22
Q

motiverende gespreksvoering: strategieën

A
  1. algemeen
    - niet confronteren: valkuil > redderscomplex
  2. belangrijke vragen in functie van verkennen cognitieve dissonantie:
    - wat zijn de voordelen van uw huidig gedrag voor uzelf en anderen?
    - wat zijn de nadelen van uw huidig gedrag voor uzelf en anderen?
23
Q

probleemoplossende aanpak (G. Egan)

A
  1. betekenis
    - of probleemoplossingsgerichte therapie
    - doel: individuen helpen met identificeren en aanpakken van drempels en problemen
    - effectief: bij mensen die gemotiveerd zijn voor gedragsverandering
    - methode: participatief/coachende houding;
    - rekening met individuele behoefte van de cliënt + belangrijk fase in juiste volgorde en grondig doorlopen
  2. fasen van probleemoplossende aanpak:
    - probleemverkenning en -verheldering
    - formulering van een doel
    - facilitatie van handeling
24
Q

stoppen met roken probleemoplossend aangepakt

A
  1. betekenis
    - roken door 2 processen gestuurd: geconditioneerde reactie op cues in omgeving en lichamelijke behoefte
    - nicotine = verslavend middel (werking: kort en scherp inhaleren > alertheid neemt toe en lang inhaleren > ontspanning)
  2. probleemoplossende aanpak
    - effecten: drang om te roken, verlies van krachtig middel om stemming en aandachtsniveau te veranderen;
    - onthoudingsverschijnselen (hevigste eerste twee tot drie dagen) door lichamelijke afhankelijkheid
    - aanpak: individuele strategieën > hoe omgaan met cues tot roken - hoe hunkering weerstaan - hoe omgaan met onthoudingsverschijnselen
25
Q

uitvoeren van plannen en intenties

A
  1. algemeen
    - het plannen van gedragsverandering
    - mogelijke obstakels bij verandering: niet beginnen en ontspoord raken
  2. oplossing: implementatie-intentie
    - eenvoudige techniek om obstakels te overwinnen en stimulatie gewenst gedrag
    - als-dan-benadering: specificeer een actie in reactie op specifieke situatie > “als (cue), dan (actie)
26
Q

verandering modelleren

A
  1. algemeen
    - bij gebrek aan zelfvertrouwen en vermogen om te veranderen (zelf-effectiviteit)
    - toepasbaard voor massamedia campagnes, grootschalige interventies of individuele counseling
  2. hoe?
    - indirect leren: door observeren (sociale normen en attitudes veranderen)
    - sociale cognitieve theorie (Bandura): zelfeffectiviteit vergoten door indirect leren
    - ook door opdrachten in gestructureerd programma en actieve overtuiging
27
Q

observationeel leren (Bandura)

A
  1. basismodellen van observationeel leren
    - levend model (bestaand inidvidu)
    - model met verbale instructies (bestaande uit beschrijvingen en verklaringen)
    - symbolisch model (bestaande uit werkelijke of fictieve karakters, vb. films, boeken)
  2. factoren die observationeel leren bevorderen
    - meest effectief > indien modellen lijken op doelgroep/individu (‘modellen voor coping’)
    - modellen demonstreren vaardigheden die vertrouwen geeft aan doelgroep/individu
28
Q

cognitieve interventies

A
  1. algemeen
    - gericht op veranderen van gedachten en overtuigingen die schadelijk gedrag aanmoedigen of gedragsverandering belemmeren
  2. invloed op verschillende determinanten:
    - attitudes
    - sociale normen
    - overtuigingen over voor- en nadelen
    - zelfeffectiviteit
    - overtuigingen over ziekte/aandoening
    - coping met ziekte/aandoening
29
Q

