Tentamen moeilijk algemeen Flashcards

1
Q

wat is recessus piriformis?

A

small recess on either side of the laryngeal inlet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke papillen voor smaak?

A

fungiformis
circumvallata
foliata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke papillen voor transport?

A

filiformis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer moet je bij een spugende baby aan pylorushypertrofie denken?

A

Als het een meisje is van 2 maanden dat met kracht niet-gallig spuugt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de kans op welke soort kanker neemt toe door barrett’s oesophagus?

A

adenocarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke fase van de spijsvertering en hoe beïnvloeden peptides en aminozuren de maagzuursecretie?

A

in de gastrale fase, door stimulatie van de gastrine afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Via welke twee mechanismen remt vagotomie de maagzuursectie?

A
  • Vagotomie vermindert de stimulatie van enterochromaffiene cellen in de maagwand.
  • Vagotomie vermindert de stimulatie van pariëtale cellen in de maagwand.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke regulator stimuleert of welke regulatoren stimuleren de secretie van bicarbonaat gedurende de gastrale fase?

A

alleen acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Door welke cellen wordt CCK gesynthetiseerd en waar zijn deze cellen gelokaliseerd?

A

I-cellen in mucosa duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke factoren stimuleren I-cellen tot de afgifte van CCK gedurende de intestinale fase van de pancreas secretie?

A

Vetzuren/peptides/aminozuren in het duodenum en tonische secretie van CCK-RF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt de afgifte van CCK verlaagd na afloop van de intestinale fase?

A

Geen vetzuren/peptides meer in het duodenum. Afbraak CCK-RF door trypsine als gevolg van de afwezigheid van voedingseiwit in het duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de twee meest voorkomende oorzaken van acute pancreatitis in Nederland?

A

galstenen en alcohol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

milt intra of retro?

A

intra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

caput pancreas intra of retro

A

retro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

corpus pancreas intra of retro

A

intra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

cauda pancreas intra of retro

A

intra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe worden langketige vetzuren door de enterocyt vanuit het darmlumen naar het bloed getransporteerd?

A

luminaal door passief transport en basolateraal als chylomicronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat verklaart de verhoogde uitscheiding van cysteïne in de urine en wat heeft dit tot gevolg voor de patiënt?

A

Door het ontbreken van de transporter die cysteïne kan transporteren, is de opname van cysteine uit de pro-urine niet mogelijk (1p). Dit kan leiden tot
nierstenen (1p).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verklaar waarom ondanks de afwezigheid van deze transporter er toch geen deficientie van deze amino zuren onstaat.

A

Naast aminozuren kan de enterocyt ook di- en tripeptides opnemen (1p) via een specifieke transporter PepT1 (1p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke darmaandoening komt het meest frequent voor bij primair scleroserende cholangitis?

A

colitis ulcerosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij een meisje van 2 jaar oud met chronische diarree, spugen en afvallen denkt je aan coeliakie.
Wat adviseer je de ouders en welk bloedonderzoek zet je in?

A

Meteen stoppen met koemelk en anti-tissue transglutaminase bepaling in serum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

haptoglobine

A

Haptoglobine is een eiwit dat een rol speelt bij de afbraak van de rode bloedcellen. Het transporteert de eiwitten uit kapotte rode bloedcellen naar de lever om daar verder afgebroken te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

verlaagd haptoglobine

A

Een verlaagd haptoglobine duidt op intravasale hemolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

welke pijn wijst op een abdominale septische shock?

