slaap, diabetes en vaccinatie Flashcards

1
Q

wat is slaap?

A
  1. betekenis
    - toestand van rust waarin je lichaam en geest herstellen
    - verschillende cycli, waarbij diepte van slaap varieert
  2. gedurende de nacht doorloop je meerdere slaapcycli
    - toename duur van REM-slaap naarmate de nacht vordert
    - na één cyclus = mogelijks (bewust of onbewust) enkele seconden wekker;
    - tijdens deze seconden = detectie van pijn, volle blaas of omgeving nog veilig is > indien alles in orde, start nieuwe slaapcyclus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

slaapcyclus

A
  1. vier fasen (duurt ongeveer 1,5 tot 2 uur)
    - eerste drie fasen vormen de ‘non-REM-slaap’ (NREM), waarin je lichaam herstelt;
    - inslaapfase
    - lichte slaap
    - diepe slaap
  2. REM-slaap (Rapid Eye Movement)
    - laatste fase, waarin je brein actief is en je dromen verwerkt (= droomslaap)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

slaapduur

A
  1. algemeen
    - hoeveelheid slaap varieert per persoon en leeftijd
    - internationale aanbevelingen voor gemiddelde slaapduur per leeftijdsgroep
  2. internationale aanbevelingen
    - 0-3 maanden: 14-17 uur per dag
    - 4-11 maanden: 12-16 uur per dag
    - 1-2 jaar: 11-14 uur per dag
    - 3-5 jaar: 10-13 uur per dag
    - 6-13 jaar: 9-11 uur per dag
    - 14-17 jaar: 8-10 uur per dag
    - 18+ jaar: gemiddeld 8 uur per nacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gemiddelde slaapduur per leeftijdsgroep

A
  1. baby 0 tot 1 jaar: kwaliteitsvolle slaap inclusief dutjes
  2. peuters 1 t.e.m. 2 jaar: kwaliteitsvolle slaap met regelmatige slaap- en wektijden + dutjes
  3. kleuters 3 t.e.m 5 jaar: kwaliteitsvolle slaap met regelmatige slaap-en wektijden + dutjes
  4. kinderen en jongeren
    - slaappatroon verschuift doordat ‘melatonine’ later wordt aangemaakt
    - gevolg: nachten doordeweeks vaak korter, wat kan leiden tot meer vermoeidheid
  5. volwassenen en ouderen:
    - ouder worden heeft impact op je slaappatroon (mogelijks slaap je lichter en wordt je meermaals wakker doorheen de nacht, of slaap je slechts 6 uur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

slaapritme

A
  1. betekenis
    - bepaald door je interne klok en slaapdruk;
    - interne klok (= biologische klok): reguleert slaap- waakcyclus op basis van licht/donker
    - donker = produceert het lichaam het hormoon melatonine (gevolg: slaperig)
  2. slaapdruk
    - neemt toe naarmate je langer wakker bent
    - hoe groter de slaapdruk, hoe meer je je moe voelt
    - beweging overdag > verhoogt de slaapdruk, bijdrage aan betere slaapkwaliteit
    - wanneer je wakker bent > hoeveelheid adenosine in hersenen bouwt zich op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

slaapkwaliteit

A
  1. betekenis
    - goede slaapkwaliteit = dat je voldoende uren slaapt en je uitgerust voelt
    - factoren zoals slaapcontinuïteit (het vermogen om door te slapen) en slaapefficiëntie (de tijd die je daadwerkelijk slaapt in bed) spelen hierbij een rol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

slaapklacht en slapeloosheid

A
  1. slaapklacht
    - slaapproblemen zonder dat ze je leven domineren vb. af en toe slecht slapen of je regelmatig moe voelen overdag
    - niet direct een slaapstoornis > verschil in frequentie en ernst van klachten
  2. slapeloosheid (acute)
    - uitlokkende factoren zijn stressvolle gebeurtenissen zoals een scheiding, ontslag
    - gevolg: slapeloosheid
    - factoren die verdwijnen > verdwijnen van slapeloosheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

chronische slapeloosheid

A
  1. betekenis
    - gedurende langer periode slecht slapen
    - minstents drie keer per week en langer dan drie maanden last hebt van:
    - moeite met inslapen, niet kunnen doorslapen (slechte slaapcontinuïteit), vroeg wakker worden
  2. onderhoudende factoren
    - lang in bed liggen, overdag slapen, piekeren en tegen bedtijd opzien
    - gevolg: houden slapeloosheid in stand en creëren een vicieuze cirkel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

korte termijn effecten

A
  1. cognitieve functies
    - verminderde concentratie, slechtere besluitvorming en verhoogd risico op ongelukken
    - studies: vermindering cognitieve prestaties > invloed op het vermogen van informatie te verwerken en onthouden
  2. fysieke prestaties
    - verminderde kracht, uithoudingsvermogen en coördinatie
    - onderzoek: negatieve invloed op anaerobe kracht, snelheid, uithoudingsvermogen en vaardigheden
    - slechte balans en coördinatie = risico op vallen en verwondingen
    - bij atleten: prestaties bij fysieke activiteiten verminderen (vooral intensieve en langdurige inspanningen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lange termijn effecten

