SPR HC6 - Bewijsrecht Flashcards

1
Q

Positief-wettelijk stelsel

A

Een wettelijk stelsel, omdat de wet limitatieve opsomming geeft van de toelaatbare bewijsmiddelen. De wet geeft een uitputtende, limitatieve opsomming van de kernbronnen die de rechter mag gebruiken. Waarom positief wettelijk stelsel? Omdat de wet in dat stelsel bovendien dwingende aanwijzingen geeft omtrent de overtuigende kracht van die bewijsmiddelen.

Er wordt bijv. in sommige landen bepaald dat als de verdachte bekend, dat de rechter dat moet aanvaarden, en er een bewezenverklaring moet volgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Negatief-wettelijk stelsel

A

Heeft gemeen met positief wettelijk stelsel dat de wet een uitputtende limitatieve opsomming geeft van de toelaatbare bewijsmiddelen. Maar daarbij geeft de wet geen dwingende aanwijzingen omtrent de overtuigende kracht van de kernbronnen/informatiebronnen. Dat is het stelsel dat wij in NL hebben. In art. 339 Sv staat een uitputtende opsomming van de bewijsmiddelen die een rechter mag gebruiken, maar er wordt nergens een dwingende aanwijzing gegeven omtrent de overtuigend kracht daarvan. Want daarvoor geldt die algemene norm van art. 38 dat bewijs alleen geleverd mag worden geacht als de rechter overtuigd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vrij bewijsstelsel

A

De wet geeft helemaal geen aanwijzingen, dus er is geen uitputtende opsomming.

  • Conviction intime = wat we in NL zouden zeggen ‘‘bloot innerlijke overtuiging’’ die je niet hoeft uit te leggen. Dat is het systeem van Amerikaanse jury, rechter vraagt hoe luidt die beslissing? Voorzitter: Guilty. of not Guilty, geen uitleg verder.
  • Conviction reaisonnée = je mag over elke kernbron beschikken, maar je moet uitleggen waarom je tot een bepaald oordeel bent gekomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Negatief wettelijk stelsel en vrij bewijsstelsel dat gekoppeld wordt aan motiveringsplicht, dat ligt vrij dicht tegen elkaar. Wat is nou het praktisch belang van het verschil?

A

Beeld- en geluidsdragers kunnen in ons negatief-wettelijk bewijsstelsel niet als rechtstreeks bewijsmiddel gelden. Die worden in NL als bewijsmiddel gebruikt door de tussenschakel van de waarneming van de rechter ter terechtzitting. Je weet zelf hoe moeilijk dat kan zijn, je kunt moeilijk herkennen wie er op de beelden staat.

Midden in de nacht een grote kraak, er liepen twee mannen pijlsnel door het beeld heen. Er was een procesverbaal van politie die de beelden heeft genomen, beelden worden ter terechtzitting afgespeeld. Dat is dus heel moeilijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het bewijsrecht is van toepassing op welke vraag uit 350 Sv?

Wat zijn de uitzonderingen?

A

Alleen vraag 1 van art. 350 Sv. Heeft de verdachte het tll feit gedaan?
Alle andere vragen van 350 en 348 vallen buiten toepassing van het bewijsrecht.

Uitzonderingen:
1. Feiten van algemene bekendheid hoef je niet te bewijzen (art. 339 lid 2 Sv).
Feit van algemene bekendheid:
‘‘Als notoir is te beschouwen elk feit of elke toestand, die elk beschaafd, op de hoogte van zijn tijd staand man moet geacht worden te kennen of zonder noemenswaardig onderzoek uit algemeen toegankelijke bronnen te weten kan komen… ‘’
(Anema/Verdam)
Dat gaat dus over vaststaande feiten waar je niet over van mening kunt verschillen.
Het kan gaan om individuele feiten, maar ook om wetmatigheden. Bijv. dat het slipgevaar op een natte weg groter is dan op een droge weg. Merk dit dus aan als feit van algemene bekendheid, anders moet dat ook bewezen worden.
Scheikundige namen: feiten van algemene bekendheid, hoef je niet te bewijzen.

