w3 vozo Flashcards
het Riddoch fenomeen
mensen zijn in staat bewegende stimulus waar te nemen, maar geen stilstaande
stereoblind
10% vd mensen zijn niet in staat om binoculaire info te verwerken (diepte)
ze nemen wel diepte waar door diepte cues
binoculaire cues
stereopsis
- twee beelden beetje andere hoek = dispariteit
- niet te verschillend beeld!
convergentie
- hoek tussen object en ogen wordt groter als het object dichterbij staat
monoculaire cues (7)
bewegingsparalax
relatieve grootte
kleur en helderheid
perspectief
afstandsmist
accomodatie lens
occlusie
bewegingsparalax
beweging van objecten tov achtergrond
denk aan als je in de auto zit en je ziet verre bomen langzamer bewegen dan lantaarnpalen dichtbij
occlusie
als voorwerpen achter elkaar staan, kan je afstand inschatten
waarom moet tijdens een perimetrie meting het balletje zo langzaam mogelijk bewegen
omdat de pt anders de beweging waarneemt ipv het balletje
scotoom
gezichtsveld uitval
hoe wordt de visus gemeten
landold-c
emmetroop = normaal zicht
myoop = bijziend (-)
hypermetroop = verziend (+)
astigmatisme = cilinder
waarom kan je goed zien door een inimini klein gaatje in het midden
licht komt recht in de retina
geen breking dus
nabijheidspunt
D = 1 / f
D is doptrie (sterkte van lichtbreking)
f is brandpuntsafstand
hoe krommer de lens, hoe groter D en hoe kleiner f
traanfilm
sterkst optisch brekend
–> door brekingsindex lucht-water!
dunne vocht laagje over de cornea
oog droogt niet uit
perifeer gezichtsveldonderzoek
confrontatiemethode volgens Donders
normaalwaarden Donders
bovengrens 65
ondergrens 60
lateraal 95
mediaal 50
oogdruk
normaal vast-elastisch
bij acuut glaucoom hard
bij perforatie zacht