gezond gedrag Flashcards

1
Q

gezondheidstaks

A
  1. betekenis
    - suikertaks = belasting gericht op ongezonde voedingsmiddelen, zoals suikerhoudende dranken, snacks en vetrijke producten
  2. doel
    - preventief: consumenten aanmoedigen om gezondere keuzes te maken
    - socio-economisch: opbrengsten inzetten voor subsidies op gezonde voeding en preventieve gezondheidszorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

effectiviteit van gezondheidstaksen

A
  1. internationale voorbeelden
    - Mexico: na invoering suikertaks in 2014 daalde de consumptie van suikerhoudende dranken met 7,6% (waarbij kwetsbare groepen een daling van 11,7% vertoonden)
    - Verenigd Koninkrijk: productietaks op suikerhoudende dranken in 2018 > aanpassing in recepten; 50% van producten bevatte minder suiker
  2. wetenschappelijk bewijs
    - Griffith et al. (2019) benadrukken dat belasting van minstens 20% nodig is om significante daling in consumptie te bereiken
    - Katan en Seidell (2020) stellen dat obesitas niet alleen een individueel probleem is, maar een maatschappelijk probleem dat structurele oplossingen, zoals taksen vereist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

implementatie: welke strategieën werken?

A
  1. graduele productietaks
    - belasting op productieniveau (zoals in het Verenigd Koninkrijk) > motivatie fabrikanten om producten gezonder te maken
    - gevolg: consumenten niet direct betrokken
  2. brede gezondheidstaks
    - de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) pleit voor algemene gezondheidstaks > basis: nutrient profile model, zoals nutri-Score
    - doel: beoordeelt voedingsmiddelen op gezondheidsscore + bepaalt belastingen of subsidies dienovereenkomstig
  3. combineren met subsidies
    - onderzoek in de VS: combinatie van gezondheidstaks en subsidies voor groenten, fruit en volle granen = grootste gezondheidswinst !! (jaarlijks duizenden sterfgevallen voorkomen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kritiek en uitdagingen

A
  1. regressieve effecten
    - taksen kunnen kwetsbare groepen harder treffen
    - compensatie door gerichte subsidies en extra ondersteuning voor deze groepen
  2. grensshoppen
    - in kleine landen (zoals België) kan grensoverschrijdende aankoop van producten > gevolg: de effectiviteit van een taks ondermijnen
    - implementatie op EU-niveau biedt mogelijke oplossingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geïntegreerd gezondheidsbeleid

A
  1. algemeen
    - maximale effectiviteit > gezondheidstaks deel uitmaken van breder preventief gezondheidsbeleid
    - concrete maatregelen:
    - educatie en bewustwording: informatieve campagnes over gezonde voeding;
    - regulering van kindermarketing: verbieden reclame voor ongezonde producten gericht op kinderen;
    - investeren in publieke voorzieningen: meer waterfonteinen en groene ruimtes voor beweging
  2. de WHO
    - coherentie in beleid = essentieel
    - verschillende beleidsmaatregelen moeten elkaar aanvullen + versterken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nutri-score

A
  1. betekenis
    - voedingslabel op verpakking
    - doel: ondersteunen van gezondere voedingskeuzes
  2. hoe werkt het?
    - kleur en letter: combinatie van kleuren (van donkergroen tot rood) en letters (van A tot E) om voedingswaarde weer te geven
    - algoritme: beoordeling op basis van positieve en negatieve eigenschappen zoals eiwitgehalte, vezels, suikers en verzadigd vet (door Franse Nutritional Epidemiology Research Team)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom de nutri-score gebruiken?

A
  1. algemeen
    - eenvoudige en globale beoordeling van voedingsmiddelen
    - rekening met zowel ongezonde (suikers, vetten) als gezonde elementen (fruit, groenten, vezels)
    - waardevol instrument voor het maken van gezonde voedingskeuzes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. hoe kan je de nutri-score gebruiken?
A
  1. algemeen
    - voedingsdriehoek: algemene richtlijnen over gezond eten
    - vergelijking: gebruik nutri-score om producten binnen dezelfde categorie te vergelijken
  2. nutri-score en voedingsdriehoek: complementair of verwarrend?
    - ze vullen elkaar aan > voedingsdriehoek geeft richtlijnen voor gezond voedingspatroon en nutri-score helpt bij het maken van specifieke productkeuzes binnen categorieën zoals snacks, dranken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

nutri-score: internationaal

A
  1. België: ingevoerd in 2018 met steun van federale overheid
  2. Europese Unie
    - momenteel is het gebruik van voedingslabels vrijwillig;
    - Frankrijk, België en Spanje hebben echter voor nutri-score gekozen
  3. Wereldgezondheidsorganisatie (WHO): positief over nutri-score en ziet het als belangrijke stap in het bevorderen van gezonde voedingskeuzes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vlaams Instituut Gezond Leven

