SPR HC7 - De interpretatie van de telastelegging Flashcards
De vragen, de volgorde.
Deze staan in een niet-willekeurige volgorde.
Pas als de dagvaarding geldig is, kan de rechter oordelen, pas als de rechter bevoegd is, kan het beoordelen of het OM ontvankelijk is.
- De grondslag van grondslagleer in 3 beginselen
- Grondslagverlating
De formele en materiële vragen van art. 348 en 350 worden beantwoord op grondslag van de tll: de rechter is hieraan gebonden; tirannie van de tll. De grondslag van de grondslagleer vindt je in drie beginselen:
- Opportuniteitsbeginsel: de OvJ bepaalt of en waarom vervolgd wordt; hij maakt de tll. Hij bepaalt reikwijdte en omvang van het geding; object van onderzoek bakent hij af;
- Beschuldigingsbeginsel: de verdachte moet weten waartegen hij zich moet verdedigen;
- Doelmatigheidsbeginsel: als onderwerp is afgebakend, kan doelgericht owrden gewerkt termijn blijft zo redelijk.
Grondslagverlating: de rechter spreekt van iets anders dan tenlastegelegd is vrij, of acht iets anders dan tenlastegelegd is bewezen -> tll en bewezenverklaring moeten JURIDISCH en FEITELIJK met elkaar overeenkomen; zo niet, dan is het grondslagverlating (ook als rechter geen keuze maakt in nevenschikkingen is het grondslagverlating).
Relativering van grondslagleer
Foutje, de mogelijkheden.
Wanneer een rechter een ‘foutje’ in de tenlastelegging ziet, zal hij deze zo veel mogelijk herstellen om OVAR of vrijspraak te voorkomen. Hij heeft de volgende mogelijkheden:
- Onderdelen als niet essentieel beschouwen;
- Zuiver kwalificatief- of mede feitelijk interpreteren van term in de tenlastelegging;
- Kennelijke schrijffouten verbeteren;
- Inlezen van bestanddelen;
- Kiezen van andere kwalificatie; van zwaar naar minder zwaar.
Oftewel: de rechter is gebonden aan de tll - tirannieke werking. Maar, soms klopt de tll niet helemaal en moet de rechter tot OVAR of vrijspraak komen. Dat is natuurlijk niet wenselijk. Om dit te voorkomen kan de rechter tóch tot een veroordeling komen: dat doet hij op de bovenstaande 5 manieren. Gebeurt dat; dan heeft hij de grondslag tll NIET verlaten.
GRONDSLAGVERLATING
- Onderdelen als niet-essentieel beschouwen
- Essentiele en niet-essentiele onderdelen
- Vier criteria van De Jong
De restvan de grondslagverlatingen:
- Zuiver kwalificatief- of mede feitelijk interpreteren
- Kennelijke schrijffouten verbeteren
- Inlezen van bestanddelen
- Kiezen andere kwalificatie - impliciet alternatief
ESSENTIELE ONDERDELEN:
mag de rechter NIET wegstrepen.
> Als dit onderdeel als niet-essentieel wordt gezien en dus wordt weggestreept, wordt ten onrechte bewezenverklaard.
NIET ESSENTIELE onderdelen: mag de rechter WEL wegstrepen.
> Als dit onderdeel als essentieel wordt gezien en dus niet wordt weggestreept, wordt ten onrechte vrijgesproken.
Hoe beoordelen we grondslagverlating; door te kijken naar de essentiele onderdelen. De Jong heeft 4 (dogmatisch-theoretische) criteria aangereikt op grond waarvan we kunnen beoordelen of iets essentieel is of niet.
Essentieel zijn:
1. JC 1: bestanddelen uit d.o. zijn essentieel en mogen niet weggestreept worden
‘Onderdelen die de tll kennelijk beperken tot en bepaald delict zijn essentieel (…)’
- JC2: onverplicht opgenomen elementen zijn ook essentieel
‘Wanneer de OvJ, hoewel hij daartoe geenszins verplicht is, een van de elementen van een strafbaar feit in zijn tll verwerkt, dan zal dit onderdeel van de tll eveneens als onmisbaar, als essentieel; moeten worden aangemerkt’. - FC1: tijd en plaats zijn essentieel
‘Wanneer de tijd of de plaats van het gestelde feit door een bepaald onderdeel van de tll nader wordt aangegeven en beperkt, dan is dat onderdeel onmisbaar.’ - FC2: als het feit door wegstrepen onderdelen ‘in de lucht’ komt te hangen, was het onderdeel kennelijk essentieel > restcategorie.
‘Als een onderdeel van de tll niet kan worden bewezen omdat er wat de feitelijke toedracht betreft wezenlijk iets anders blijkt te zijn gebeurd dan is ten laste gelegd, dan is dat onderdeel essentieel.’
- JC 1 Bestanddelen uit d.o. zijn essentieel en mogen niet weggestreept worden
- Uitzonderingen?