  1. Bewijsrecht is ook niet van toepassing op de voorvragen van art. 348 Sv.
    Verdachte zegt: ik vind dat het OM niet ontvankelijk moet worden verklaard. Dat vind ik omdat de OvJ mij heeft toegezegd dat ik niet vervolgd zou worden. Dus dagvaarding is een schending van beginsel van behoorlijk strafprocesrecht. Je moet dan toch weten als rechter of de OvJ dit echt gezegd heeft. Dan moet je dat als rechter aan de OvJ gaan vragen. Als de OvJ dan zegt: ‘‘nee, geen sprake van’’. Dan mag de rechter op basis van die uitspraak, het verweer afwijzen. Verklaring van de OvJ is geen wettig bewijsmiddel in de zin van het bewijsrecht. Dus daarom is het zo belangrijk om te weten dat het bewijsrecht niet van toepassing is op 348 Sv.
  2. Vaststelling t.a.v. strafuitsluitingsgronden
    Mishandeling, vechtpartij, wie is nou dader en wie is slachtoffer? Degene die het eerst aangifte doet is slachtoffer. Degene die vervolgd wordt zegt, ik ben helemaal niet begonnen met vechten. Die andere persoon, die nu slachtoffer is, die heeft mij geslagen, heeft mij bedreigd met een mes. Ik kon niet anders dan hem slaan. Wat moet de rechter dan doen? Beslissen of Verweer terecht is. Is er iemand anders met mes op hem afgelopen? Noodweer?
    Er zijn geen wettelijke bewijsmiddelen van toepassing EN rechterlijke overtuigingseis van art. 338 niet van toepassing.
  3. Bestaan van rechtsregels (Ius Curia novit).
    Verdachte zegt: die regel kwam nooit in het staatsblad, dus is niet van toepassing. Of in strijd met hogere regel, dus niet van toepassing.
    - Vaststelling t.a.v. strafmaat
    - (denk aan: spreekrecht voor slachtoffers) Of dit waar is? Rechter moet daarachter komen, dat hoeft hij niet met toepassing van bewijsrecht te doen.
  4. Ook niet van toepassing op feitelijke vaststellingen die de rechter gedurende het proces moe maken.
    Feitelijke informatie is hiervoor nodig, bijv. om te schorsen. Rechter hoeft geen gebruik te maken van bewijsrecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een bewijsmiddel?

A

Wat is een bewijsmiddel:
Dat doe je met behulp van bewijsmiddelen. Een bewijsmiddel is een onderzoeksresultaat dat in een strafzaak beschikbaar is en dat informatie bevat. Omdat daar informatie in zit en informatie aan kan worden ontleend, daarom is dat onderzoeksresultaat bestemd om te worden gebruikt om tot een bewezenverklaring te komen. En deze bewezenverklaring ook te verantwoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke bewijsmiddelen zijn er?

A

Art. 339 Sv

  1. Eigen waarneming van de rechter (340 Sv)
  2. Verklaringen van de verdachte (341 Sv)
  3. Verklaringen van een getuige (342 Sv)
  4. Verklaringen van een deskundige (343 Sv)
  5. Schriftelijke bescheiden (344 Sv)

Lid 2: feiten of omstandigheden van algemene bekendheid behoeven geen bewijs.

Bijzondere bepalingen omtrent anonymi - inclusief bedreigde en beschermde getuigen - en kroongetuigen in art. 344a Sv.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

