het epileptische neuron Flashcards

1
Q

Epileptische aanval

A

Klinische manifestatie van een plotselingen, kortdurende functiestoornis vd hersenen ten gevolge van een excessieve of synchroon optredende activiteit van cerebrale neuronen

Je hebt vnl positieve verschijnselen en dus functievermeerdering. Neuronen die niet zouden, moeten vuren gaan nu wel vuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

TIA
-verschil epilepsie

A

Kortdurende, voorbijgaande aanvallen van neurologische uitvalsverschijnselen die worden veroorzaakt door een tijdelijke focale stoornis in de bloedvoorziening.
bv: hemiparese, afasie, dysartie

Verschil epilepsie: TIA vnl negatieve verschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

EEG bij epilepsie

A

Door elektroden op het hoofd kan globale activiteit van hersenen gemeden worden.
Het kan vnl de synchrone synaptische potentialen meten (actiepotentialen zijn te snel). Het EEG meet het verschil tussen de elektrodes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschil tussen focale en gegeneraliseerde epileptische aanval

A

Focaal: grote groep cellen gaat synchroom salvo’s actiepotentialen vuren, terwijl andere afleidingen op een EEG een vrij normaal beeld laten zien. Er is een hypersynchrone neuronale activiteit in een deel vd hersenschors. Hierdoor beperkte symptomen. Je kan bij bewustzijn blijven.

gegeneraliseerd: op elle afleidingen van EEG hypersynchrone neuronale activiteit te zien. Dus hele hersenen doen meer–> meer symptomen en bewustzijnsverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Prikkelbaarheid van neuronen

A

Dus hoeveel stroom/potentiaal je nodig hebt om actiepotentiaal te gaan vuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Prikkelbaarheid bij epilepsie
- hoe ontstaat dit

A

bij epilepsie is prikkelbaarheid in sommige zenuwcellen extreem hoog, insulten ontstaan doordat cellen te makkelijk actiepotentialen gaan genereren.

Kan door 2 redenen ontstaan
-abnormale prikkelbaarheid van epileptische neuronen
-fout in neuronale netwerk, waardoor er teveel excitatie of te weinig inhibitie is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat bepaald de prikkelbaarheid van een neuron (3)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werkt de membraanpotentiaal

A

Wordt bepaald door ionconcentraties.

Als je een bak met water hebt met een semi-permeabel membraan voor kalium en als er aan 1 kant meer kalium zit (links), dan zal kalium naar rechts stromen (diffusie, chemische kracht). Hierdoor veranderd de elektrische lading, links wordt negatiever. Hierdoor zal er een elektrische kracht ontstaan van rechts naar links ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nernst-vergelijking en nernstpotentiaal

A

De nernstpotentiaal/evenwichtspotentiaal/omkeerpotentiaal is de potentiaal waarbij de netto stroom 0 is.

Hierbij is dus de elektrische kracht en de chemische kracht even groot.

De potentiaalverschillen kan met uitrekenen met de nernstvergelijking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Werking ionkanalen
-Na
-K

A

De ionconcentratie bepaald de membraanpotentiaal.
Kalium en natrium zijn hierbij de belangrijkste ionen.

Kalium stroomt altijd de cel in (concentratie in de cel is hoog)
Hierdoor is de evenwichtspotentiaal voor K negatief.

Natrium de cel uit (concentratie in de cel is laag). Hierdoor is de evenwichtspotentiaal voor Na positief.

De membraanpotentiaal wordt bepaald door een verhouding van deze 2. Doordat er veel meer K in de cel zit, is de rustmembraanpotentiaal van cellen negatief.

De Na/L ATPase is belangrijke ionpomp die de concentratieverschillen in stand houdt. Gebruikt ATP–> 1 vd belangrijkste energieverbruikers van ons lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontstaat een actiepotentiaal

A

Ontstaat door een toename van de geleidbaarheid vd membraan voor natrium.

Stappen:
1. spanningsafhankelijke Na-kanalen open–> na gaat cel in–> membraanpotentiaal wordt positiever–> cel depolariseert.

  1. Na-kanalen inactiveren en spanningsafhankelijke kaliumkanalen gaan over–> membraanpotentiaal wordt negatiever en cel repolariseert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Goldman vergelijking

A

Hoe meer ionen er voor een bepaald ion open staan, hoe dichterbij het evenwichtspotentiaal van dat ion bij de membraanpotentiaal staat.
Gaat om ge verhouding tussen Na en K

De evenwichtspotentiaal van chloride ligt heel dichtbij de rustmembraanpotentiaal van een cel, speelt daardoor een minder belangrijke rol, houdt de cellen wel rustig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Belangrijke eigenschappen spanningsafhankelijke ionkanalen (3)

-verschil K en Na kanalen

A

conductantie= mate van geleidbaarheid, hoe groter, hoe groter de stroom door het kanaal. (omgekeerde van weerstand). Dit hangt af van de drijvende kracht (hoe groot is chemische verschil)

Na-kanalen eigenschappen:
gaan bij depolarisatie snel open en inactiveren daarna ook weer snel

K-kanalen: gaan bij depolarisatie langzamer open en blijven open tijdens repolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Structuur kalium kanaal

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Activatie en deactivatie van kaliumkanaal

A

prikkel om open te gaan= depolarisatie.

In de s4 loop van het kanaal zitten positief geladen aminozuren, als er een positieve stroom is dan stroot dit elkaar af, waardoor het kanaal open wordt getrokken= activatie.

Als er een negatieve stroom is, dan worden de positieve aminozuren aangetrokken en sluit het kanaal weer= deactievatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inactivatie van natriumkanalen

A

Voor een actiepotentiaal mogen Na kanalen niet te lang open staan, omdat anders K de repolarisatie niet kan bewerkstelligen.

Na kanalen worden daarom al snel geinactiveerd. Aan het kanaal zit een intracellulaire loop met een balletje. Op het moment dat het kanaal open staan kan het balletje in het kanaal gaat zitten, waardoor deze niet meer toegankelijk is.

Zolang het balletje erin zit= refractaire periode

17
Q

Refractaire periode

A

Hierin is het neuron verminderd/niet prikkelbaar voor nieuwe impulsen.

absolute refractaire periode= onmogelijk om actiepotentiaal op te wekken

relatieve refractaire periode= meer stroom nodig om een actiepotentiaal op te wekken.

oorzaken:
-Na kanalen zijn geinactiveerd
-K kanalen staan nog open

18
Q

Voltage clamp methode

A

Je zorgt dat de cel een bepaald membraanpotentiaal aanneemt en je meet vervolgens hoeveel stroom er nodig is om de cel op dit potentiaal te houden.

hoeveel stroom je moet toevoegen= wat er lekt uit het membraan

je meet altijd de membraanpotentiaal tov van de aarde

Hiermee kan je geneesmiddelen toevoegen die selectief kanalen blokkeren en hierdoor kan je precies eigenschappen van een bepaald kanaal meten.

19
Q

Stroom die je meet met voltage clamp

A

Positieve stroom= uitwaartse stroom = positieve ionen cel uit (kalium)

Negatieve stroom= inwaartse stroom= positieve ionen cel in (natrium)

20
Q

Spanningsafhankelijke geleidbaarheid van Na en K kanalen

A
21
Q

Actievatiecurve van Na en K kanalen
-wat kan er bij epilepsie zijn(2)

A

Epilepsie oorzaken probleem met kanaal:
-Na curve naar links verschoven–> prikkelbaarheid cel verhoogd

-K curve naar rechts verschuiven, meer moeite om k kanalen te openen–> minder snel repolarisatie