Vragen Cardiovasculaire middelen (Calcium-antagonisten + hartglycosiden + nitraten) Flashcards

1
Q

Wat zijn voorbeelden van dihydropyridineverbindingen?

A

amlodipine, nifedipine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn voorbeelden van overige calciumantagonisten?

A

verapamil en diltiazem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het werkingsmechanisme van calciumantagonisten?

A

blokkeren de instroom van extracellulair calcium, waardoor de prikkelgeleiding en contractie van hartspiervezels en gladde spieren in de vaatwand afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vrije calciumionen zijn tevens nodig voor de geleiding van impulsen in …

A

de SA- en AV-knoop van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De werking van calciumantagonisten resulteert in de volgende effecten:

A
  • Vertraging in de prikkelgeleiding in SA- en AV-knoop
  • Vasodilatatie (coronair en systemisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Binnen de groepen calciumantagonisten zijn verschillen in …, omdat calciumkanalen van … verschillen in de ….

A

orgaanspecificiteit, structuur, vaatwand en in het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarop werken dihydropyridinen vooral?

A

vaatverwijding, maar nauwelijks invloed op de SA- en AV-geleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarop werken de overige calciumantagonisten vooral?

A

invloed op de SA- en AV geleiding en hebben vaatverwijdende werking. Verapamil en diltiazem kunnen in geval van atriumfibrilleren de hartfrequentie doen dalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk medicament heeft de voorkeur bij atriumfibrilleren?

A

Diltiazem, omdat diltiazem minder negatief inotroop is dan verapamil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de indicaties voor dihydropyridinen?

A

Hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de indicaties voor de overige calciumantagonisten?

A

hypertensie en/of atriumfibrilleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de bijwerkingen van dihydropyridinen?

A
  1. ongewenste vaatverwijdende effecten geven –> hoofdpijn, ‘flushes’, oedeem, duizeligheid en reflextachycardie.
  2. hypotensie
  3. een verhoogde valneiging
  4. perifeer oedeem
  5. obstipatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de bijwerkingen van overige calciumantagonisten?

A

Zelfde dihydropyridines, echter eerder bradycardie (door hun negatief-inotroop en chronotroop effect)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke interacties hebben dihydropyridinen?

A

Middelen die het enzym CYP3A4 beïnvloeden kunnen het effect van sommige dihydropyridinen beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke interacties hebben overige calciumantagonisten?

A

Verapamil en diltiazem kunnen interacteren met β-blokkers –> risico op bradycardie en AV geleidingsstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke medicament valt onder hartglycosiden?

A

Digoxine

17
Q

Wat is de werkings van digoxine op het hart?

A

Vergroot de contractiekracht van het hart, verlaagt de hartfrequentie en vertraagt de AV-geleiding

18
Q

Wat is de indicatie van digoxine?

A
  1. hartfalen
  2. atriumfibrilleren met een snelle ventrikelvolgfrequentie
19
Q

Wat is de halfwaardetijd en klaring van digoxine?

A

De halfwaardetijd is 40-70 uur. Digoxine wordt renaal geklaard

20
Q

Hoe wordt iemand ingesteld op digoxine?

A

Digoxine bindt zich aan de hartcellen, waarbij verzadiging kan optreden. De therapie bestaat daarom uit een initiële oplaaddosis (digitalisatie), gevolgd door onderhoudsdoseringen: 0.5 mg, 0.25 mg, 0.25 mg.

21
Q

Wat is het nadeel van digoxine?

A

De smalle therapeutische breedte
met ernstige intoxicatieverschijnselen (ritmestoornissen). Hypokaliëmie en nierfunctieverlies geven een verhoogd risico op het ontstaan van ritmestoornissen.

22
Q

Welke interacties zijn er met digoxine?

A
  1. Ritmestoornissen
    * Middelen die kalium verlagen (lis- en thiazidediuretica)
    * Middelen die nierfunctie verminderen (NSAID’s)
  2. Bradycardie
    * Verapamil en andere middelen met negatief chronotrope werking
23
Q

Wat is het werkingmechanisme van nitraten?

A
  1. N1traat wordt binnen de gladde spiercellen van de vaatwand omgezet in stikstofmonoxide (NO) –> vaatverwijdend en remming plaatjesadhesie en -aggregatie.
  2. Verder speelt het een rol in de endotheelfunctie en contractiliteit van het myocard.
24
Q

Wat is een voorbeeld van nitraten?

A

Nitroglycerine, ISMN, ISDN

25
Q

Welke direct effect hebben nitraten?

A

Direct vaatverwijdend effect op de veneuze bloedvaten en de coronaire vaten. Bij een hoge, meestal intraveneuze dosering, werken nitraten ook vaatverwijdend op de arteriolen.

26
Q

Wat zijn de eigenschappen van isosorbide-mononitraat?

A

Isosorbide-mononitraat (ISMN) is een actieve metaboliet van isosorbide-dinitraat. Het heeft geen first-pass effect, hierdoor treden minder fluctuaties op in de plasmaspiegels in vergelijking met isosorbide-dinitraat.

27
Q

Wat is de halfwaardetijd van ISMN?

A

4-5 uur

28
Q

Wat zijn de eigenschappen van isosorbidedinitraat?

A

Isosorbidedinitraat (ISDN) heeft een groot first-pass effect, de biologische beschikbaarheid varieert van 20-30%.

29
Q

Wat is de halfwaardetijd van ISDN?

A

30-60 minuten.

30
Q

Welke toedieningswegen heeft ISDN?

A

Oromucosaal: goed en snel geresorbeerd –> couperen van een aanval van angina pectoris.
Oraal: onderhoudsbehandeling
IV: alleen bij ernstig acuut hartfalen.

31
Q

Hoe wordt ISMN toegediend?

A

Alleen oraal

32
Q

Wat is een probleem bij het gebruik van nitraten als onderhoudsbehandeling?

A

het optreden van tolerantie voor het effect. Een vermindering van het effect kan bij gelijkblijvende bloedspiegel al na 6 tot 8 uur optreden.

33
Q

Hoe kan tolerantie voor nitraten worden voorkomen?

A

Het optreden van tolerantie kan in de meeste gevallen worden voorkomen door per dag een 8 tot 12 uur durend nitraat-vrij of nitraat-arm interval in te lassen.

34
Q

Wat zijn de indicaties voor nitraten?

A

Angina pectoris en bij longoedeem / astma cardiale

35
Q

Welke bijwerkingen kunnen optreden bij nitraten? Wanneer vooral?

A

Nitraatcollaps –> vooral bij gebruik van het snelwerkende preparaat (voor acute pijn op
de borst)

36
Q

Wanneer is het risico op bijwerkingen bij nitraten groter?

A

bij patiënten die ondervuld zijn

37
Q

Welke instructies worden gegeven bij het innemen ivm bijwerkingen bij nitraten?

A

Medicament niet staand innemen