'’Uitwerking’’ in art. 340-344a Sv

A
  • Uitwerking beoogt de betrouwbaarheid van de informatie te optimaliseren
    Het gaat dus om betrouwbaarheid van informatiebronnen.
  • Vb. 341 Sv: feiten en omstandigheden, uit eigen wetenschap bekend.
  • Vb 342 Sv: feiten en omstandigheden, zelf waargenomen of ondervonden.
    Verklaring verdachte mag alleen gaan om feiten en omstandigheden die uit eigen wetenschap bekend zijn. Getuigen mogen dus geen meningen of gissingen doen. Deze worden uitgesloten.
  • Vb 343 Sv: over wat zijn wetenschap en kennis hem leren.
    Deskundige mag alleen kennis afleggen over wat zijn wetenschap en kennis hem leren. Dus niet alleen omdat iemand professor is, ookal het in het strafrecht, dat hij een mening geeft over wereld en omstreken. Dat mag dus niet. Je mag alleen verklaren over datgene waar je echt deskundig in bent.
  • De inhoud van de verklaring moet gegevens betreffen die de verklarende persoon naar inhoud, strekking en draagwijdte kan overzien.
    Dus je moet weten waar je het over hebt. Je moet de inhoud, strekking en draagwijdte van wat je verklaard in de rechtbank kunnen overzien. In dat opzicht hebben we wel een probleem in NL (zie de audits verklaringen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

'’De auditu’’- problemen

A

In Amerika: verklaringen van ‘‘horen zeggen’’, tellen niet mee. In Nederland wel.

Iemand die als getuige verklaring aflegt tegen politieagent, daarvan zal verklaring worden opgeschreven, procesverbaal van bevindingen, dat mag vervolgens als bewijsmiddel, als schriftelijk stuk, worden gebruikt tijdens terechtzitting. Er komen bijna geen getuigen, er komen bijna geen aangevers.

In NL doen we aan ‘‘de auditu rechtspraak’’. Dat wil zeggen dat we heel veel meer recht op basis van stukken uit voorbereidend onderzoek, dan op basis van verklaringen die ter terechtzitting worden afgelegd. Dat kan ook, want degene die de de auditiux

De audits arrest 1926

  • Overbrengende verklaring
  • Overgebrachte verklaring

Verstoort systeem:
- Verhouding vooronderzoek/ottz
- Beëdiging
Getuige ter terechtzitting wordt beëdigd, getuige bij politie niet.
- Verschoningsrecht
Getuige bij terechtzitting kan zich beroepen op verschoningsrecht. Bij politie niet.
- Ingetrokken verklaringen
Mensen die bij de politie verklaren: Jan heeft het gedaan. Twee weken later: nee, Jan heeft het niet gedaan. Dan kan de eerste oorspronkelijke verklaring bij de politie alsnog als bewijsmiddel worden gebruikt.

Tegenbeweging:
In EHRM Saidi (confrontatierecht) werd bepaald dat je niet veroordeeld kunt worden enkel op basis van verklaringen van informanten waarin je tijdens de ttz niet mee geconfronteerd bent!
Arrest videoband (compensatie): HR vindt dat bescherming van slachtoffer mag prevaleren boven het ondervragingsrecht van de verdachte. Als verdachte de betrouwbaarheid van de video van de opgenomen verklaring misbruikt kind in verhoorstudio wil toetsen, dan moet compensatie worden geboden voor ontbreken ondervragingsrecht – wat voor compensatie hangt af van omstandigheden van het geval (HR Weigerende getuige). Denk ook aan het geval waarin getuige weigert antwoord te geven; dan krijgt verdachte ook een compensatie voor het niet kunnen gebruiken van het ondervragingsrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

EHRM Saidi (confrontatierecht)

A

Uit dit arrest volgt dat je niet veroordeeld kunt worden enkel op basis van verklaringen van informanten, terwijl je noch in het vooronderzoek, noch ter terechtzitting, geconfronteerd bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

HR Videoband

A

Ontucht met minderjarige. \Jongere kinderen die misbruikt zijn worden verhoord in een kindvriendelijke verhoorstudio/speelkamer. Kind wordt ondervraagd door ervaren psycholoog, achter de spiegel zitten verbalisanten. Er wordt een video-opname gemaakt van het verhoor, op basis waarvan een veroordeling mogelijk is. HR zegt: belang van bescherming van persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, mag prevaleren boven beschermingsrecht van verdachte.