A
  1. gewichtstoename en obesitas
    - slaaptekort = uit balans brengen van hormonen die honger en verzadiging reguleren
    - gevolg: mensen die onvoldoende slapen > verhoogde eetlust en voorkeur calorierijk voedsel
  2. diabetes en cardiovasculaire ziektes
    - langdurig slaaptekort = risico op het ontwikkelen van diabetes type 2, hart- en vaatziekten
    - slaaptekort = insulineresistentie (voorloper van diabetes)
  3. immuunsysteem
    - verzwakking = lichaam vatbaarder voor infecties
    - studies: slaaptekort vermindert de productie van cytokines (essentieel voor de immuunrespons)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

impact op psychologische gezondheid

A
  1. stemmingswisselingen
    - gebrek aan slaap = verhoogde prikkelbaarheid, angst en depressieve gevoelens
    - meta-analyses: slaaptekort > matig positieve invloed op negatieve stemmingen en een grote negatieve invloed op positieve stemmingen
  2. emotieregulatie
    - slaaptekort vermindert de capaciteit om emoties te reguleren
    - gevolg: impulsief gedrag en emotionele uitbarstingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

impact op psychische gezondheid

A
  1. algemeen
    - slaaptekort is geassocieerd met verhoogd risico op psychische stoornissen zoals depressie, angst en zelf suïcidale gedachten
    - studie: slaaptekort naast symptoom, ook bijdrage aan ontstaan en verergering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

impact op sociale gezondheid

A
  1. sociale interacties
    - mensen die onvoldoende slapen > minder geneigd om met anderen om te gaan
    - vermijden sociale contacten (gevolg: gevoel van eenzaamheid);
    - vergelijkbaar met mensen die lijden aan sociale angsten
  2. sociale uitsluiting
    - problemen met emotieregulatie (vooral bij adolescenten)
    - gevolg: vicieuze cirkel waarin slecht slapen leidt tot sociale problemen > op hun beurt slaapkwaliteit verslechten
  3. werk en school
    - prestaties negatief beïnvloeden
    - gevolg: conflicten met collega’s, leraren > verminderde sociale steun en verhoogde stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de invloed van voeding en eetpatronen op slaap

A
  1. energierijke voeding
    - voedingsmiddelen die rijk zijn aan vetten en suikers > slaapkwaliteit negatief beïnvloeden;
    - ‘lege calorieën’ = kortere slaapduur
  2. gezonde voeiding
    - dieet rijk aan groenten, fruit, volkoren producten en peulvruchten = bevordert betere nachtrust
    - vermijden van cafeïne > slaapdruk te verhogen
  3. onregelmatig eten
    - zoals het overslaan van maaltijden of veel snacken = slechtere slaap
    - belangrijk om regelmatige maaltijden te eten, inclusief voedzaam ontbijt = goede slaaproutine ondersteunen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de invloed van sedentaire levensstijl op slaap

A
  1. zitgedrag
    - langdurig stilzitten gedurende de dag = risico op slaapstoornissen en slapeloosheid vergoten
  2. schermtijd
    - overmatige schermtijd wordt geassocieerd met minder slaap
    - belangrijk om schermtijd te beperken (vooral voor het slapengaan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de invloed van beweging op slaap

A
  1. fysieke activiteiten
    - regelmatige lichaamsbeweging = positieve invloed op slaapkwaliteit
    - OOK lichte fysieke activiteiten = bijdrage aan betere nachtrust
  2. consistente beweging
    - helpt om sneller in slaap te vallen, dieper te slapen en langer door te slapen
17
Q

praktische tips voor een betere slaap

A
  1. creëer een rustige slaapomgeving: donkere, stille en aangename temperatuur op de slaapkamer (niet kouder dan 17°C)
  2. beperk blauw licht: verstoort de productie van melatonine (= hormoon dat slaap reguleert)
  3. regelmatige slaaptijden en wakker liggen: probeer elke dag op dezelfde tijd naar bed te gaan en op te staan, zelfs in het weekend
  4. fysieke activiteit en sedentaire levensstijl
18
Q

stimuluscontrole

A
  1. algemeen
    - techniek die je kan toepassen als je na 20 min nog niet slaapt
    - als je vaak wakker ligt? > hersenen associëren met bed
  2. techniek
    - sta op als je na 20 min nog niet slaapt
    - doe een ontspannen of saaie activiteit in een andere kamer
    - ga alleen terug naar bed als je slaperig bent
    - herhaal deze stappen tot je in slaap valt
19
Q

