ongezond voedingspatroon Flashcards

1
Q

het belang van gezonde voeding

A
  1. algemeen
    - directe relatie
    - indirecte relatie
    - groenten en fruit > effecten: verband met slechte gezondheid en niet-infectieziekten
  2. advies World Health Organization (WHO):
    - min. 400 gr groenten en fruit
    - inname vet, suiker en zout beperken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vetopname en cholesterol

A
  1. algemeen
    - verband met hart- en vaatziekten;
    - mindere mate: kanker, vooral van dikke darm, testikels en borsten
    - cholesterol = lipide (vet) aanwezig in eigen lichaamscellen > productie steroïdhormonen: betrekking bij vorming van gal (spijsverteringsstelsel)
  2. verband met sterfgevallen borstkanker en vetconsumptie?
    - VS (hoge vetconsumptie) vs. Japan (geringere vetconsumptie);
    - verband is mogelijk, maar nog onvoldoende evidentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zoutinname

A
  1. algemeen
    - zout (= natriumchloride)
    - hoge zoutinname = meer dan 6 gram per dag bij volwassenen /(kinderen: meer dan 5)
    - veel zout eten (bewerkt voedsel) > gevolg: hypertensie (hoge bloeddruk);
    - blijvende nadelige effecten
  2. gemengde evidentie:
    - minder zout = lagere systolische en diastolische bloeddruk;
    - minder zout ≠ minder hart- en vaatziekten en sterfte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

suikerinname

A
  1. koolhydraten
    - enkelvoudige koolhydraten = (toegevoegde) suikers
    - meervoudige koolhydraten = granen, aardappelen
  2. verpakkingen
    - suiker = toegevoegde suiker
    - koolhydraten waarvan suikers: alle vormen van enkelvoudige suikers
  3. bewust(er) mee leren omgaan
    - gezondheidsrisico’s: overgewicht, diabetes type 2, hart- en vaatziekten
    - suikertaks: kosten maximaliseren ongezond gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

obesitasepidemie

A
  1. grote bezorgdheid
    - 1 op 4 volwassenen (West-Europese landen + VS) = obees
    - 60% heeft overgewicht
  2. gezondheidsenquête, 2018 (België)
    - gemiddeld BMI volwassen bevolking: 25,5
    - 49,3% van volwassen bevolking met overgewicht
    - 15,9% van volwassen bevolking obees
    - 19% jongeren met overgewicht
    - 5,8% jongeren met obesitas
    - meest voorkomende aandoening bij kinderen en jongeren in Europa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

definitie obesitas (en overgewicht)

A
  1. betekenis
    - onevenwicht tussen opname en verbruik van energie
    - complexe en multifactoriële aandoening
  2. complexiteit obesitas (en overgewicht)
    - complex samenspel van verschillende factoren:
    - erfelijke component
    - chemische/hormonale processen
    - omgevingsfactoren
    - psychologische factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

factoren die bijdragen aan obesitas en overgewicht (1-2)

A
  1. erfelijke component
    - groter aantal vetcellen
    - lagere stofwisselingssnelheid
    - leptine: te laag
    - overgewicht bij ouders
  2. chemische/hormonale processen
    - verminderde werking schildklier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

factoren die bijdragen aan obesitas en overgewicht (3-4)

A
  1. omgevingsfactoren (levenswijze en gedragspatronen)
    - gebrek aan lichamelijke activiteit
    - slaap
    - opvoeding/conditionering
    - woonomgeving
    - cultuur
    - stigma
  2. psychologische factoren
    - eetstijlen: extern vs. intern, lijngericht, emotioneel
    - sociale vergelijking: media
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stigma’s rond gewicht

A
  1. algemeen
    - verband met overtuigingen over persoonlijke verantwoordelijkheid
    - vb. eetstoornissen = bewuste levensstijlkeuze of gebrek aan veerkracht tegen maatschappelijke druk
    - vb. overgewicht = gebrek aan motivatie of wilskracht om gezond te leven
  2. genuanceerde benadering voor hulpverleners
    - aanraden om simpelweg minder te eten en meer te bewegen (of omgekeerd) > stigmatiserende boodschap
    - vb. wachtkamers vol modebladen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

complexiteit van gewicht en gezondheid

A
  1. algemeen
    - gewicht wordt bepaald door een complexe interactie van genetische, biologische, psychologische en sociale factoren (deel slechts beïnvloedbaar)
    - gewicht en gezondheid > vaak ten onrechte als synoniem beschouwd
  2. alternatief
    - focussen op leefstijl als proximale determinant van gezondheid
    - gezonde leefstijl en bijhorende gezondheidsvoordelen > op elk gewicht worden bereikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

praktische strategieën voor een niet-stigmatiserende benadering (1-3)

A
  1. zelfreflectie: onderzoek eigen opvattingen over gewicht en hoe deze de behandelwijze beïnvloeden
  2. stigmabewustzijn: help patiënten omgaan met stigmatiserende situaties en peil naar hun ervaringen
  3. toestemming vragen: vraag expliciet toestemming om gewicht te bespreken > gesprek gebaseerd op wederzijds respect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

praktische strategieën voor een niet-stigmatiserende benadering (4-7)

