omgaan met stress Flashcards

1
Q

herstel: energiegevers

A
  1. mentale rust
    - het opladen van jouw batterij door terug meer zaken te doen die aansluiten bij wat voor jou belangrijk is
    - zaken die je tof vindt
    - het is niet erg dat je hier (fysiek) moe van wordt
  2. fysieke rust
    - het vinden van fysieke rust en kunnen ervaren dat jouw lichaam ontspant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

coping

A
  1. definitie
    - alles wat iemand doet om de invloed van feitelijke of subjectieve ervaren stressoren te verminderen
    - dynamisch, aangeleerd en doelbewust proces
  2. stressor veranderen/anders interpreteren > minder bedreigend
    - verandering emoties
    - verandering gedrag
    - verandering gedachten
    - verandering stressor/gebeurtenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vijf belangrijke functies voor coping

A
  1. effect van schadelijke externe omstandigheden verminderen
  2. tolereren van of zich aanpassen aan negatieve gebeurtenissen
  3. behouden van een positief zelfbeeld
  4. behouden van emotioneel evenwicht en verminderen van emotionele stress
  5. behouden van een bevredigende relatie met de omgeving en met anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

probleemgerichte en emotiegerichte coping

A
  1. probleemgerichte coping
    - focus: eisen van stressor verminderen
    - of mogelijkheden om met stressor om te gaan vergroten (actieplan, prioriteiten stellen, opzoeken informatie)
    - vb. info opzoeken borstpijn
  2. emotiegerichte coping
    - focus: omgaan met gedachten en emoties die de stressor oproept (positieve herbeoordeling, acceptatie, emoties uiten)
    - vb. vrienden opzoeken na slecht nieuws
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aanpakgerichte coping en vermijding

A
  1. actief / aanpakgerichte coping
    - focus: omgaan met bron van stress en problemen aanpakken (info opzoeken, actieve cognitieve of gedragsmatige pogingen doen om met stressor om te gaan)
    - vb. mindfulness oefeningen doen voor jobinterview
  2. passief / vermijdende coping
    - focus: vermijden of minimaliseren van de dreiging van de stressor (afleiding zoeken, vermijden van de situatie of emoties, middelengebruik)
    - vb. drinken om liefdesverdriet niet te voelen, uitstelgedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

coping bij kinderen

A
  1. controlecoping
    - primaire: werkt op stressor of emoties opgeroepen door probleem- of emotiegerichte coping
    - secundaire: pogingen tot aanpassing aan de stressor zoals afleiding, cognitieve hersenstructurering of acceptatie, en terugtrekkingscoping:
  2. terugtrekkingscoping
    - pogingen om terug te trekken van stressor of emoties die ontstaan, door gebruik van ontkenning, vermijding of wensdenken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

copingstijlen & - strategieën

A
  1. betekenis
    - vormen van coping die mensen zich eigen maken in moeilijke situaties
    - invloed bio-psycho-sociaal
    - aangeleerd (voorgaande successen en mislukkingen)
    - meerder tegelijk toepassen mogelijk (vb. chronische ziekte: acceptatie & informatie opzoeken over verhogen levenskwaliteit)
  2. adaptief of maladaptief
    - verschil korte en lange termijn
    - oog voor functie coping & subjectieve beoordeling ‘succes’
    - contextafhankelijk
    - geen ‘one size fits all’ = nood aan situatiespecifieke copingstrategieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is adaptieve coping?