A
  1. betekenis
    - expertisecentrum inzake preventie, bevordering van een gezonde leefstijl en gezonde omgeving
    - bijzondere aandacht voor mensen in maatschappelijk kwetsbare situaties en gezondheidsongelijkheid
  2. projecten
    - voedingsdriehoek
    - bewegingsdriehoek
    - geluksdriehoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de drie uitgangspunten als basis

A
  1. algemeen
    - op basis van wetenschappelijke literatuur en in overleg met experten
    - basis van gezond en milieuverantwoord voedingspatroon
  2. uitgangspunten
    - eet in verhouding meer plantaardige dan dierlijke voeding
    - eet en drink zo weinig mogelijk lege of sluipende calorieën
    - vermijd voedselverlies en matig je consumptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eet in verhouding meer plantaardige dan dierlijke voeding

A
  1. plantaardige voedingsmiddelen
    - hoge inname met gezondheidsvoordelen geassocieerd
    - preventie van: overgewicht, diabetes type 2, bepaalde kankers, hart- en vaatziekten
  2. dierlijke voedingsmiddelen
    - vis beschermt tegen hart- en vaatziekten (meer dan één of twee keer per week > zee vervuild + schadelijke stoffen (vb. kwik))
    - gevogelte, eieren en zuivel = neutrale beoordeling of geen eenduidig gezondheidseffect bewezen
    - hoge consumptie rood vlees geassocieerd met ongunstige gezondheidseffecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

milieu

A
  1. algemeen
    - hoeveelheid vlees en andere dierlijke voedingsmiddelen > legt zware druk op de planeet
  2. impact plantaardige voedingsmiddelen
    - lagere milieu-impact:
    - lagere uitstoot van broeikasgassen;
    - minder watergebruik
    - minder landgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eet en drink zo weinig mogelijk lege calorieën

A
  1. lege calorieën
    - leveren energie (calorieën), maar weinig of geen nuttige voedingstoffen;
    - producten vullen wel, maar zijn niet voedzaam
    - relatief hoge milieu-impact door vele bewerkingsstappen en ingrediënten die nodig zijn om tot eindproduct te komen
  2. voedselbewerking vaak noodzakelijk:
    - betere bewaarmogelijkheden (en dus veiliger voedsel en minder voedselverlies)
    - betere vertering
    - hogere beschikbaarheid voedingsstoffen
    - verhoogd gebruiksgemak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de opbouw van de voedingsdriehoek (1-3)

A
  1. blauwe zone
    - helemaal bovenaan staat ‘water’ (1,5 liter water/dag)
    - cruciaal voor vochtbalans van lichaam > voorkeur voor kraanwater (beter voor milieu)
  2. donkergroene zone
    - voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong
    - gunstig effect op gezondheid: groenten, fruit, volle granen en aardappelen
    - ook peulvruchten, noten, zaden en plataardige oliën
  3. lichtgroene zone
    - voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong
    - gunstig, neutraal of onvoldoende bewezen effect op gezondheid
    - vis, yoghurt, melk, kaas, gevogelte en eieren
    - voorkeur: weinig of niet-bewerkte variant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de opbouw van de voedingsdriehoek (4-6)

A
  1. oranje zone
    - voedingsmiddelen van dierlijke of plantaardige oorsprong
    - mogelijk een ongunstig effect: rood vlees, boter, kokos- en palmolie
    - bevatten enkele nuttige voedingsstoffen, bv. ijzer in rood vlees, vetoplosbare vitaminen in boter
  2. de rode bol
    - bevat lege calorieën
    - leveren veel energie, maar weinig of geen nuttige voedingsstoffen
    - heel wat suiker, vet en/of zout toegevoegd
  3. grijze zone
    - producten afgeleid van basisvoedingsmiddelen
    - bewerkingen ondergaan of toevoegingen zoals suiker, vetstof of zout
    - minder gezond dan basisvoedingsmiddelen, maar behouden voedingswaarde = niet schadelijk
17
Q

groenten en fruit

A
  1. algemeen
    - WHO, 2018: 400gr groenten en fruit/dag
    - voedingstoffen: vitaminen, foliumzuur, antioxidanten en vezels
    - bescherming tegen bepaalde vormen van kanker, hart- en vaatziekten en herseninfarcten
  2. wetenschappelijk onderzoek
    - dosis-responsrelatie
    - correctie voor veel risicofactoren (leeftijd, alcohol, lichaamsbeweging)
    - nationale variatie: andere leefstijlfactoren
    - consistent bewijs: nut van groenten en fruit;
    - indirect: via effecten op gewicht
18
Q