A

percussiepijn
loslaatpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke pathofysiologische veranderingen liggen ten grondslag aan het ontstaan van ascites bij patiënten met levercirrose?
Portale hypertensie met dilatatie van mesenteriaal vaatbed en (perifere) arteriele vasodilatatie (1pt). Ter compensatie om het vaatbed te vullen een activatie van renine-angiotensine-aldosteron systeem (RAAS) (1pt) met vasthouden van water en zout (1pt). Overloop van vocht in de buik (ascites)
26
cAMP/cGMP ... de secretie van Cl- in ileum cAMP/cGMP ... de absorptie van Cl- in ileum
stimuleert inhibeert
27
welk molecuul is bij CLD (congenitale chloridorrie) defect?
DRA
28
In welk deel van het duodenum zit de papil van Vater?
pars descendens
29
Beschrijf in maximaal 30 woorden wat er gebeurt met het metabolisme bij ondergewicht ontstaan door anorexia nervosa
vertraagd metabolisme, lichaam gaat in spaarstand
30
de somberheid is het gevolg van het ondergewicht
31
In welke fase van de spijsvertering en hoe beïnvloeden vetzuren de maagzuursecretie?
in de intestinale fase, door stimulatie van de cholecystokinine (CCK) afgifte
32
Je bent MDL arts. Bij een patiënt blijkt de nuchtere zuursecretie door de maag sterk te zijn verhoogd en nauwelijks verder stimuleren met pentagastrine. Een behandeling met een histamine H2 receptor antagonist ranitidine gaf een kleine verbetering, de maagpomp remmer omeprazol daarentegen was wel effectief. 1. Welke diagnose past bij deze klinische gegevens en hoe leidt dit tot een verhoogde nuchtere zuursecretie? (2p) 2. Verklaar waarom bij deze patiënt omeprazol wel en ranitidine veel minder effectief is. (2p)
1. Zolliger-Ellison syndroom (1p), permanent hoog serum gastrine door een gastrine producerende tumor geeft een permanente stimulering van de pariëtale cel (1p). 2. Naast de centrale activatie via EC-cellen en histamine afgifte, kan gastrine de pariëtale cel ook direct (door aanvoer via het bloed) activeren (1p). Ranitidine remt dit laatste mechanisme niet. Omeprazol inactiveert de proton pomp en remt beide routes (1p).
33
Welke twee van de onderstaande beweringen over het maaglipase zijn juist?
het maaglipase heeft een functie in de activatie van de pancreas secretie het maaglipase is pepsine resistent
34
Geef drie verschillen tussen MTC’s en LTC’s met betrekking tot het transport door het darmlumen en de opname door de enterocyt.
Het transport van MCT’s kan onafhankelijk van galzouten (1p) en micel vorming (1p) plaatsvinden. Daarnaast is actief pancreas lipase is niet nodig voor opname in de enterocyt
35
intestinale metaplasie
de transformatie van plaveiselcelepitheel naar intestinaal type epitheel met aanwezigheid van slijmbekercellen
36
Waardoor wordt deze jeuk veroorzaakt?
door de ophoping van jeukstoffen in de gal
37
waar wordt secretine gemaakt?
S-cellen boven in duodenum
38
waar wordt gastrine gemaakt/
antrum maag
39
types van crigler najjar syndroom
Type I is the most severe form with an almost complete absence of UDP-glucuronosyltransferase enzyme activity, whereas type II is less severe with a reduced level of enzyme activity.
40
waar wordt vitB12 opgenomen?
terminale ileum
41
vitB12 opname
in maag gebonden aan RProteine (resistent tegen zuur en pepsine) => dunne darm. pancreas proteases breken RP af. vitB12 bindt IF. endocytose
42
voor welke twee reacties is vitB12 een cofactor?
methyltetrahydrofolaat => tetrahydrofolaat waarbij de methylgroep (dit is een demethylering) op homocysteine wordt gezet zodat er methionine ontstaat... vitB12 helpt met demethyleren tot THF, wat nodig is voor purines en celcyclus vetzuren/aminozuren => succinyl-CoA