A
  1. sterktes benadrukken en erkenning bieden: richt je op de inspanningen en krachten van de patiënt
  2. sensitieve taal: gebruik taal die respectvol is, zoals “persoon met overgewicht’ in plaats van “obees persoon”
  3. focus op gedragsverandering: leg nadruk op gezonde leefstijl en gedragsaanpassingen, niet op het getal op de weegschaal
  4. brede gezondheidsbenadering: bespreek aspecten zoals slaap, mentale gezondheid en zelfbeeld , naast voeding en beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Body Mass Index

A
  1. betekenis
    - BMI = queteletindex = kg/m2
    - jongeren: leeftijdsspecifieke grenswaarden voor jongens en meisjes
    - BMI als maatstaf? = groepsniveau vs. individueel niveau
    - screening > omtrek + levensstijl
  2. houdt geen rekening met:
    - leeftijd
    - geslacht
    - lichaamsbouw
    - gespierdheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

negatieve gevolgen van obesitas (en overgewicht)

A
  1. risicofactor lichamelijke aandoeningen
    - hypertensie, hart- en vaataandoeningen, diabetes type 2
    - licht overgewicht: gezondheidsvoordelen? (discussie > alleen op BMI gebaseerd)
  2. psychologische klachten
    - gering gevoel van eigenwaarde en sociaal isolement (stigma!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

complexiteit obesitas (en overgewicht)

A
  1. effectieve interventies
    - complexiteit aan factoren om zowel omgeving + gedrag gezonder te maken
    - aanpassing van levensstijl i.p.v. enkel gewichtsreductie
  2. aanpak
    - recent onderzoek: metabole gezondheid verbetert door aanpassing van levensstijl, zelfs zonder gewichtsreductie
    - focusverschuiving: gewichtsverlies niet langer voorop > prioritair is gezondheidsverbetering en de implementatie van een gezonde levensstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gezonde levensstijl: ALLES

A
  1. Afwisselend eten: eetcompetenties + voedingsdriehoek
  2. Leuk bewegen: bewegingsdriehoek
  3. Lief zijn voor jezelf en je lichaam: lichaamstevredenheid + zelfwaarde
  4. Emoties hanteren: adaptieve emotieregulatie
  5. Slaap: slaapadvies
17
Q

obesogene omgeving

A
  1. betekenis
    - maatschappij waarin we moeilijk om ongezonde verleidingen heen kunnen
    - omgeving die ongezond eten en minder bewegen uitlokt
  2. fysieke omgeving
    - beschikbaarheid en buurt
    - portiegrootte
    - prijs
    - priming
  3. sociale omgeving
    - sociale facilitatie-effect
    - modeling
    - impression management
    - nudging
18
Q

fysieke omgeving (1-2)

A
  1. beschikbaarheid en buurt
    - ongezond voedsel direct en in overvloed beschikbaar in onze leefomgeving ≠ gezond voedsel moeilijker te verkrijgen
    - supermarkten presteren vaak snacks en frisdranken prominent bij kassa’s
  2. portiegrootte
    - standaardporties (afgelopen decennia) aanzienlijk toegenomen = stimulatie meer eten dan nodig
    - restaurants en verpakte voedingsmiddelen > vaak porties die veel groter zijn dan aanbevolen hoeveelheid
19
Q

fysieke omgeving (3-4)

A
  1. prijs
    - ongezonde voeding, zoals fastfood en snacks, is vaak goedkoper
    - prijsverschil maakt ongezonde keuzes toegankelijker (vooral mensen met beperkt budget)
  2. priming
    - visuele of olfactorische cues, zoals het zien van voedsel of het ruiken van vb. verse broodjes > onbewuste trek + impulsaankopen stimuleren
20
Q

sociale omgeving (1-2)

A
  1. sociale facilitatie-effect
    - wanneer we in gezelschap eten > consumeren we vaak meer (vooral als anderen grotere porties nemen)
    - vb. feestjes of familiediners versterken dit effect
  2. modeling
    - we spiegelen ons eetgedrag vaak aan dat van anderen, vooral mensen die we respecteren of aantrekkelijk vinden
    - zowel gezond als ongezond eetgedrag versterken
21
Q

sociale omgeving (3-4)

A
  1. impression management
    - mensen passen eetgedrag aan om goede indruk te maken
    - vb. iemand die minder eet in gezelschap > later compenseren door meer te eten
  2. nudging
    - subtiele veranderingen in sociale of fysieke omgeving > gezonde keuzes stimuleren
    - vb. het plaatsen van water op tafel in plaats van frisdrank of serveren van groenten als eerste gerecht bij maaltijd
22
Q

tips en tricks voor gezondere eetgewoonten

A
  1. maak gezonde keuzes gemakkelijker
    - organiseer je thuis zodanig dat gezonde opties snel en gemakkelijk bereikbaar zijn
    - vb. fruit op aanrecht in plaats van koekjes
  2. plan en bereid voor: stel een weekmenu op en bereid maaltijden voor
  3. wees bewust van sociale invloeden: bespreek eetgedrag met familie en vrienden en moedig elkaar aan
  4. focus op kleine gedragsveranderingen: begin met één gezonde gewoonte, zoals water drinken in plaats van frisdrank
  5. verander je perspectief op voeding: zie voeding niet als een strijd of beperking, maar als een manier om goed voor jezelf te zorgen