SPR HC6 - Bewijsrecht Flashcards
Positief-wettelijk stelsel
Een wettelijk stelsel, omdat de wet limitatieve opsomming geeft van de toelaatbare bewijsmiddelen. De wet geeft een uitputtende, limitatieve opsomming van de kernbronnen die de rechter mag gebruiken. Waarom positief wettelijk stelsel? Omdat de wet in dat stelsel bovendien dwingende aanwijzingen geeft omtrent de overtuigende kracht van die bewijsmiddelen.
Er wordt bijv. in sommige landen bepaald dat als de verdachte bekend, dat de rechter dat moet aanvaarden, en er een bewezenverklaring moet volgen.
Negatief-wettelijk stelsel
Heeft gemeen met positief wettelijk stelsel dat de wet een uitputtende limitatieve opsomming geeft van de toelaatbare bewijsmiddelen. Maar daarbij geeft de wet geen dwingende aanwijzingen omtrent de overtuigende kracht van de kernbronnen/informatiebronnen. Dat is het stelsel dat wij in NL hebben. In art. 339 Sv staat een uitputtende opsomming van de bewijsmiddelen die een rechter mag gebruiken, maar er wordt nergens een dwingende aanwijzing gegeven omtrent de overtuigend kracht daarvan. Want daarvoor geldt die algemene norm van art. 38 dat bewijs alleen geleverd mag worden geacht als de rechter overtuigd is.
Vrij bewijsstelsel
De wet geeft helemaal geen aanwijzingen, dus er is geen uitputtende opsomming.
- Conviction intime = wat we in NL zouden zeggen ‘‘bloot innerlijke overtuiging’’ die je niet hoeft uit te leggen. Dat is het systeem van Amerikaanse jury, rechter vraagt hoe luidt die beslissing? Voorzitter: Guilty. of not Guilty, geen uitleg verder.
- Conviction reaisonnée = je mag over elke kernbron beschikken, maar je moet uitleggen waarom je tot een bepaald oordeel bent gekomen.
Negatief wettelijk stelsel en vrij bewijsstelsel dat gekoppeld wordt aan motiveringsplicht, dat ligt vrij dicht tegen elkaar. Wat is nou het praktisch belang van het verschil?
Beeld- en geluidsdragers kunnen in ons negatief-wettelijk bewijsstelsel niet als rechtstreeks bewijsmiddel gelden. Die worden in NL als bewijsmiddel gebruikt door de tussenschakel van de waarneming van de rechter ter terechtzitting. Je weet zelf hoe moeilijk dat kan zijn, je kunt moeilijk herkennen wie er op de beelden staat.
Midden in de nacht een grote kraak, er liepen twee mannen pijlsnel door het beeld heen. Er was een procesverbaal van politie die de beelden heeft genomen, beelden worden ter terechtzitting afgespeeld. Dat is dus heel moeilijk.
Het bewijsrecht is van toepassing op welke vraag uit 350 Sv?
Wat zijn de uitzonderingen?
Alleen vraag 1 van art. 350 Sv. Heeft de verdachte het tll feit gedaan?
Alle andere vragen van 350 en 348 vallen buiten toepassing van het bewijsrecht.
Uitzonderingen:
1. Feiten van algemene bekendheid hoef je niet te bewijzen (art. 339 lid 2 Sv).
Feit van algemene bekendheid:
‘‘Als notoir is te beschouwen elk feit of elke toestand, die elk beschaafd, op de hoogte van zijn tijd staand man moet geacht worden te kennen of zonder noemenswaardig onderzoek uit algemeen toegankelijke bronnen te weten kan komen… ‘’
(Anema/Verdam)
Dat gaat dus over vaststaande feiten waar je niet over van mening kunt verschillen.
Het kan gaan om individuele feiten, maar ook om wetmatigheden. Bijv. dat het slipgevaar op een natte weg groter is dan op een droge weg. Merk dit dus aan als feit van algemene bekendheid, anders moet dat ook bewezen worden.