43
wat gebeurt er bij een vitB12 deficiëntie?
THF blijft gemethyleerd, waardoor homocysteine zich ophoopt. er worden geen purines meer gemaakt en minder DNA gesynthetiseerd.
44
waarvoor is een opgehoopt homocysteïne een risicofactor
cardiovasculaire ziekten
45
waar merk je verminderde DNA-synthese als eerst op?
- darmepitheel - ery aanmaak (gaat te grote ery maken) - slijmvliezen
46
megaloblastaire erytropoëse
aanmaak van te grote bloedcellen
47
macrocytaire anemie
te weinig en te groot
48
hoe kan macrocytaire anemie komen?
vitB12 deficient vitB11 (foliumzuur) deficient
49
twee belangrijke symptomen vitB12 deficientie
macrocytaire anemie irreversibel neuronale defecten door aantasting van de myelineschedes van de axonen in het PZS
50
waarom ouderen vitB12 deficient
tekort aan IF
51
pernicieuze anemie
komt veel voor bij ouderen: autoimmuunreactie => atrofie maagslijmvlies + verlies parietale cellen => tekort aan IF waardoor B12 niet meer kan worden opgenomen. MACROCYTAIRE ANEMIE
52
leuko's en trombo's bij vitB12 deficientie
verlaagd
53
hoe zit het met vitB12 bij ziekte van corhn?
terminale ileum vaak de ontsteking bij crohn en daar wordt normaal vitB12 opgenomen dus deficientie
54
Fe2+ absorptie
DMT1 transporter apicaal haalt het naar binnen en bindt het in de cel aan ferritine. hierdoor is het niet meer beschikbaar voor opname irreversibel. ferroportine haalt ijzer uit een cel
55
LDH = lactaathydrogenase
wanneer ery's worden afgebroken, stijgt het LDH
56
verlaagd haptoglobine
hemolytische anemie
57
pylorus hypertrofie
3 tot 12 weken oud vaker bij jongens dan bij meisjes en vaker bij meerdere familieleden
58
erfelijke hemochromatose
mutatie in HFE gen Transferrine saturatie, Ferritine gehalte, Levertesten zoals ASAT, ALAT, gamma GT behandeling: flebotomie
59
waarmee heeft PSC overlap?
ontsteking van de darm (crohn of colitis) => kan dus coloncarcinoom ontwikkelen
60
afgifte spijsverteringsenzymen mechanisme
vooral: intestinale fase => I-cellen in duodenum actief => CCK-RF => CCK => acinus cellen actief => trypsine => alle andere zymogenen EN gastrine => CCK => acinus cellen actief => trypsine => alle andere zymogenen
61
afgifte bicarbonaat mechanisme
vooral: intestinale fase => S-cellen in duodenum actief => secretine => ductus cellen actief => bicarbonaat
62
allebei ducten (choledochus en pancreaticus) verwijd =>
PANCREASCARCINOOM
63
barrett's slokdarm
intestinale metaplasie
64
hoe voorkomt de acinus/pancreas zelfvertering?
- uitgescheiden in de vorm van zymogenen die pas in duodenum actief worden - verpakt in granulae - verpakt met TI
65
psc is geassocieerd met
colitis ulcerosa
66
faeces calprotectine
- in granulocyten - komt vrij bij dood van neutrofielen - wijst op IBD
67
ob-gen
produceert leptine
68
gevolgen CLD
DRA is defect. hierdoor geen NaCl en H2O reabsorptie dus: - chloridorroe - geen bicarbonaat uitscheiding => systemische alkalose - diarree door geen H2O reabsorptie
69
Noem drie risicofactoren die kunnen zorgen voor een slechtere lange termijn prognose van anorexia nervosa. (3p)
Lang (verborgen) ziek voor de behandeling; ernstig gewichtsverlies; oudere leeftijd bij start; vreetbuien en purgeren; bijkomende persoonlijke problemen; relationele problemen
70
anorexia heeft een mortaliteit van .... op volwassen leeftijd
5-10 %
71
Wat gebeurt er met de adipocyten wanneer iemand obesitas ontwikkelt?
De aantal adipocyten veranderd niet (1p), maar de grootte er van neemt toe (1p).
72
Geef van de onderstaande cellen en structuren aan in welk deel van deze “holle buis” ze zich bevinden. Kies het beste antwoord uit de lijst. 1. Brunnere nesten 2. Foveolae 3. Paneth cellen 4. Plaveisel epitheel