consumeren van groenten en fruit in België

A
  1. percentages
    - bevolking van 6 jaar en ouder dat aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit en groenten (minstens 5 porties eet) > 12,7%
    - Vlaanderen = 11,3%
    - Brussel = 15,8%
    - Wallonië = 14%
  2. cijfers
    - amper helft bevolking eet dagelijks fruit
    - 1/5 van bevolking eet dagelijks rauwe groenten;
    - 1/20 eet dagelijks groenten uit blik;
    - 1/3 eet dagelijks warme groenten
19
Q

voedselvoorkeuren

A
  1. algemeen
    - biologische basis (voorkeur zoet)
    - ook bepaald door sociale en culturele factoren
    - kindgerichte voedingspraktijken vs. oudergerichte voedingspraktijken
    - eetgedrag beïnvloed door: individuele en omgevingsfactoren
  2. socialisatie binnen het gezin:
    - bereidingswijze (zelfgemaakt vs. kant-en-klaar)
    - producten (vetrijk vs. mager)
    - smaak (gekruid vs. neutraal)
    - textuur (zacht vs. knapperig)
    - ingrediënten
20
Q

competent eetgedrag

A
  1. eetcompetenties
    - vaardigheden die je in staat stellen om evenwichtig met voeding om te gaan
    - samenhang vier dimensies > in balans? = evenwichtig eetgedrag
  2. de 4 G’s van competent eetgedrag
    - Geregeld eten: structuur aanbrengen in eetpatroon door geplande maaltijden en tussendoortjes
    - Genoeg eten: vertrouwen op je interne honger- en verzadigingssignalen
    - Genieten van eten: eten bewust beleven en er plezier aan ontlenen
    - Gevarieerd eten: brede waaier aan voedingsmiddelen en bereidingswijzen
21
Q

het belang van evenwicht

A
  1. algemeen
    - balans voorkomt extremen, zoals te strikte diëten of ongecontroleerd eetgedrag
    - gevolg: gezonde relatie met voeding
  2. balans tussen:
    - genieten en zelfcontrole: je mag genieten van voeding, maar zonder de controle over hoeveelheden te verliezen
    - variatie en structuur: eten moet niet alleen voedzaam zijn, maar ook aantrekkelijk en veelzijdig
    - luisteren naar je lichaam: herkennen en respecteren van signalen van honger en verzadiging is essentieel
22
Q

praktische tips: genieten

A
  1. neem de tijd: maak van elk eetmoment een bewuste ervaring
  2. creëer sfeer
    - gebruik mooi servies, steek een kaars aan
    - of maak er een gezellig samenzijn van
  3. sta jezelf iets toe: af en toe iets eten dat minder voedzaam is, helpt om een gezonde balans te bewaren
  4. maak voedzame maaltijden lekker: experimenteer met kruiden
23
Q

praktische tips: gevarieerd

A
  1. dagelijkse variatie
    - gebruik de voedingsdriehoek als leidraad
    - varieer binnen voedselgroepen
  2. creativiteit in de keuken: experimenteer met maaltijdboxen of exotische gerechten
  3. plan vooruit: stel een weekmenu op
  4. inspiratie zoeken: gebruik recepten van vrienden, kookboeken of platforms
24
Q

praktische tips: genoeg

A
  1. luister naar je lichaam: leer je interne signalen van honger en verzadiging herkennen en respecteren
  2. focus tijdens het eten: eet zonder afleiding zoals televisie of je smartphones
  3. vermijd emotioneel eten: zoek alternatieven voor beloning of troost
  4. eet met aandacht: neem de tijd om van je maaltijd te genieten en kauw rustig
25
Q

praktische tips: geregeld

A
  1. structuur aanbrengen: plan vaste eetmomenten in je dagschema
  2. weekmenu’s: vooraf plannen helpt om stress en impulsieve keuzes te verminderen
  3. voorbereiden: kook bij drukte extra porties
  4. flexibiliteit: pas je eetgewoonten aan je agenda aan, met snelle gerechten op drukke dagen
26
Q

wat zijn eetproblemen en eetstoornissen?

