Ritmestoornissen Flashcards

1
Q

Oorzaken van Bradyaritmie

A

Sinusarrest (sinusknoop maakt geen prikkel), SA-block (wel prikkel maken, niet geleiden) of AV-block

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vormen van AV-block

A
  • 1e graads: geleiding is wel aanwezig, maar vertraagd
  • 2e graads: geleiding komt soms niet door. Type Mobitz 1 (Wenkenbach)-> fysiologisch, QRS valt weg want AV-geleiding duurt te lang, maar is terug bij volgende activatie.
    Type 2 Mobitz-> atriale prikkel niet voortgeleid zonder eerst toename PQ-tijd, QRS valt spontaan weg.
  • Hooggradig: 2/meer opeenvolgende atriale prikkels worden niet voortgeleid
  • 3e graads: geen voortgeleiding atriale prikkels, geen relatie tussen atria en ventrikels. Cannon waves zichtbaar (gestuwde halsvenen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

symptomen bradyaritmie

A

trage hartsla, moe, duizelig, syncope, kortademig, symptomen van hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lichamelijk onderzoek bradyaritmie

A

Normaal, trage hartslag, cannon waves, omgekeerde splijting 2e harttoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verdere diagnostiek bradyaritmie

A

12-kanaal ECG, Holterregistratie, echocardiogram, MRI, CT en eventueel hartkatheterisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oorzaken bradyaritmie

A

Medicijnen, infecties, klepafwijkingen, hartinfarct, degeneratieve aandoeningen, congenitale afwijkingen of cardiomyopathieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandeling bradyaritmie

A

Oorzaak behandelen: medicatie staken, revascularisatie, infecties behandelen of wachten (bijv. na hartchirurgie)
Als niet verbeterd: pacemaker implantatie. Meestal in v. subclavia met een draad in RA en een in RV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 soorten tachycardie

A

Supraventriculaire tachycardie (SVT) en ventriculaire tachycardie (VT).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 mechanismen van tachycardie

A
  • Re-entry: meest voorkomend. Prikkel stroomt terug waardoor cirkel wordt gevormd.
  • Getriggerde activiteit: vroege of late nadepolarisatie (EAD, DAD). Er is verstoord samenspel in inwaarste en uitwaarste ionenstroom bij de actiepotentiaal.
  • Abnormale automatie: spontane fase-4 depolarisatie kan ontstaan, dus fase 4 verkort.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

AV-knoop re-entry tachycardie (AVNRT)

A
  • Meest voorkomend bij jonge mensen
  • Symptomen: hart op hol, regelmatig en plotseling begin. Ook moe, duizelig en licht in hoofd, kortademig, kikkerfenomeen (cannon waves), pijn op borst en zelden bij-wegrakingen of wegrakingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ziet het ECG van AVNRT eruit?

A

Op ECG van AVNRT zie je geen P-top of komt erna. Kijken naar V1.
Prikkel kan vanuit AV-knoop via 2 paden, normaliter gaat het via snelle pad. Bij geleidingsfalen ontstaat cirkelgeleiding tussen snel en langzaam pad. Snelle pad heeft langere refractaire periode, als dan extra prikkel komt, gaat die via langzame pad en schiet dan vervolgens terug via snelle pad. Er ontstaat een circuit. Atria en ventrikel activeren gelijktijdig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wolff-Parkinson-White syndroom WPW

A

Op ECG zie je delta-golf (ventriculaire pre-excitatie) in Einthoven II.
Symptomen zijn zelfde als AVNRT
Je hebt aangeboren afwijking (maar niet erfelijk) dat er beschadiging is in bindweefsellaag waar spierlaag doorloopt en waar geleiding mogelijk is. Sprake van accessoire verbinding. Als elektrische prikkel daar terecht komt wordt een deel van ventrikel vroegtijdig gepre-exciteerd. Dan op ECG komt direct na P-top QRS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ritmestoornissen bij WPW ontstaan ook door re-entry, welke 3 mechanismen zijn er?

