H4.8: Sociale Psychologie 1 Flashcards

1
Q

of gedrag normaal is of niet, hangt af van…

A
  • cultuur
  • situatie
  • tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

psychopathologie wordt beïnvloed door…

A
  • biologie
  • psychologie
  • sociologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DSM (“bijbelse boek” van de psychiatrie), is gebaseerd op…

A

het westerse model van normaal functioneren. sommige stoornissen komen in alle culturen voor, sommige zijn cultuurspecifiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

DSM is een ….

A

classificatie, niet een diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

clusters van stoornissen

A

a = sociaal niet oké
b = persoonlijkheidsstoornis
c = mensen die zich terugtrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stemmingsstoornissen

A
  • depressie
  • manie
  • dysthyme stoornis (officieel geen depressie maar ipv golfjes van depressieve gevoelens is dit gewoon jaren lang aan een stuk door en reageert slecht op medicatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

angststoornissen

A
  • specifieke fobie
  • paniekstoornis
  • gegeneraliseerde angststoornis
  • obsessief-compulsieve stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een paniekaanval?

A

sympaticus slaat op hol en daardoor denkt jouw hoofd ‘er moet iets ernstigs aan de hand zijn’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aspecten van angst

A
  • biologie: verhoogde arousal/sympatische activiteit
  • psychologie: verhoogde aandacht voor ansgtopwekkende stimuli, andere interpretatie van informatie (catastroferen)
  • sociologie: ondersteuning door omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

aspecten van depressie

A
  • biologie: serotonerge systeem
  • psychologie: veranderde cognities (minderwaardigheid, schuld, machteloosheid)
  • sociologie: verminderde interactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wannneer ontstaat psychopathologie?

A
  • psychodynamische verklaring: wanneer vroegkinderlijke oplossingsstrategieën worden gebruikt
  • experientiële verklaring: bij rigide, inflexibele manier van omgaan met problemen
  • leertheoretische verklaring: bij inadequate beloning door omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer ontstaat psychopathologie?

A
  • adaptieve verklaring: bij ingrijpende levensgebeurtenissen
  • biologische verklaring: bij biologische kwetsbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

diagnostiek psychopathologie

A
  • interview
  • obstervatie
  • vragenlijsten
  • hetero-anamnese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar let je op bij diagnose psychopathologie?

A
  • eerste indruk: kleding, zelfverzorging
  • manier van contact maken en houden
  • typisch gedrag (tics)
  • affect
  • non-verbale communicatie
  • levensontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

medische model vs psychologische model

A

medisch: psychische stoornis is een ziekte
psychologisch: psychische stoornis is een resultaat van biopsychosociaal dysfunctioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

cognitieve therapie: G-schema:

A

gebeurtenis => gedachte => gevoel => gedrag

17
Q

uitdagen van gedachten bij denkfouten

A
  • is er bewijs voor die gedachte?
  • is er bewijs tegen die egdachte?
  • hoe weet je of hij je dom vindt als je het niet vraagt?
  • hoe weet je dat je het niet kan als je het niet probeert?
18
Q
A