Scheikundige namen: feiten van algemene bekendheid, hoef je niet te bewijzen.
- Bewijsrecht is ook niet van toepassing op de voorvragen van art. 348 Sv.
Verdachte zegt: ik vind dat het OM niet ontvankelijk moet worden verklaard. Dat vind ik omdat de OvJ mij heeft toegezegd dat ik niet vervolgd zou worden. Dus dagvaarding is een schending van beginsel van behoorlijk strafprocesrecht. Je moet dan toch weten als rechter of de OvJ dit echt gezegd heeft. Dan moet je dat als rechter aan de OvJ gaan vragen. Als de OvJ dan zegt: ‘‘nee, geen sprake van’’. Dan mag de rechter op basis van die uitspraak, het verweer afwijzen. Verklaring van de OvJ is geen wettig bewijsmiddel in de zin van het bewijsrecht. Dus daarom is het zo belangrijk om te weten dat het bewijsrecht niet van toepassing is op 348 Sv. - Vaststelling t.a.v. strafuitsluitingsgronden
Mishandeling, vechtpartij, wie is nou dader en wie is slachtoffer? Degene die het eerst aangifte doet is slachtoffer. Degene die vervolgd wordt zegt, ik ben helemaal niet begonnen met vechten. Die andere persoon, die nu slachtoffer is, die heeft mij geslagen, heeft mij bedreigd met een mes. Ik kon niet anders dan hem slaan. Wat moet de rechter dan doen? Beslissen of Verweer terecht is. Is er iemand anders met mes op hem afgelopen? Noodweer?
Er zijn geen wettelijke bewijsmiddelen van toepassing EN rechterlijke overtuigingseis van art. 338 niet van toepassing. - Bestaan van rechtsregels (Ius Curia novit).
Verdachte zegt: die regel kwam nooit in het staatsblad, dus is niet van toepassing. Of in strijd met hogere regel, dus niet van toepassing.
- Vaststelling t.a.v. strafmaat
- (denk aan: spreekrecht voor slachtoffers) Of dit waar is? Rechter moet daarachter komen, dat hoeft hij niet met toepassing van bewijsrecht te doen. - Ook niet van toepassing op feitelijke vaststellingen die de rechter gedurende het proces moe maken.
Feitelijke informatie is hiervoor nodig, bijv. om te schorsen. Rechter hoeft geen gebruik te maken van bewijsrecht.
Wat is een bewijsmiddel?
Wat is een bewijsmiddel:
Dat doe je met behulp van bewijsmiddelen. Een bewijsmiddel is een onderzoeksresultaat dat in een strafzaak beschikbaar is en dat informatie bevat. Omdat daar informatie in zit en informatie aan kan worden ontleend, daarom is dat onderzoeksresultaat bestemd om te worden gebruikt om tot een bewezenverklaring te komen. En deze bewezenverklaring ook te verantwoorden.
Welke bewijsmiddelen zijn er?
Art. 339 Sv
- Eigen waarneming van de rechter (340 Sv)
- Verklaringen van de verdachte (341 Sv)
- Verklaringen van een getuige (342 Sv)
- Verklaringen van een deskundige (343 Sv)
- Schriftelijke bescheiden (344 Sv)
Lid 2: feiten of omstandigheden van algemene bekendheid behoeven geen bewijs.
Bijzondere bepalingen omtrent anonymi - inclusief bedreigde en beschermde getuigen - en kroongetuigen in art. 344a Sv.
'’Uitwerking’’ in art. 340-344a Sv
- Uitwerking beoogt de betrouwbaarheid van de informatie te optimaliseren
Het gaat dus om betrouwbaarheid van informatiebronnen. - Vb. 341 Sv: feiten en omstandigheden, uit eigen wetenschap bekend.