Art. 6 EVRM staat toe dat die verklaring op videoband, wordt gebezigd. Er moet compensatie zijn voor de verdachte, afspelen van de videoband kan een belangrijke rol vervullen, iedereen kan zien wat verklaard is. En er kan een onderzoek worden gelast door deskundige van het vastgelegde verhoor.
Of je kunt het zoeken in de mogelijkheid van meer steunbewijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

HR 29 januari 2013

A

Getuige had ter terechtzitting geweigerd om vragen te beantwoorden. Dan heb je effectief geen gebruik kunnen maken van ondervragingsrecht. Dan zegt de HR dat in belangrijke mate ook ander bewijs aanwezig zou moeten zijn. Als de getuige weigert om te antwoorden op vragen die hem ttz worden gesteld omdat hij bedreigd is door de verdachte. Dan heeft de verdachte het recht om de getuige nader te doen horen verspeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Art. 341 lid 3 Sv:

Verklaring van verdachte mag alleen te zijnen aanzien gelden

A

Je moet voorkomen dat je twee medeverdachten hebt, beiden beschuldigen elkaar. De een zegt: zijn idee, ander zegt: nee, zijn idee. Om betrouwbaarheid te vergroten mogen verdachten verklaringen alleen gelden voor zover ze over henzelf gaan.

Zaken worden niet gevoegd, maar apart aangebracht.

Wij of Hij arrest:
Een van twee verdachte zegt in huis van bewaring tegen een badknecht hoe het gegaan is, dat zij het samen gedaan hebben. Het is een verklaring de auditu, materieel gezien is het een verklaring tegen de medeverdachte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Art. 342 lid 2 Sv

A

Verdachte kan niet worden veroordeeld o.g.v. een enkele verklaring tegen hem. Die regel wordt in de volksmond uitgelegd als:

'’Yunus testis, nullus testis’’

Als er 1 belastende verklaring is die alles van de tll dekt (meestal van het slachtoffer), dan is er maar heel weinig aanvullend bewijs nodig om tot veroordeling te komen: steunbewijs. Dus die verklaring is in principe voldoende, als er maar steunbewijs is.

Steunbewijs: een onderdeel moet door onafhankelijke verklaring worden gedekt. Dan is het voldoende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

HR Coca Cola

A

Dhr. in Amsterdam nam meisje mee in een bestelbusje. Meisje kwam helemaal overstuur daaruit, vertelde dat zij misbruikt is in dat busje. Verklaring van moeder en verklaring van politieambtenaar zijn twee bewijsmiddelen. Materieel gezien is het maar 1 bewijsmiddel, namelijk belastende verklaring van het slachtoffer.

Meisje zegt: ik ben misbruikt. Verdachte, de chauffeur, is met dat meisje langs Coca-Cola fabrieken gereden, die verdachte heeft na ontkenning, toegegeven dat meisje met hem is meegereden in het bestelbusje. Dat heeft de HR opgevat als voldoende steunbewijs. Dus wat heb je nodig: een belastende verklaring + steunbewijs. Aan steunbewijs worden geen hoge eisen gesteld.

In situaties van zedendelicten, waarbij iemand beschuldigd wordt van verkrachting, het gaat erom was er wel of geen dwang? Door dit systeem is een veroordeling al gauw mogelijk. Er is gauw voldoende wettig bewijs. Als het slachtoffer zegt ‘‘ik ben verkracht’’ verdachte zegt: ‘‘wel gemeenschap, maar conventueel’’ (met instemming). Dan is die verklaring van de verdachte voldoende steunbewijs.

Bij één op één situatie, al gauw een veroordeling mogelijk. Maar het gaat erom dat de rechter de een of de ander geloofd, dat zit hem in de sfeer van de overtuiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Toereikend bewijs

A
  1. Wettig bewijs, &
  2. Rechtmatig verkregen, &
  3. Overtuigend, &
  4. Redengevend
17
Q

Rechtmatig verkregen bewijs, arresten:

  • Bloedproef II
  • Sleutelbos II
  • Bulldog
  • Afvoerpijp
  • Nieuw toetsingskader, HR 19 feb 2013
A

Wij hebben heel veel jaren gewerkt zonder een bewijsuitsluitingsregel, maar die is in NL toch aanvaard in het Bloedpoef arrest.