A
  1. algemeen
    - probleemgerichte benadering of aandachtgerichte coping leidt tot aanpassing
    - gedachten richten op aspecten van situatie en plannen hoe omgaan met elk aspect = vb. van cognitief probleemgerichte copingstrategie
  2. toepassing
    - vb. zoeken van nuttige informatie = gedragsmatige probleemgerichte copingstrategie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

flexibiliteit van coping

A
  1. situatiespecifieke copingstrategieën
    - contextafhankelijk + meestal verschillende vormen van coping tegelijkertijd
    - toepassing: sommige strategieën werken beter in bepaalde situaties dan anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

toepassing coping ‘cognitieve herbeoordeling’

A
  1. emotieregulatie techniek
    - uit onderzoek bij vrouwen met hoog stressniveau = hoge cognitieve herbeoordelingsvaardigheid > minder depressieve symptomen
  2. positieve herbeoordeling > positieve coping respons
    - vb. vechtlust bij diagnose kanker >< hulpeloosheid (“vastbesloten om deze ziekte te overwinnen”)
    - minder vermijdende coping
    - meer actieve/probleemgerichte coping
    - betere aanpassing kanker diagnose
    - kritiek: extra verantwoordelijkheidsgevoel patiënten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Broaden & build-model

A
  1. algemeen
    - start: positieve herbeoordeling (gedachten)
    - positieve emoties (gevoel)
    - positieve coping respons (gedrag)
  2. hoe gaat het in zijn werk?
    - cognitieve herbeoordeling = ‘helpende’ gedachten, ‘helpend’ gevoel, … > gevolg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ABC-model

A
  1. algemeen
    - cognitieve gedragstherapie
    - tool voor persoonlijke groei en bevorderen van welzijn!
  2. betekenis
    - A = antecedent of Activating Event (objectieve gebeurtenis)
    - B = Beliefs (overtuigingen, interpretaties en gedachten)
    - C = Consequences (onze gedragingen en emoties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

subjectief ervaren controle

A
  1. algemeen
    - interne locus of control vs. extreme locus of control
    - persoonlijke controle of meesterschap > werkt beschermend
    - verhogen van interne controle?
  2. interne locus of control
    - schrijven successen toe aan eigen inspanningen en mislukkingen aan hun eigen luidheid
    - meer probleemgerichte coping toepassen
  3. externe locus of control
    - leven wordt beheerst door externe krachten of toevallige omstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

risico: te hoge interne locus of control

A
  1. algemeen
    - gevolg: onrealistisch optimisme (wco1) > mislukte probleemgerichte coping > depressie en hulpeloosheid
    - beter: realiteit accepteren (emotiegericht)
  2. toepassing
    - moeilijk evenwicht
    - opstellen realistische doelen > verhoogt gevoel van controle, hoop en welzijn
    - ervaringen van controle kunnen verander worden door interventies (zie filtertool voor gedragsveranderingstechnieken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verschillende types controle (1-3)

A
  1. gedrag
    - gedragingen die de negatieve invloed doen dalen (vb. ademhalingstechniek vooraleer naar tandarts)
  2. cognitief
    - gedachteprocessen of strategieën (vb. afleiden van pijn door prettige beleving op te roepen)
  3. beslissing
    - keuze uit ≠ opties (vb. plaatselijke verdoving in plaats van volledige verdoving)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verschillende types controle (4-5)

A
  1. informatie
    - informatie opzoeken over stressor ter voorbereiding (vb. info opzoeken over annulatieverzekering gezien chronische ziekte met opstoten)
  2. retrospectief
    - zoeken naar betekenis nadat gebeurtenis plaatsvond (vb. geboortedefect toeschrijven aan gebrekkig gen)
17
Q

stress en sociale steun

A
  1. algemeen
    - verschillende typen en functies steun
    - werkelijk of subjectief ervaren steun
  2. toepassing
    - eenzaamheid (subjectief) ≠ sociale isolatie (objectief)
    - eenzaamheid = afh van de beoordeling sociale steun
    - sociale isolatie > risicofactor slechter welbevinden (zie geluksdriehoek)
18
Q

invloed sociale steun op gezondheid

A
  1. algemeen
    - kwaliteit > kwantiteit
    - hulpbron zoals sociale steun (ervaring stress verschilt tussen mensen die veel steun krijgen vs. weinig steun)
    - buffer tegen stress
  2. bufferingseffect (indirect)
    - beschermt tegen negatieve en hevige stress
    - betere primaire en secundaire beoordeling (cognitief)
    - betere coping (proactieve coping)
19
Q