- Vb 342 Sv: feiten en omstandigheden, zelf waargenomen of ondervonden.
Verklaring verdachte mag alleen gaan om feiten en omstandigheden die uit eigen wetenschap bekend zijn. Getuigen mogen dus geen meningen of gissingen doen. Deze worden uitgesloten. - Vb 343 Sv: over wat zijn wetenschap en kennis hem leren.
Deskundige mag alleen kennis afleggen over wat zijn wetenschap en kennis hem leren. Dus niet alleen omdat iemand professor is, ookal het in het strafrecht, dat hij een mening geeft over wereld en omstreken. Dat mag dus niet. Je mag alleen verklaren over datgene waar je echt deskundig in bent. - De inhoud van de verklaring moet gegevens betreffen die de verklarende persoon naar inhoud, strekking en draagwijdte kan overzien.
Dus je moet weten waar je het over hebt. Je moet de inhoud, strekking en draagwijdte van wat je verklaard in de rechtbank kunnen overzien. In dat opzicht hebben we wel een probleem in NL (zie de audits verklaringen).
'’De auditu’’- problemen
In Amerika: verklaringen van ‘‘horen zeggen’’, tellen niet mee. In Nederland wel.
Iemand die als getuige verklaring aflegt tegen politieagent, daarvan zal verklaring worden opgeschreven, procesverbaal van bevindingen, dat mag vervolgens als bewijsmiddel, als schriftelijk stuk, worden gebruikt tijdens terechtzitting. Er komen bijna geen getuigen, er komen bijna geen aangevers.
In NL doen we aan ‘‘de auditu rechtspraak’’. Dat wil zeggen dat we heel veel meer recht op basis van stukken uit voorbereidend onderzoek, dan op basis van verklaringen die ter terechtzitting worden afgelegd. Dat kan ook, want degene die de de auditiux
De audits arrest 1926
- Overbrengende verklaring
- Overgebrachte verklaring
Verstoort systeem:
- Verhouding vooronderzoek/ottz
- Beëdiging
Getuige ter terechtzitting wordt beëdigd, getuige bij politie niet.
- Verschoningsrecht
Getuige bij terechtzitting kan zich beroepen op verschoningsrecht. Bij politie niet.
- Ingetrokken verklaringen
Mensen die bij de politie verklaren: Jan heeft het gedaan. Twee weken later: nee, Jan heeft het niet gedaan. Dan kan de eerste oorspronkelijke verklaring bij de politie alsnog als bewijsmiddel worden gebruikt.
Tegenbeweging:
In EHRM Saidi (confrontatierecht) werd bepaald dat je niet veroordeeld kunt worden enkel op basis van verklaringen van informanten waarin je tijdens de ttz niet mee geconfronteerd bent!
Arrest videoband (compensatie): HR vindt dat bescherming van slachtoffer mag prevaleren boven het ondervragingsrecht van de verdachte. Als verdachte de betrouwbaarheid van de video van de opgenomen verklaring misbruikt kind in verhoorstudio wil toetsen, dan moet compensatie worden geboden voor ontbreken ondervragingsrecht – wat voor compensatie hangt af van omstandigheden van het geval (HR Weigerende getuige). Denk ook aan het geval waarin getuige weigert antwoord te geven; dan krijgt verdachte ook een compensatie voor het niet kunnen gebruiken van het ondervragingsrecht.
EHRM Saidi (confrontatierecht)
Uit dit arrest volgt dat je niet veroordeeld kunt worden enkel op basis van verklaringen van informanten, terwijl je noch in het vooronderzoek, noch ter terechtzitting, geconfronteerd bent.
HR Videoband
Ontucht met minderjarige. \Jongere kinderen die misbruikt zijn worden verhoord in een kindvriendelijke verhoorstudio/speelkamer. Kind wordt ondervraagd door ervaren psycholoog, achter de spiegel zitten verbalisanten. Er wordt een video-opname gemaakt van het verhoor, op basis waarvan een veroordeling mogelijk is. HR zegt: belang van bescherming van persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, mag prevaleren boven beschermingsrecht van verdachte.