1. Brunnere nesten alleen in het duodenum 2. Foveolae maag 3. Paneth cellen gehele dunne darm (duodenum, jejunum én ileum) 4. Plaveisel epitheel anus
73
Vul de drie zenuwen in die betrokken zijn bij de innervatie van de glandula submandibularis en zet deze in de juiste volgorde door te beginnen met de zenuw die uittreedt uit de hersenen.
n. facialis chorda tympani n. lingualis
74
Welke twee typen maligniteiten komen het meest voor in de oesophagus?
plaveiselcelcarcinoom en adenocarcinoom
75
Van welk bestanddeel of bestanddelen van melk treedt malabsorptie op bij enterokinase deficiënte baby’s?
melkeiwit en vet
76
Wat remt de maagzuur secretie tijdens de intestinale fase, wanneer de voedselmassa in het duodenum is aangekomen?
de afgifte van cholecystokinine door het duodenum
77
Welke regulator stimuleert of welke regulatoren stimuleren de secretie van bicarbonaat gedurende de intestinale fase?
zowel secretine als vetzuren (maar vage vraag vgm kan het allemaal)
78
Beschrijf in maximaal 75 woorden hoe de activering van de histamine receptor op de pariëtale cel een verhoogde secretie van zoutzuur (HCl) tot gevolg heeft.
Receptor activatie > vorming van cAMP als second messengers (1p) > activering van eiwit kinase > fosforylering (1p) > fusie van intracellulaire membraanblaasjes/tubulo-vesiculair systeem die de protonpomp bevatten met elkaar en met de plasmamembraan (1p).
79
Je bent MDL arts. Een 26-jarige vrouw komt op je spreekuur in verband buikpijnklachten, algehele malaise en klachten van frequente diarree met slechts af en toe rood bloed bij de ontlasting. De patiënte is 5 kg afgevallen door gebrek aan eetlust. Ze heeft haar temperatuur niet gemeten, maar heeft het idee dat ze af en toe koorts heeft. De klachten zijn progressief en bestaan al meerdere maanden. Er is niemand in haar omgeving die gelijke klachten heeft of heeft gehad. Noem drie diagnoses die in je differentiaal diagnose staan en zet deze in de volgorde van meest naar minst waarschijnlijk. (6p) Noem daarnaast per diagnose je overweging.
Op de eerste plek in de differentiaal diagnose IBD (ziekte van Crohn of colitis ulcerosa); Gezien leeftijd, klachten, specifiek diarree en wat bloed bij ontlasting mogelijk inflammatoire darmziekte (Crohn of colitis) 2. Infectieuze enterocolitis. Gezien tijdsbeloop en niemand in de omgeving ziek waarschijnlijk niet infectieus. 3. Maligniteit onderaan; gezien leeftijd waarschijnlijk benigne.
80
Het transport van aminozuren over de luminale membraan van de enterocyt ... Het transport van aminozuren over de basolaterale membraan ... Het transport van dipeptides over de luminale membraan van de enterocyt ,.. het transport van dipeptides over de basolaterale membraan ...
Het transport van aminozuren over de luminale membraan van de enterocyt is een Na+ afhankelijk proces . Het transport van aminozuren over de basolaterale membraan is passief . Het transport van dipeptides over de luminale membraan van de enterocyt is een H+ afhankelijk proces. Het transport van dipeptides over de basolaterale membraan vindt niet plaats .
81
Je bent MDL-arts. Je behandelt een 38-jarige vrouw met de ziekte van Crohn met monotherapie infliximab. Bij haar achternichtje is recent een melanoom vastgesteld. Er zijn geen andere familieleden bekend met kanker. Je patiënte heeft op internet gelezen dat er een relatie is tussen de ziekte van Crohn en melanomen en is daardoor in paniek geraakt. Zij vraagt je of zij een verhoogd risico heeft om ook een melanoom te krijgen en of dit samenhangt met de medicatie die zij gebruikt. Wat vertel je de patiënte ten aanzien van het risico op een melanoom in haar situatie?