Daarna Sleutelbos arrest. Dit arrest geeft aan dat als er ernstige onrechtmatigheden zijn gepleegd, dat niet alleen de directe bron van onrechtmatigheid wordt uitgesloten, maar ook de gevolgen daarvan.
Iemand zat opgesloten in voorarrest, hebben sleutelbos gepakt, zijn huis binnengetreden, daarna wapen gevonden. Dat gedrag van agenten was onrechtmatig. Ze hebben dat pistool aan die man laten zien, man heeft bekend. Niet alleen betreden van appartement en nemen vuurwapen was onrechtmatig, maar ook de daarop gebaseerde bekentenis. Dus de vruchten van de verboden handelingen.

Bulldog:
De welgebruikte bewijsmiddelen zijn rechtmatig verkregen, dat hoeft de rechter NIET bij ieder middel uit te leggen. Tegenwoordig is het veel meer zo dat niet allen onrechtmatige handelingen leiden tot bewijsuitsluitingen.

Afvoerpijparrest is verplicht.:

  • Tegen de verdachte: ALs er onrechtmatigheden zijn gepleegd in ander onderzoek of andere verdachte dan GEEN bewijsuitsluiting.
  • Onherstelbare vormverzuimen. De voorkeur is herstel. Als dat niet kan, bewijsuitsluiting.
  • Het moet gaan om het niet naleven van een voorschrift dat betrekking had op het beschermen van belangen van de verdachte, niet een ander dan verdachte
  • Bewijsuitsluiting is uitsluitend aan de orde, indien door onrechtmatige bewijsgaring, een belangrijk strafrechtelijk voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden.

Arrest 19 feb 2013:
Van verdediging die beroep doet op een schending van een vormverzuim, mag worden verlangd, dat die verdediging, duidelijk en gemotiveerd a.d.h.v. de factoren die zojuist zijn genoemd aangeeft tot welk rechtsgevolg moet worden gekomen.
Alleen op een duidelijk gemotiveerd verweer, moet de rechter een duidelijke en gemotiveerde beslissing geven.

18
Q

Niet alleen voldoende wettig bewijs, en rechtmatig verkregen bewijs en redengevend, MAAR

Hij moet door het bewijs OVERTUIGD zijn.

Wanneer is een rechter nou overtuigd van de schuld van de verdachte?

A

Dat is iets wat we in een juridische opleiding niet veel aandacht geven. Hoe komt nou een rechter in NL tot zijn overtuiging.

Hoofdregel: selectie en waardering van het bewijs wordt overgelaten aan de rechter in eerste aanleg. De rechter heeft in het dossier vaak heel veel potentiële rechtsbronnen. Welke neemt hij nou mee en welke niet?

Voorbeelden:
Je kunt bij twijfel iemand niet opsluiten, denk aan die verslaafde die opzettelijk verslaafden de gelegenheid zou hebben verschaft om zijn dochter te misbruiken.