psychologische interventies

A
  1. cognitieve gedragstherapie voor Insomnie (CGT-I)
    - bewezen effectieve methode om slaapstoornissen aan te pakken
    - focus: veranderen van negatieve gedachten en gedragingen die slaap verstoren
    - verschillende technieken: stimuluscontrole, slaaprestrictie, cognitieve herstructurering en ontspanningsoefeningen
  2. mindfulness en ontspanningstechnieken
    - meditatie en ademhalingsoefeningen > stress verminderen en bevorderen van een rustige geest = betere slaap
    - onderzoek: effectief in verminderen van slapeloosheid en verbeteren van de slaapkwaliteit
    - bij studenten: bewust van gedachten en gevoelens zonder oordeel > bijdrage betere emotionele regulatie en minder piekeren
20
Q

slaaphygiëne educatie (cfr. Psycho-educatie en informeren)

A
  1. betekenis
    - gericht op het aanleren van goede slaapgewoonten;
    - creëren van consistente slaaproutine, vermijden van stimulerende middelen zoals cafeïne en alcohol voor het slapengaan en het minimaliseren van blauw licht
  2. studie
    - nadruk belang van slaaphygiëne
    - suggereert dat programma’s kunnen bijdragen aan verbeterde slaapgewoonten en slaapkwaliteit
21
Q

diabetes type 1

A
  1. betekenis
    - alvleesklier maakt geen insuline aan
    - gevolg: teveel glucose in je bloed
    - preventie is niet mogelijk
  2. populatie
    - 5 tot 10% van de personen met diabetes
    - ontstaat meestal bij kinderen of jongvolwassenen
    - ontstaan: erfelijke factoren en omgevingsfactoren zoals virusinfecties, bepaalde voeding
    - behandeling: insuline
22
Q

diabetes type 2

A
  1. betekenis
    - alvleesklier maakt minder insuline aan & insuline werkt minder goed;
    - insulineresistentie en verminderde insulineproductie
    - gevolg: teveel glucose in je bloed
  2. populatie
    - 90 tot 95% van de personen met diabetes
    - ontstaat voornamelijk bij volwassenen (> 40 jaar)
    - ontstaan: verschillende risicofactoren en grotendeels te voorkomen: erfelijkheid en leeftijd (niet-beïnvloedbaar);
    - ongezonde leefstijl en zwaarlijvigheid
23
Q

diabetes voorkomen

A
  1. niet-beïnvloedbare risicofactoren
    - leeftijd
    - erfelijke aanleg
    - verhoogde bloedsuikerwaarden: ‘prediabetes’
    - hoge bloeddruk
  2. beïnvloedbare risicofactoren
    - zwaarlijvigheid
    - ongezonde levensstijl:
    - te weinig beweging
    - te veel aan sedentair gedrag
    - ongezonde voeding
    - roken
24
Q

een gezonde levensstijl met diabetes

A
  1. voeding
    - beperk je inname van verzadigde vetten
    - kies voor vezelrijke producten: tragere opname suiker
  2. beweging
    - gunstig effect op bloedglucose
    - richtlijnen: combinatie van hoge en matige intensiteit
  3. preventie: gezonde leefstijl vermindert het risico op diabetes type 2 met meer dan 50% + vroegdetectie
25
Q

waarom je laten vaccineren?

A
  1. algemeen
    - vaccinnatie > ziekten die in vorige eeuwen grootschalige sterfte veroorzaakten nu vrijwel zijn uitgeroeid
    - zoals pokken, difterie en polio
  2. argumenten
    - omdat vaccinatie je gezond houdt
    - omdat vaccinatie levens redt
    - omdat de meeste vaccins gratis zijn
    - omdat je graag of vaak reist
26
Q

primaire vs. secundaire preventie

A
  1. primair
    - gezondheidsproblemen, ziekten en ongevallen voorkomen bij gezonde mensen
    - vb. COVID bij aanvang, mazelenvaccin, hepatitis B
  2. secundair
    - vroege opsporing van ziekten en risicofactoren van ziekten
    - vb. gratis COVID en griepvaccin bij 65+, baarmoederhalskanker
27
Q

doel van vaccineren

A
  1. doel
    - iemand immuun maken door kleine hoeveelheid van antigeen in het lichaam te brengen
    - gevolg: stimulatie van vorming van antistoffen
  2. algemene gezondheidspromotie
    - vaccinatie is hier een onderdeel van = immunisatie
28
Q

vaccinatietwijfel

A
  1. determinanten van vaccinatietwijfel
    - confidence (vertrouwen)
    - complacency (zorgeloosheid)
    - convenience (comfort)
  2. vaccinatietwijfel
    - geloof in complottheorieën
    - kwaliteit en veiligheid?
    - vertrouwen in politici en beleidsmakers