A
  • Orthodrome: prikkelgeleiding door AV en kan soms terugschieten. Smal QRS
  • Antidrome: op ECG niet te onderscheiden van tachycardie. Breed QRS. Prikkel loopt antegraad via bypass en retrograad via normale geleidingssysteem.
  • Bystander bij atriumfibrilleren: atria worden heel snel continu geactiveerd. AV-knoop vertoont vetraagde geleidingseigenschappen en beschermt daarmee de ventrikels tegen hoge frequentie. Door extra verbinding kunnen veel prikkels worden doorgegeven. ECG is FBI (fast, broad en irregular)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Atriumflutter

A
  • Na boezemfibrilleren meest voorkomende boezemritmestoornis.
  • Symptomen: snelle regelmatige hartslag, vage klachten (soms ontdekt bij toeval) en moe en kortademig.
  • Berust ook op re-entry. Cirkelvorming rondom tricuspidalisklep.
  • Op ECG: in I, II, en aVF zaagtandfenomeen. Negatieve P-top is ook kenmerkend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Atriumfibrilleren

A

Veel re-entry golven ontstaan in atria. Ventrikels contraheren hierdoor opregelmatig en zeer traag of snel. Hoe sneller boezems contraheren, hoe trager de kamers.
Symptomen: moe, kortademig, verminderde inspanningstolerantie, palpitaties, duizelig, syncope. Soms asymptomatisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn oorzaken voor atriumfibrilleren

A
  • Cardiaal: hoge bloeddruk, hartklepafwijkingen, hartfalen, postoperatief op supraventriculaire tachycardie
  • Niet-cardiaal: longziekte, stofwisselingsstoornis (Schildklier), alcohol.
  • Lone atriumfibrilleren: geen structurele afwijkingen of niet-cardiale oorzaken. Extreme inspanning kan mogelijk oorzaak zijn.
17
Q

Wat zijn risico’s en welke scores kunnen gebruikt worden voor atriumfibrilleren?

A

Risico’s: trombo-embolie of ischemische herseninfarct

Voor bepalen ernst van AF-> EHRA score.
Voor vaststellen risico op trombose-> CHA2-DS2-VASc score. Als risico van 2 punten, antistolling.

18
Q

Soorten atriumfibrilleren

A
  • Paroxysmaal: overwegend normaal ritme met korte episodes van atriumfibrilleren (<7 dagen) stopt spontaan.
  • Persisterend: aanhoudend atriumfibrilleren (>7 dagen) beëindigen van aanvallen door interventie bijv. medicatie of elektrische cardioversie (rhythm control).
  • Langdurig persisterend: cardioversie onsuccesvol. > een jaar.
  • Permanent: atriumfibrilleren is geaccepteerd. Er is rate-control: zorgen voor acceptabele kamerfrequentie
19
Q

Ventriculaire tachycardie

A

Ventrikelflutter, ventrikelfibrilleren en ventriculaire overslagen.
Ventrikel tachycardie kan optreden zonder structurele hartafwijkingen (idiopathisch). Hier symptomatisch behandelen.
Andere oorzaken ritmestoornissen: medicatie, elektrolytenstoornissen, infecties.

20
Q

Als gevolg van wat kunnen bij ventriculaire tachycardie structurele hartafwijkingen ontstaan

A

Ziekte van kransslagaders na infarct
Falen L/R ventrikel.
Klepafwijkingen
Door erfelijke hartziekte als: lang QT syndroom, Brugada syndroom of ACM

21
Q

Aanvullend onderzoek ventriculaire tachycardie

A

12-kanaal ECG, Holter, ergometrie, bloedonderzoek, X-thorax, echo/MRI, CT, katheterisatie, genetisch onderzoek.

22
Q

Behandelen hartritmestoornissen, acute behandeling

A

Medicamenteus, zoals adenosine iv.
Elektrisch: cardioversie of overpacen.

23
Q

Lange termijn behandeling hartritmestoornis

A
  • Medicatie
  • Elektrofysiologisch onderzoek
  • Ritmechirurgie
  • Implantatie inwendige defibrillator (ICD)
  • Implantatie pacemaker
24
Q

Katheterablatie

A

Er wordt litteken in hart gemaakt, die zorgt voor onderbreking van circuit dat normale hartritme verstoord.
1e keus bij: AVNRT, WPW, atriumflutter of paroxysmaal atriumfibrilleren niet reagerend op medicatie.

25
Q

Behandelen atriumfibrilleren

A

Binnen 48h: medicatie iv. Of elektrische cardioversie. Rhythm control
Na 48h: DOAC (orale antistolling), rate control, oorzaak behandelen en cardioversie na 4week effectieve antistolling

26
Q

4 mogelijke behandelstrategieën voor atriumfibrilleren

A
  • Hartfrequentiecontrole; rate control
  • Herstel en behoud sinusritme; rhythm control
  • Preventie trombo-embolie
  • Voorkomen toekomstige klachten