- JC 1 (juridisch criterium 1) Bestanddelen uit d.o. zijn essentieel en mogen niet weggestreept worden
“Onderdelen die de tenlastelegging kennelijk beperken tot een bepaald delict zijn essentieel (…)”
Uitzonderingen:
- Wanneer delictsomschrijving zélf keuzemogelijkheden biedt: vernieling = onbruikbaar maken / beschadigen / vernielen / wegmaken – ze worden overgenomen in de tenlastelegging en rechter mag kiezen
- Terugvallen op minder zwaar equivalent (‘opzettelijk’ weghalen in Opiumdelicten, of ‘voorbedachte rade’ weglaten en veroordelen voor doodslag – moord is impliciet samengesteld)
- JC 2 Onverplicht opgenomen elementen zijn ook essentieel
- JC 2 Onverplicht opgenomen elementen zijn ook essentieel
“Wanneer de OvJ, hoewel hij daartoe geenszins verplicht is, een van de elementen van een strafbaar feit in zijn tenlastelegging verwerkt, dan zal dit onderdeel van de tenlastelegging eveneens als onmisbaar, als essentieel moeten worden aangemerkt.”
Wanneer wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid niet zijn opgenomen in de delictsomschrijving, hoeven ze niet worden bewezen. Neemt de OvJ tóch (een van deze) elementen op in zijn tenlastelegging, mag de rechter deze niet wegstrepen – en moet de OvJ deze elementen bewijzen.
- FC 1 Tijd en plaats zijn essentieel
FC1: Tijd en plaats zijn essentieel.
“Wanneer de tijd of de plaats van het gestelde feit door een bepaald onderdeel van de tenlastelegging nader wordt aangegeven en beperkt, dan is dat onderdeel onmisbaar.”
Art. 261 Sv zegt dat de tenlastelegging verfeitelijkt moet worden; het mag geen herhaling van bestanddelen uit de delictsomschrijving zijn. Door toevoegen tijd en plaats wordt het feitelijk; de rechter mag niet de tijd of plaats veranderen of schrappen (tenzij nevenschikking natuurlijk).
Arrest Boom te echt:
voor beschuldiging dood door schuld in verkeer en rijden onder invloed is niet van belang welke boom langs de weg werd geraakt: ‘boom aan de linkerzijde van de weg’ mocht wel worden veranderd of worden weggelaten
Arrest Brasserskade:
voor ‘veroorzaken gevaar en hinder in het verkeer’ is natuurlijk wel aan belang of bestuurder aan kant eigen rijstrook of aan de verkeerde rijstrook een boom raakt. Het veranderen van ‘boom aan de linkerzijde van de weg’ mocht niet worden veranderd/weggelaten en leverde grondslagverlating op.
Uitzondering:
- Als voor alle betrokken partijen duidelijk is om welke tijd en plaats het gaat – en zo staat het in het dossier – dan mag het veranderd worden zonder het grondslagverlating is: Kwekerij.
- ‘Omstreeks’ mag één tijdseenheid afwijken dan genoemd. Omstreeks maart, mag gewijzigd worden in februari of april. Omstreeks dinsdag, mag maandag en woensdag worden.
FC2: als het feit door wegstrepen onderdelen ‘in de lucht’ komt te hangen, was het onderdeel kennelijk essentieel.
Noem voorbeeld.
FC2: als het feit door wegstrepen onderdelen ‘in de lucht’ komt te hangen, was het onderdeel kennelijk essentieel -> restcategorie.
“Als een onderdeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen omdat er wat de feitelijke toedracht betreft wezenlijk iets anders blijkt te zijn gebeurd dan is ten laste gelegd, dan is dat onderdeel essentieel.”
Voorbeeld: als verdachte wordt verweten dat hij gevaar en hinder veroorzaakte, door te hard te rijden, door rood, met onoplettendheid – als je de laatste drie dingen wegstreept, wat veroorzaakte het gevaar en hinder dan? Zie het als restcategorie: als het niet bij JC1, JC2 of F1 kan horen, gebruik dan F2!
Niet essentieel zijn de volgende onderdelen uit de tll (deze mogen worden weggestreept):
- Nevenschikkingen
En/of en een alternatieve tenlastelegging (rechter móet wel een keuze maken) - Bijkomstige specificaties
Een groene of gele gejatte fiets – casuïstisch; kan bij veelpleger wél essentieel zijn. ‘Zwart’ weglaten bij ‘vuurwapen’. - Niet-limitatieve opsommingen
Van vrijheid beroven kan op verschillende manieren (vastbinden, opsluiten); rechter kan één mogelijke manier overlaten in zijn bewezenverklaring. Er worden omstandigheden aangedragen die tot het gevolg leiden (vervullen delictsomschrijving). Pistool gericht op hoofd of lichaam – bewezenverklaring zegt lichaam, dat mag. - Van meer naar minder
Van ‘meermalen’ geschoten naar ‘een keer geschoten’ en van 5.000 tenlastegelegd naar 3.000 bewezen geacht.