methoden voor cognitieve interventies

A
  1. voorlichting: verstrekken van relevante info zodat misvattingen gecorrigeerd kunnen worden
  2. cognitieve therapie: identificeren en uitdagen van disfunctionele gedachten en maladaptieve overtuigingen die gedrag belemmeren
    - socratische dialoog (geleide ontdekking) = onderzoekend gesprek waarbij overtuigingen ter discussie worden gebracht > nadien nieuwe denkpatronen
    - vb. huiswerkopdrachten, let op de haalbaarheid
30
Q

omgeving veranderen

A
  1. algemeen
    - gericht op aanpassing van fysieke, sociale en economische omgeving
    - doel: gezond gedrag bevorderen en ongezond gedrag ontmoedigen
  2. principes van omgevingsveranderingen
    - stimuleren van gezond gedrag (cues tot handelen)
    - minimaliseren van kosten en barrières
    - maximaliseren van kosten voor schadelijk gedrag
31
Q

stimuleren van gezond gedrag (cues tot handelen)

A
  1. doel
    - gezondheidsbevorderend gedrag laten toenemen
    - ongezond gedrag gaan afremmen
    - toepassing: frequente blootstelling aan ongezond gedrag > ook gedrag beïnvloeden
  2. hoe?
    - informatie bij aankoop
    - herinneringscues voor gezondheidsbevorderend gedrag
    - nudging = technieken die subtiel duwtje in de rug geven in richting van gezond gedrag
32
Q

minimaliseren van kosten en barrières

A
  1. overheid
    - taak omgevingen veiliger te maken om gezonde activiteiten de bevorderen
    - facilitatie = het vanuit fysieke of sociale omgeving actief aanbieden van ondersteuningsmiddelen om gezond gedrag te bevorderen
  2. doel
    - veiligheid bevorderen
    - sociale integratie
    - burgers controle bieden
33
Q

maximaliseren van kosten voor schadelijk gedrag

A
  1. hoe?
    - economische maatregelen
    - beperkingen van verkooppunten
    - beperkingen van beschikbaarheid
    - maatregelen openbare ruimtes
34
Q

principe van diffusie van innovaties

A
  1. hoe de kans van overname vergroten
    - hoe groter het voordeel ten opzichte van andere gedragingen
    - hoe meer verenigbaar met de waarden en normen
    - hoe gemakkelijker de innovatie kan worden ingevoerd
    - hoe zichtbaarder de effectiviteit van een innovatie
35
Q

categorieën in de diffusie van innovatie (1-2)

A
  1. innovators
    - kleine groep mensen
    - hoge status
    - bereid om nieuwe ideeën te testen
    - relatief geïsoleerd van brede bevolking
  2. early adopters
    - bredere invloedssfeer
    - rolmodel voor bredere bevolking (influencers, opinieleiders)
    - adopteren van innovatie door deze groep > voorwaarde acceptatie bredere bevolking
36
Q

categorieën in de diffusie van innovatie (3-5)

A
  1. early majority
    - neemt nieuwe ideeën vrij vroeg over
    - niet de macht om bredere bevolking te beïnvloeden
  2. late majority
    - wachten tot de eerste groepen de innovatie testten
    - eerder een voorzichtige groep
  3. laggards
    - laatst groep die innovaties gaan overnemen
    - vaak zal deze groep nooit adopteren
37
Q

juiste toepassing voor probleemgerichte benaderingen (1-3)

A
  1. formuleren van duidelijke doelstellingen voor gedragsverandering
    - inclusief niet-gedragsmatige doelen
  2. actieplanning omvat het ontwikkelen van concrete plannen, inclusief als-dan-verklaringen
  3. barrièreplanning en probleemoplossing om mogelijke obstakels aan te pakken
38
Q

juiste toepassing voor probleemgerichte benaderingen (4-6)

A
  1. opsplitsen van omvangrijke doelstellingen in haalbare taken
  2. onmiddellijke toetsing van gedragsmatige doelstellingen en resultaten
  3. onmiddellijke beloningen voor inspanning of progressie richting gewenst gedrag
    - evenals voor succesvol gedrag