fysiologie van hemostase en trombose Flashcards
Hemostase
Proces wat zorgt voor stelpen van een bloeding na bloedvat beschadiging. De interactie tussen trombocyten, stollingsfactoren en componenten uit vaatwand waarbij hemostatische prop wordt gevormd.
fibrinolyse
Stolselafbraak, ruimt hemostatische prop op.
Balans nodig tussen hemostase en fibrinolyse
Componenten die bijdragen aan hemostase
- Vaatwand: beschadigd bloedvat initieert vasoconstrictie
- Trombocyten: collageen komt vrij bij beschadiging en initieert trombocytenaggregatie waardoor stolsel ontstaat primaire hemostase
- Stollingssysteem: eiwitten zorgen voor vorming fibrinestolselsecundaire hemostase
- Fibrinolyse: eiwitten zorgen voor stolselafbraak
- Intrinsieke remmers: hebben remmende functie op bovengenoemde stappen.
Wat gebeurt er als een bloedvat beschadigd raakt?
- Vasoconstrictie: voorkomt te veel bloedverlies
- Primaire hemostase: trombocyten hechten aan elkaar en aan beschadigde oppervlak. Bestaat uit trombocytenactivatie, -adhesie en -aggregatie. De adhesie en aggregatie zijn reacties op extracellulaire matrixeiwitten (collageen bijv.).
- Secundaire hemostase: stolsel uit primaire hemostase wordt verstevigd met fibrinedraden.
Primaire hemostase
Gaat over trombocytenactivatie, adhesie en aggregatie. Mogelijke afwijkingen zijn trombocytopenie (te weinig trombocyten) of trombocytopathie (niet goed werkende trombocyten). Bloedingsneiging ontstaat en is dus afwijking van primaire hemostase.
kenmerken trombocyten
Platte, kernloze celfragmenten die uit megakaryocyten uit het beenmerg worden gevormd. Onder invloed van trombopoietine (geproduceerd in de lever).
Kan geactiveerd worden door shear stress, ADP, epinefrine, collageen, trombine en tromboxaan.
Oorzaken trombocytopenie
Verkorte levensduur door verhoogde afbraak, kan immuun- (auto-antistofvorming) of niet-immuungemedieerd.
Verminderde productie door megakaryocyten
Of toegenomen ‘pooling’ in de milt (worden in milt opgeslagen).
Eiwitten aan buitenkant van trombocyt
- GP Ia/IIa: voor collageen waarmee trombocyt aan beschadigde deel van vaatwand kan hechten
- GP Ib/V/IX: voor von Willebrand factor waarmee trombocyt aan endotheel kan hechten zodat het af kan remmen en steviger bindt.
- GP IIb/IIIa: voor fibrinogeen waarmee trombocyt aan andere trombocyten kan hechten.
Von-Willebrand factor
Zorgt voor mogelijkheid van trombocytenadhesie aan beschadigde vaatwand. Is ook ligand voor trombocytenaggregatie en dragereiwit voor stollingsfactor VIII in circulatie.
Als het afwezig is: problemen met stolling vooral bij snelle stroomsnelheid van het bloed (arterieel). Dus hoe minder eiwit, hoe meer bloeding.
Secundaire hemostase
Bestaat uit stollingscascade, kan geactiveerd worden doordat tissue factor (TF) bindt aan fVII.
fVIIa activeert dan fIX en X (bij hoge fVIIa wordt vooral fX geactiveerd, en bij lage juist fIX).
X en IXa worden geholpen door factor V en VIII tot trombine activatie (factor IIa). Dat zorgt dat oplosbaar fibrinogeen wordt omgezet in onoplosbaar fibrine.
Trombine zorgt daarnaast voor activatie van fXI, wat leidt tot meer trombine.
Labtesten voor bepalen effectiviteit van secundaire hemostase
- PT: prothrombinetijd, meet de tijd (s) tussen aanwezigheid stollingsfactor VIIa totdat IIa (trombine) ontstaat. Het zegt iets over de werking van extracellulaire stollingsroute en omvat factor VII, X, V en II. Afwijking van PT kan duiden op tekort aan stollingsfactoren, tekort aan vitamine K-afhankelijke factoren of remming van het stollingsproces door direct werkende anticoagulantia.
- aPTT: geactiveerde partiële tromboplastinetijd, deze geeft intrinsieke stollingsroute weer. En meet juist de factoren X, V, II, XI en X. afwijkingen kunnen duiden op gebrek aan stollingsfactoren of veel geneesmiddel met interactie of auto-antistoffen.
Waar kan het probleem zitten als de PT en aPTT verlengd zijn?
Tekort aan functionele stollingsfactoren (X, V, II, fibrinogeen), gebruik van vitamine-K antagonist of een andere oorzaak (bloeding, lever deficiëntie).
2 vormen van tromboses
Arterieel: door atherosclerose; myocardinfarct/beroerte
Veneus: veneuze trombo embolie (VTE), is ziekte met 2 componenten: longembolie (PE) en diep veneuze trombose (DVT)
3 factoren die volgens Trias van Virchow nodig zijn voor ontstaan van trombose
Stase van bloed, veranderingen van bloed samenstelling (hypercoagulabiliteit) en beschadigingen aan vaatwand.
Welke factoren reguleren antistolling (waarvan verlaging kan leiden tot verhoogd risico op trombose)
Antithrombine (werkt op trombine zodat vrij fVa wordt geremd), proteïne S en C (breken factor V en VIII af) en TFPI (tissue factor patelet inhibitor, remt TF en factor VIIa).