A
  1. eetproblemen
    - verstoringen in het eetgedrag die leiden tot spanningen en ongemakken tijdens eetmomenten
    - variëren van tijdelijk en mild tot chronisch en ernstig
  2. eetstoornissen
    - syndromen die niet alleen verstoord eetgedrag omvatten, maar ook problemen op andere levensdomeinen;
    - zoals lichaamsbeeld, psychosociale en lichamelijke gezondheid
27
Q

eetproblemen: signalen

A
  1. gevoelens rondom eten
    - onrust bij het eten van bepaalde voedingsmiddelen
    - schuldgevoelens over wat en hoeveel men eet
  2. gedragspatronen
    - strikte regels rondom voeding
    - te vaak of te weinig eten
    - weinig variatie in het dieet
  3. lichaamsbewustzijn en signalen
    - gebrek aan eetstructuur
    - het negeren van honger- en verzadigingssignalen
28
Q

eetstoornissen

A
  1. algemeen
    - kenmerken: verstoord eetgedrag en een obsessie met voedsel, gewicht en lichaamsvormen
    - volgens DSM-5: verschillende typen eetstoornissen
  2. typen eetstoornissen
    - anorexia nervosa
    - boulimia nervosa
    - eetbuistoornis
    - AFRID (Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder)
    - andere gespecificeerde eetstoornissen
29
Q

typen eetstoornissen (1-3)

A
  1. anorexia nervosa
    - kenmerken: intense angst om aan te komen en vertekend lichaamsbeeld
    - gevolg: extreme voedselbeperking en gewichtsverlies
  2. boulimia nervosa
    - kenmerken: terugkerende episodes van eetbuien gevolgd door compensatoir gedrag zoals braken of overmatig sporten
  3. eetbuistoornis
    - kenmerken: terugkerende eetbuien zonder compensatoir gedrag
    - gevolg: overgewicht
30
Q

oorzaken en risicofactoren van eetstoornissen

A
  1. oorzaken
    - multifactorieel en omvatten genetische, biologische, psychologische en socioculturele factoren
  2. psychologische factoren
    - perfectionisme, lage zelfwaardering en emotionele instabiliteit
    - traumatische ervaringen en chronische stress > gevolg: bijdrage aan ontwikkeling van eetstoornis
  3. socioculturele invloeden
    - culturele idealen die slankheid verheerlijken en druk om aan deze idealen te voldoen
    - media, mode-industrie en sociale media
31
Q

genetische predispositie en neurobiologische afwijkingen

A
  1. serotonine dysregulatie
    - neurotransmitter betrokken bij regulatie van stemming, eetlust en impulsiviteit
    - associatie met eetstoornissen zoals anorexia nervosa en boulimia nervosa
  2. dopamine dysfunctie
    - beloningssysteem van de hersenen
    - gevolg: obsessieve en compulsieve kenmerken van eetstoornissen
  3. leptine en ghreline
    - hormonen die honger en verzadiging reguleren
    - gevolg: abnormaal eetgedrag
  4. HPA-as dysfunctie
    - gevolg: verhoogde stressniveaus > risicofactor voor de ontwikkeling van eetstoornissen
32
Q

tijdelijke haperingen

A
  1. algemeen
    - verandering begrijpen vanuit ontwikkelingsfase of situatie waarin iemand zich bevindt
    - schommelingen zijn normaal en eigen aan normale ontwikkeling van eetgedrag
  2. tijdelijke haperingen
    - tijdelijk weinig eten: vb. bij stress, ziekte of minder snelle groeiperiode
    - tijdelijk selectief eten: vb. bij peuters door neofobie (angst voor nieuw voedsel) of bij adolescenten die experimenteren
    - tijdelijk veel eten: vb. tijdens groeispurt
33
Q

specifieke voedings- en eetproblemen: weinig (gevarieerd) eten

A
  1. voedselweigering:
    - ernstige beperking van het eetpatroon
    - gevolg: soms groeiproblemen
  2. voedselaversie
    - afkeer van bepaalde voedingsmiddelen
    - vaak gepaard met misselijkheid of angst
  3. selectief eten
    - weigering van een breed scala aan smaken en texturen
    - vaak gerelateerd aan neofobie of ontwikkelingsstoornissen zoals ASS
34
Q

specifieke voedings- en eetproblemen: te veel eten

A
  1. objectief overeten: het eten van grotere hoeveelheden dan leeftijdsgenoten
  2. objectieve eetbuiten: controleverlies tijdens het eten
  3. subjectief overeten: gevoel van te veel eten zonder objectieve overconsumptie
  4. subjectieve eetbuien: gevoel van controleverlies zonder daadwerkelijke overconsumptie
35
Q

voedingsgewoonten en uitdagingen (1-2)

A
  1. frequent eten
    - aanbevolen 3 hoofdmaaltijden + 2-3 tussendoortjes
    - te vaak eten > verminderde eetlust, onevenwichtig dieet
  2. snel of traag eten
    - te snel eten: spijsverteringsproblemen en overeten
    - te traag eten: voedselweigering of slikproblemen
36
Q

voedingsgewoonten en uitdagingen (3-4)

A
  1. veel snoepen
    - snoepen moet met mate gebeuren
    - overmatig snoepen > eetlust verminderen en gewichtstoename
  2. sensorisch voedselaversie
    - beperkt aantal voedingsmiddelen, spanning bij nieuw eten
    - vooral bij kinderen met autisme (ASS)