Stappenplan grondslagverlating
- Leg tenlastelegging en bewezenverklaring naast elkaar
- Zoek verschillen
- Beoordeel per verschil of onderdeel essentieel was
a. Essentieel? Grondslagverlating
b. Niet essentieel? Geen grondslagverlating
Neem op tentamen één nevenschikking en zeg dat dat mag, zeg daarna dat elke nevenschikking geoorloofd is
- Zuiver kwalificatief- of medefeitelijk interpreteren
Alvorens overgegaan wordt naar de 8 vragen van art. 348 en 350 moet een rechter weten hoe de tll bedoeld wordt -> de bewezenverklaring moet namelijk op de tll aansluiten, anders is het grondslagverlating. Hiervoor moet de rechter dus weten WAT nou ten laste is gelegd.
In iedere tll staan woorden die ontleend zijn aan de wet: het zijn bestanddelen en noemen we ‘kwalificatieve termen’. Ze lopen vooruit op de kwalificatievraag (2e vraag van 35- Sv). Behoort het woord wel of niet tot het tll feit in de zin van art. 261 Sv? Antwoord hierop geeft aan wat bewezen moet worden. Of iets erbij hoort, hangt af van hoe de rechter het woord interpreteert:
- Zuiver (of uitsluitend) kwalificatief.
Wanneer de rechter een woord zuiver kwalificatief interpreteert, verwijzen de woorden uitsluitend naar de delictsomschrijving die volgens het OM overtreden zou zijn – ze behoort niet tot het ten laste gelegde feit – de tenlastelegging wordt kleiner – en het onderdeel hoeft derhalve niet bewezen te worden (minder risico op onterechte vrijspraak) – risico voor kwalificatievraag wordt groter – door het ‘missen’ van een bestanddeel in de bewezenverklaring kan misschien niet gekwalificeerd worden en zal OVAR volgen (soms is bij kwalificatief ook ruimere betekenis toegestaan, bijv. overeenkomstig normaal spraakgebruik: behulpzaam zij bij – simultane of consecutieve medeplichtigheid; HR Medeplichtigheid aan afpersing) - Kwalificatief mede feitelijk
Wanneer een woord/bestanddeel mede feitelijk wordt geïnterpreteerd, moet de OvJ meer bewijzen; immers, het bestanddeel woord behoort dan tot de tenlastelegging – moeilijker tot bewezenverklaring te komen – minder risico met de kwalificatievraag.
Door de HR wordt iedere interpretatie van de tll gerespecteerd die niet in strijd is met de bewoordingen van de tll ook als dat tot een heel ongelukkige uitkomt leidt.
Het is dus kortgezegd aan de OvJ goed op te letten met wat vóór de komma (meestal kwalificatieve termen) en wat hij ná de komma zet (meestal feitelijke tenlastelegging). Als de OvJ gewoon alle bestanddelen ook in de feitelijke tenlastelegging opneemt, hoeft de rechter ook niet te interpreteren (dan moet de OvJ wel alles goed bewijzen).
(uitspraak OVAR volgt op de kwalificatievraag van vraag 2 of geslaagd beroep op strafuitsluitingsgrond van vraag 3)
- Kennelijke schrijffouten verbeteren
Voor een redelijke verdachte evidente, onmiddellijk als zodanig herkenbare schrijffout zoals jaartal (2081/2018), spelfout in naam slachtoffer (Janssen/Jansen). Dader A/B in bijenkorf/V&D – kan een denkfout zijn i.p.v. schrijffout, dan mag het niet.
Het moet ook wel echt kennelijk zijn. Van 12/7 naar 7/12 (december of juli dus) als dat er anders staat, dan is die fout niet ‘kennelijk’ en mag de rechter alleen wijzigen als ze dit goed motiveert: HR Misslag.
- Inlezen van bestanddelen
De OvJ móet het overtreden wetsartikel in de t.l.l. zetten (art. 261 Sv), maar wat als de OvJ een bestanddeel vergeet op te nemen die in wel in delictsomschrijving staat? Dan kan rechter wel bewijzen maar niet kwalificeren. In principe mag de rechter niet zomaar dat bestanddeel in gaan lezen, gaan bewezen verklaren en dan kwalificeren. Maar wel als:
- De verdachte daarover niet klaagt (als hij niet verweert dat dat bestanddeel niet vervuld was), en
- In de dagvaarding is het betreffende overtreden artikel opgenomen.
Uitgangspunt is echter wel OVAR omdat rechter niet kan kwalificeren.
- Kiezen andere kwalificatie - impliciet alternatief
T.l.l. enkelvoudig of impliciet samengesteld? Zoals moord-doodslag. Als moord niet bewezen kan worden, dan kan doodslag misschien bewezen worden. Als de rechter dat doet, levert dat geen grondslagverlating op.
Gevolg
Een geslaagd beroep op grondslagverlating levert nietigheid van het vonnis op: artikelen 358 lid 5 of 359 lid 8.