Ander voorbeeld: verslaafde in Rotterdam, strafblad van 28 bladzijden. Werd beschuldigd van inbreken in een flat in Rotterdam, daar zou hij een DVD speler hebben weggehaald. Belangrijkste bewijs: in de hoek waar DVD speler stond, stond een stopcontact, op dat stopcontact waren vingerafdrukken van de verdachte. U bent rechter, u moet de juiste beslissing nemen. Gedaan of niet gedaan? Meneer u zegt nee, maar hoe komen vingerafdrukken daar? Ja, dat kan ik wel verklaren. Ik ben verslaafd, het was in de winter, er is grote leegstand in deze wijk, hebben wel centrale stroomvoorziening. Dus: met bankpas kunnen zij deuren van de flat openmaken, dat noemen zij flipperen. Dat wil zeggen met een bankpas openen van slecht hang en sluit werk. Hij heeft een klein 5 Watts lampje, stopt hij in het stopcontact, dan injecteert hij zijn shot. Daarna gaat hij weg. Verteld die man nou de waarheid of liegt hij? Hoe maak je dat uit? Rechter viel o[ dat de man een groot strafblad had, omdat hij deze misdaad ontkende, was hij in voorlopige hechtenis gehouden. 2 maanden in voorlopige hechtenis geweest. Als hij had bekent was hij vrijgelaten, maar nu was er een onderzoeksbelang. De man had een enorm strafblad, hij bekende in het verleden altijd. Nu ontkende hij. Hij zei dit keer heb ik het niet gedaan, dan wil ik worden vrijgesproken.
3e punt: man brak altijd hetzelfde in, kwam op dezelfde manier binnen. Altijd met een flipper, altijd de buit wegzetten en daarna nog even terug naar adres. Dan sloeg hij een ruitje in. Voor de verzekering. Het is vervelend voor slachtoffers als er geen gebruikssporen zijn. Nu deed hij dat niet. Hij is vrijgesproken.

19
Q

Art. 338 Sv: onmiddellijkheidsbeginsel

A

Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, kan door de rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen.
(alléén dus over bewijs ten laste gelegde feit: alléén vraag 1 van art. 350 Sv)

20
Q

Modernisering bewijsrecht

A

Na de modernisering verandert het criterium ‘overtuigd’ naar ‘buiten redelijke twijfel’. Lijkt geen grote verandering, maar het woord ‘redelijk’ impliceert de notie voor motivering: het vergt íets meer dan nu gevergd wordt. Na de individuele vaststelling van de overtuiging van de bewijsmiddelen, moet de rechter motiveren waarom hij over-all overtuigd is. Wat als de middelen op zichzelf / individueel overtuigend zijn, maar de rechter desondanks in zijn geheel niet overtuigd is? Dat kan een soort ‘chilling effect’ hebben: uit vrees voor een diepgaande motivering tóch maar tot een algehele overtuiging komen als de bewijsmiddelen individueel overtuigend zijn.

21
Q

Bewijs geldt alleen voor bewijzen ten laste gelegde feit

A

Zoals hierboven al genoemd is het bewijsrecht alleen van toepassing op de eerste vraag van art. 350 Sv. Dus, NIET ten aanzien van: feiten van algemene bekendheid, vaststelling tussenvonnis, vaststelling voorvragen 348 Sv, vaststelling strafuitsluitingsgronden, bestaan van rechtsregel, vaststelling strafmaat (dus een moeilijke jeugd hoeft niet bewezen te worden), spreekrecht van slachtoffers (kan rechter zelf een waarde aan hangen).

22
Q

Bewijsmiddel

A

Het onderzoeksresultaat dat in een strafzaak voorhanden is en – vanwege de informatie die het bevat of die er aan kan worden ontleend – bestemd is te worden gebruikt voor de totstandkoming en verantwoording (motivering) van de bewezenverklaring.

  1. Eigen waarneming van de rechter, art. 340 Sv
  2. Verklaringen van de verdachte, art. 341 Sv
  3. Verklaringen van een getuige, art. 342 Sv
  4. Verklaringen van een deskundige, art. 343 Sv
  5. Schriftelijke bescheiden art. 344 Sv

In de artikelen achter de bewijsmiddelen staat de ‘uitwerking’. De uitwerkingen beogen de betrouwbaarheid van de informatie te optimaliseren; betrouwbaarheid van de bronnen. Hij die een verklaring aflegt moet de inhoud, strekking en draagwijdte kunnen overzien van zijn verklaring. Hieruit kan een probleem ontstaan: de auditu-problemen (zie hierna).
Verklaring of schriftelijk bescheid?

Wanneer een verklaring in het vooronderzoek wordt afgelegd, is het een schriftelijk bescheid; er wordt een PV van opgemaakt dat als schriftelijk stuk in het dossier wordt gevoegd. Een verklaring afgelegd tijdens terechtzitting geldt als verklaring in de zin van art. 339 lid 1 sub b, c, en d. Zie hieronder de-auditu verklaring. Een aangifte die via internet geschied, is dus geen PV, maar een ‘ander geschrift’. Waarom is dat van belang? Of een verklaring te gelden heeft als ‘verklaring’ of als ‘schriftelijk’ bescheid, kan van invloed zijn op de regels van het bewijsminimum. Denk aan unus testis nullus testis.