Art. 6 EVRM staat toe dat die verklaring op videoband, wordt gebezigd. Er moet compensatie zijn voor de verdachte, afspelen van de videoband kan een belangrijke rol vervullen, iedereen kan zien wat verklaard is. En er kan een onderzoek worden gelast door deskundige van het vastgelegde verhoor.
Of je kunt het zoeken in de mogelijkheid van meer steunbewijs.
HR 29 januari 2013
Getuige had ter terechtzitting geweigerd om vragen te beantwoorden. Dan heb je effectief geen gebruik kunnen maken van ondervragingsrecht. Dan zegt de HR dat in belangrijke mate ook ander bewijs aanwezig zou moeten zijn. Als de getuige weigert om te antwoorden op vragen die hem ttz worden gesteld omdat hij bedreigd is door de verdachte. Dan heeft de verdachte het recht om de getuige nader te doen horen verspeeld.
Art. 341 lid 3 Sv:
Verklaring van verdachte mag alleen te zijnen aanzien gelden
Je moet voorkomen dat je twee medeverdachten hebt, beiden beschuldigen elkaar. De een zegt: zijn idee, ander zegt: nee, zijn idee. Om betrouwbaarheid te vergroten mogen verdachten verklaringen alleen gelden voor zover ze over henzelf gaan.
Zaken worden niet gevoegd, maar apart aangebracht.
Wij of Hij arrest:
Een van twee verdachte zegt in huis van bewaring tegen een badknecht hoe het gegaan is, dat zij het samen gedaan hebben. Het is een verklaring de auditu, materieel gezien is het een verklaring tegen de medeverdachte.
Art. 342 lid 2 Sv
Verdachte kan niet worden veroordeeld o.g.v. een enkele verklaring tegen hem. Die regel wordt in de volksmond uitgelegd als:
'’Yunus testis, nullus testis’’
Als er 1 belastende verklaring is die alles van de tll dekt (meestal van het slachtoffer), dan is er maar heel weinig aanvullend bewijs nodig om tot veroordeling te komen: steunbewijs. Dus die verklaring is in principe voldoende, als er maar steunbewijs is.
Steunbewijs: een onderdeel moet door onafhankelijke verklaring worden gedekt. Dan is het voldoende.
HR Coca Cola
Dhr. in Amsterdam nam meisje mee in een bestelbusje. Meisje kwam helemaal overstuur daaruit, vertelde dat zij misbruikt is in dat busje. Verklaring van moeder en verklaring van politieambtenaar zijn twee bewijsmiddelen. Materieel gezien is het maar 1 bewijsmiddel, namelijk belastende verklaring van het slachtoffer.
Meisje zegt: ik ben misbruikt. Verdachte, de chauffeur, is met dat meisje langs Coca-Cola fabrieken gereden, die verdachte heeft na ontkenning, toegegeven dat meisje met hem is meegereden in het bestelbusje. Dat heeft de HR opgevat als voldoende steunbewijs. Dus wat heb je nodig: een belastende verklaring + steunbewijs. Aan steunbewijs worden geen hoge eisen gesteld.
In situaties van zedendelicten, waarbij iemand beschuldigd wordt van verkrachting, het gaat erom was er wel of geen dwang? Door dit systeem is een veroordeling al gauw mogelijk. Er is gauw voldoende wettig bewijs. Als het slachtoffer zegt ‘‘ik ben verkracht’’ verdachte zegt: ‘‘wel gemeenschap, maar conventueel’’ (met instemming). Dan is die verklaring van de verdachte voldoende steunbewijs.
Bij één op één situatie, al gauw een veroordeling mogelijk. Maar het gaat erom dat de rechter de een of de ander geloofd, dat zit hem in de sfeer van de overtuiging.