Het risico om melanoom te krijgen bij infliximab monotherapie is licht verhoogd t.o.v. mensen die het medicijn niet gebruiken.
82
waar is divertikel van meckel?
ileum
83
In welk deel van het maag-darmkanaal vindt deze hormonaal gereguleerde opname van Ca2+ voornamelijk plaats?
duodenum
84
Door welke behandeling is de overleving van patiënten met sikkelcelziekte sterk verbeterd gedurende de laatste 10-20 jaar?
antibiotica en vaccineren
85
Noem drie mogelijke klinische presentaties van een patiënt met een colorectaal carcinoom? (3p)
Rectaal bloedverlies, gewichtsverlies, (paradoxale) diarree/veranderd ontlastingspatroon, buikpijn.
86
Welke bloedvaten passeert het bloed wanneer het door een lever lobule gaat. (3p)
Bloed komt via vena porta en arteria hepatica (1p) tak en daarna via de sinusoiden (1p) gaat naar de centrale vene (1p) (en dan uiteindelijk naar de vena hepatica)
87
Welke samenstelling van de gal geeft de sterkste predispositie tot galsteenvorming?
Hoog cholesterol, laag galzout en laag fosfolipide in de gal.
88
Noem vier klinische manifestaties die kunnen optreden bij lever cirrose in combinatie met portale hypertensie.
Ascites, Varices bloeding , Ondervoeding, Infectie en sepsis, Ontwikkeling van hepatocellulair carcinoom, Hepatische encephalopathie, overlijden.
89
Welke van de onderstaande beweringen over neonatale hyperbilirubinemie is juist? Een A0-antogonisme kan ontstaan indien er sprake is van een moeder met bloedgroep A en een kind met bloedgroep O. Een AB0-antagonisme kan niet ontstaan bij een moeder met bloedgroep AB.
niet juist juist
90
waarvan is IBAT afhankelijk?
Na+: geconjugeerde galzouten
91
TFR1
merkt hoeveel ijzer er in het lichaam aanwezig is. buiten de cel bindt ijzer aan transferrine. TFR1 bindt alleen transferrine dat is gebonden aan ijzer. maar het HFE kan ook aan de TFR1 binden. hierdoor competitie tussen HFE en transferrine. als er zo veel transferrine is dat HFE niet meer kan binden aan TFR1, bindt het aan TFR2. dit is een signaal voor de hepatocyt om hepcidine te maken, dat in de darmcel aan het ferroportine bindt en zo ervoor zorgt dat de ijzeropname in de darm wordt geremd.
92
hemochromatose
door mutatie in het HFE gen waardoor het HFE niet goed kan binden. hierdoor ontstaat een lage hepcidineproductie en een ongeremde absorptie van ijzer.
93
kenmerken van portale hypertensie
- splenomegalie - collateraalvorming - ascites
94
bij verdenking op hemochromatose doe je de volgende onderzoeken:
- transferrine-Fe verzadiging' - ferritine gehalte - genetisch onderzoek
95
Geef van de onderstaande cellen en structuren aan in welk deel van deze “holle buis” ze zich bevinden. Kies bij ieder van de onderstaande items steeds het beste antwoord uit de lijst. Bekleding met overwegend goblet cellen: Hoofdcellen: Peyerse patches: Villi:
Bekleding met overwegend goblet cellen: colon Hoofdcellen: maag Peyerse patches: alleen in het ileum Villi: gehele dunne darm (duodenum, jejunum én ileum)
96
Welk mechanisme draagt bij aan het in stand houden van de maagzuur secretie tijdens het begin van de intestinale fase, wanneer de voedselmassa in het duodenum is aangekomen?
mechanische rek van de wand van het duodenum
97
Door welk celtype wordt cholecystokinine afgegeven en hoe wordt de afgifte er van gereguleerd?
De I-cellen in het duodenum (1p). De afgifte wordt gereguleerd door de aanwezigheid van afbraakproducten van het voedsel (vetzuren, peptides, aminozuren) (1p) en CCK-RF (1p).
98
In welke fase van de acinaire secretie spelen vetzuren een belangrijke rol?
intestinale fase
99