direct effect op gezondheid

A
  1. algemeen
    - verband met mortaliteit ten aanzien van hart- en vaatziekten, kanker, herseninfarct
    - 50% lager mortaliteitsrisico
    - ziekte verergert bij weinig steun
    - bevorderen zelfeffectiviteitsovertuiging
20
Q

het aanleren van strategieën voor stressmanagement

A
  1. doel
    - stressreacties significant verminderen en welzijn bevorderen
    - overtuigend bewijs: ingrijpen op verscheidende biologische processen (gevoelig voor stress)
    - subjectief ervaren stress verminderen
    - concentratie stresshormoon ‘cortisol’ verlagen
  2. stressmanagement op het niveau van organisaties
    - groeiende druk op werkgevers = aanrijken vaardigheden voor effectief stressmanagement
    - overheid: veiligheidsnormen (emotionele en lichamelijke welzijn beschermen)
    - werkstress > training in stressmanagement
21
Q

stresstheorie (kort overzicht)

A
  1. algemeen
    - stemming wordt bepaald door cognitieve reacties op gebeurtenissen
    - gevolg van ‘foutieve’ of ‘irrationele’ gedachten
    - cognitieve schema’s = invloed op onze bewuste cognities, bepalend voor emoties, gedrag > samenhangend geheel kennis
  2. gedachten die leiden tot negatieve emoties
    - catastrofaal denken: gebeurtenis als volledig negatief beschouwen (en/of mogelijk rampzalig)
    - overmatige generalisering: algemene conclusie op basis van één enkel incident
    - arbitraire inferentie: conclusie zonder voldoende bewijs
22
Q

ontspanningstechnieken: progressieve relaxatie

A
  1. ontspanningstechnieken
    - ademhalingsoefeningen
    - visualisatie
    - spierontspanningsoefeningen, …
  2. progressieve relaxatie (Jacobson)
    - spieren of spiergroepen beurtelings ontspannen en vervolgens ontspannen
  3. stappenplan:
    - ga in gemakkelijke houding zitten/liggen
    - breng aandacht naar spier/spiergroep
    - opspannen spier/spiergroep
    - ontspannen spier/spiergroep
    - ga zo hele lichaam af per spier/spiergroep
23
Q

cognitieve interventies

A
  1. veranderen van cognities
    - belang herhaling
    - twee veelvoorkomende strategieën: geruststellende gedachten + positieve zelfspraak (affirmaties)
  2. cognitieve herstructurering
    - vb. socratische dialoog (wco2)
24
Q

gedragsmatige interventies: mindfulness

A
  1. definitie
    - bewust leven met aandacht voor
    het huidige moment, zonder het
    moment te beoordelen, af te wijzen of
    eraan te hechten
    - surfen op emoties
    - toepassing: online apps zoals ‘calm’
  2. prof. Laureys (neuroloog):
    - meditatiemomenten > betere mentale en fysieke gezondheid, minder stress en angst
    - scherpere/creatievere geest, beter slapen, lagere bloeddruk, sterker immuunsysteem en gezonder ouder worden
25
Q

gedragsmatige interventies: ACT

A
  1. betekenis
    - ACT = Acceptance & Commitment Therapy
    - gebruik verschillende technieken: mindfulness en acceptatie + toewijding en gedragsveranderingsprocessen
    - doel: psychologische flexibiliteit verbeteren
  2. zes kersprocessen
    - acceptatie
    - cognitieve defusie
    - zelf als context
    - contact met huidige moment
    - waarden
    - toegewijde actie
26
Q

voorbeeldoefening ACT

A
  1. emotiesomweg ‘monsters op de weg’
    - waarden ontdekken (zinvol werk, diploma halen)
    - monsters: wat staat in de weg van mijn waarden? (faalangst, paniekaanval)
  2. doel
    - leren omgaan met interne en externe monsters
    - concreet actieplan opstellen en uitvoeren