23
Q

Restrictieve interpretatie

A

De verklaring van de verdachte geldt alleen voor zover deze iets zegt over de verdachte zelf (art. 341 lid 3 Sv); dus met voeging kunnen verdachten niet over de medeverdachte verklaren. Dit ‘probleem’ wordt omzeild door de zaken apart aan te brengen. De verdachte wordt dan (eventueel) als getuige gehoord in de andere zaak. Waarom geldt dit principe? Anders kan het zwijgrecht in gedrang komen: het praten van de medeverdachte dwingt de verdachte indirect tot ‘spreken’. Bovendien wordt een verdachte niet beëdigd.

Art. 342 lid 2 Sv: unus testis, nullus testis: je kunt niet op grond van één belastende verklaring worden veroordeeld – als het een verklaring is die alle onderdelen van de tenlastelegging dekt, is maar op één onderdeel ‘steunbewijs’ nodig om tot een veroordeling te komen. Steunbewijs: één onderdeel van de tenlastelegging wordt bevestigd door een onafhankelijke bron: Coca Cola arrest. Dat klinkt heftig, maar het gaat uiteindelijk toch om de overtuiging die de rechter heeft: art. 338 Sv.
NB: een dubbele bevestiging is niet nodig als ambtenaar een authentieke PV opmaakt; dat enkel is genoeg.

24
Q

Wanneer is bewijs toereikend?

A
  • Wettig bewijs +
  • Rechtmatig verkregen +
    Bewijs mag in beginsel niet onrechtmatig verkregen zijn. Art. 359a Sv geeft de rechter de mogelijkheid consequenties te verbinden aan onrechtmatig verkregen bewijs.
  • Overtuigend +
  • Redengevend.
    Het bewijs moet redengevend zijn: houdt in dat de middelen kunnen bijdragen aan een bewezenverklaring: ze moeten dus wat zeggen over de componenten uit de tenlastelegging, zoals plaats, tijdstip, handeling etc. Een brief waarin moeder zegt dat haar zoon een schat is, is niet redengevend. Een ontlastende verklaring; iets wat juist níet de tenlastelegging bewijst, noemen we daarom ook niet-redengevend en is dus daarmee geen bewijsmiddel voor het OM. NB: dat er een bijv. een warmtemeting is gedaan, geeft aan wat de aanleiding tot opsporing is geweest; aan de hand daarvan kan rechtmatigheid van inzet dwangmiddelen getoetst worden.
    Denaturering van verklaring
    Soms kan één gedeelte van een verklaring redengevend zijn, en de zin die daarop volgt niet redengevend: “Ik heb gedronken, maar het was melk”. In zijn geheel niet-redengevend voor dronkenschap achter stuur. Het OM mag verklaringen splitsen: “Ik heb gedronken…” – dit is op zichzelf redengevend, maar hiermee wordt de oorspronkelijke verklaring ‘gedenatureerd’  de strekking van de verklaring is daarmee veranderd. Wanneer sprake is van denaturering hangt af het ten laste gelegde feit en verklaring van verdachte.
25
Q

(On)rechtmatig verkregen bewijs

A

Wanneer bewijs onrechtmatig verkregen is (= onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek) kan de rechter daar consequenties aan verbinden. Hij kan:

-> Enkel constateren / vaststellen (HR Afvoerpijparrest)
-> Strafvermindering, art. 359a lid 1 sub a
-> Bewijsuitsluiting, art. 359a lid 1 sub b (HR Afvoerpijparrest, HR Onbevoegde Hulpofficier)
o Causaal verband tussen vormverzuim en bewijs
o Als belangrijk strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel is geschonden
Onbevoegde Hulofficier: handvaten mogelijkheid tot uitsluiting. Bewijsuitsluiting:
 is bij schending recht op eerlijk proces, 6 EVRM, vrijwel onontkoombaar (niet gewezen zwijgrecht);
 kan bij schending ander belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel noodzakelijk worden geacht (overtreden huisrecht);
 is niet uitgesloten bij structurele verzuimen waarvan de verantwoordelijke autoriteiten op de hoogte zijn en desondanks niets hebben gedaan om deze verzuimen te voorkomen.
-> Niet-ontvankelijkheid OM, art. 359a lid 1 sub c
Uit HR Doelmiddelproblematiek volgt dat de rechter moet motiveren waarom hij welk gevolg hieraan geeft  dit moet hij doen aan de hand van ‘algemene gezichtspunten’ uit lid 2:
• Het belang dat het geschonden voorschrift dient (Schultznorm: het moet gaan om het belang van de verdachte dat werd beoogd te beschermen. Als belang van een derde is geschonden en daarmee bewijs is verkregen tegen de verdachte dan heeft art. 359a geen toepassing!)
• Ernst van het verzuim
• Nadeel dat daarmee is veroorzaakt

26
Q

Bewijsminimumregels

A

Bewijsminimumregels
1. Enkel een verklaring van een verdachte is niet genoeg (voorkomt gedwongen bekentenissen), art. 341 lid 4 Sv
2. Unus testis nullus testis, art. 342 lid 2 Sv
Een bewezenverklaring kan niet steunen op slechts één getuigenverklaring; steunbewijs is nodig: wat is voldoende steun? HR lijkt ‘inhoudelijk verband’ te eisen: het is casuïstisch. HR lijkt wel een ‘onafhankelijke andere informatiebron’ te eisen met ‘een niet te ver verwijderd verband’: hiermee lijkt het steunbewijs een soort ‘controlefunctie’ te hebben (vooral problematisch in zedenzaken; ze spelen zich af in besloten kring).
Het steunbewijs hoeft slechts te zien op een deel van de tenlastelegging; maar treft deze wel in zijn geheel. Discussie bestaat of het steunbewijs op zichzelf redengevend moet zijn; of dat het slechts in relatie tot het de getuigenverklaring redengevend hoeft te zijn. Wij neigen naar ‘op zichzelf redengevend’.
Arrest Unus testis II m.nt. Borgers / Kraamvisite: slachtoffer lag week in ziekenhuis, verdachte bevestigt meerdere malen langsgekomen en ongeremde seksbehoeften had -> onvoldoende steunbewijs
Arrest Unus testis III: één getuigenverklaring + letselschade en dat verdachte er was  voldoende steunbewijs
Vakantiereis: ‘kennelijke leugenachtige verklaring’ is op zichzelf geen bewijsmiddel (dus ook geen steunbewijs). Het kan wel bijdragen (wanneer er voldoende bewijsmiddelen zijn) aan de bewijsvoering en overtuigdheid.

Let dus op: voldaan aan bewijsminima betekent niet een bewezenverklaring; het draait óók (en uiteindelijk helemaal) om de overtuigdheid van de rechter. Een ingetrokken bekennende verklaring kan gebruikt worden als bewijsmiddel, maar hiermee moet rechter terughoudend omgaan. Een uitermate onbetrouwbare getuigenverklaring is ook bewijs. Bij elkaar zijn voorgenoemde bewijsmiddelen genoeg voor een bewezenverklaring, MAAR: het is absoluut niet overtuigend!

  1. Bijzondere positie verklaring medeverdachten, art. 341 lid 3 Sv
  2. Bewijs op grond van één bewijsmiddel:
    a. Kan alleen wanneer het een PV is, art. 342 lid 2 Sv (wordt vaak gebruikt voor verkeersovertredingen)

Verantwoording bewijsmateriaal?
HR Rijswijkse stoeptegel: in principe is de rechter vrij in de selectie en waardering van het bewijsmateriaal. Er bestaan echter wel motiveringsregels t.a.v. bepaalde verweren.