Hoe vindt de remming van de secretie van spijsverteringsenzymen plaats als het voedsel het duodenum heeft verlaten?
Afbraak CCK-RF door trypsine in afwezigheid van voedingseiwit, afname CCK secretie, afname acinaire secretie (2p)
100
Welke microscopisch waarneembare veranderingen zijn kenmerkend in het slijmvlies van de tractus digestivus als er sprake is een acute/actieve ontsteking?
intact met lymfocyten
101
Drie macro-anatomische structuren onderscheiden de dikke darm van de dunne darm. Geef de wetenschappelijke anatomische namen van deze structuren.
haustra coli taeniae coli appendices epiploica
102
Wat is het gevolg van orale toediening van ursodeoxycholaat (UDCA, Urso) op de synthese van galzouten en de galflow?
De secretie van galzouten gaat omlaag, maar de galflow gaat omhoog
103
Welk deel van de maag wordt bij een Billroth II operatie verwijderd?
Het gastrine producerende gedeelte van de maag
104
Wat is de functie van het co-lipase bij de vetvertering in het duodenum?
Voorkomen van inactivering van het pancreas lipase door galzouten
105
Hoe komt het dat de urine donker kleurt bij personen met een cholestatische leverziekte?
Toename geconjugeerd bilirubine in urine.
106
sikkelcelziekte is te genezen via ...
stamceltransplantatie
107
Welke van de onderstaande mechanismen is betrokken bij de stimulatie van de maagzuurproductie tijdens de gastrale fase?
de afgifte van pepsinogeen door hoofdcellen in de maagwand
108
Bij een patiënt op de afdeling Maag-, Darm, en Leverziekten worden een aantal maagfunctie bepalingen verricht. De uitslagen zijn: Serum gastrine: 50 pg/ml (normaalwaarde 30-39 pg/ml) Maagzuur secretie (mmol/uur): Basaal: 5 mmol/uur (normaalwaarde 0.5-2.0 mmol/uur) Na pentagastrine stimulatie: 50 mmol/uur (normaalwaarde 20-35 mmol/uur) Welke diagnose past bij deze klinische gegevens?
ulcus duodeni
109
Welk component in het lumen van het duodenum is verantwoordelijk voor de afgifte van cholecystokinine?
VETZUREN
110
Welk component in het lumen van het duodenum is verantwoordelijk voor de afgifte van secretine?
H+
111
ipv lactose intolerantie zeg je
lactose malabsorptie door gebrek aan lactase
112
Welke afwijkende hemoglobineketens bevatten de erytrocyten van patiënten met sikkelcelziekte?
beta ketens
113
Welke van de onderstaande beweringen over neonatale hyperbilirubinemie is juist? Een Rhesus-antagonisme kan ontstaan indien er sprake is van een Rhesus-positieve moeder en een Rhesus-negatieve foetus. Als zowel de vader als de moeder Rhesus-positief zijn kan er geen neonatale hyperbilirubinemie ten gevolge van een Rhesusantagonisme ontstaan.
onjuist juist
114
Noem vijf van de voornaamste/belangrijkste klinische complicaties in het beloop van primaire scleroserende cholangitis?
acute bacteriële cholangitis cholangiocarcinoom galblaascarcinoom colorectaalcarcinoom cirrose-gerelateerde complicaties (variceale bloeding hepatische decompensatie, ...)
115
Waarin verschilt de structuur van UDCA van die van door humane hepatocyt zelf gesynthetiseerde galzouten? (
In ursodeoxycholaat (UDCA) is niet amfoteer en meer hydrofiel, hydroxyl groepen zitten niet allemaal aan een kant van het molecuul
116
Geef 2 redenen waarom orale toediening van UDCA verbetering geeft bij cholestatische leverziekten.
UDCA stimuleert de galzout-afhankelijke galflow in de canaliculi en maakt de gal vloeibaarder (1p). Daarnaast remt UDCA de de novo synthese van endogene galzouten in de hepatocyt, die bij ophoping hepatotoxisch zijn (in tegenstelling tot UDCA zelf). (1p)
117
waar komen paneth cellen voor?
dunne darm
118
waar komen gobletcellen/slijmbekercellen voor?
dunne darm en colon
119