Perifeer arterieel vaatlijden en aorta abdominalis Flashcards
Waar is perifeer arterieel vaatlijden een manifestatie van? en wat zijn andere kenmerken?
Systemiatische atherosclerose, waarbij arteriële lumen van onderste extremiteiten progressief wordt geblokkeerd door atherosclerotische plak. Prevalentie neemt toe met leeftijd en door risicofactoren.
Minder dan 20% uit zich met klassiek beeld van claudicatio intermittens (etalagebenen). Die patiënten overlijden overwegens aan coronairfalen.
Classificatie voor enst van perifeer arterieel vaatlijden (4 stadia)
- Asymptomatisch
- Claudicatio intermittens, dus klachten tijdens inspanning
- Pijn in rust, eventueel ook nachtelijke pijn
- Gangreen, ulceraties, ischemie van teen of voet
Wat zijn belangrijke onderdelen van de anamnese?
- Geslacht, leeftijd, roken, familie anamnese (hart- en vaatziekten), voeding, psychosociale risicofactoren, alcoholgebruik en lichamelijke activiteit.
- Typerend voor arterieel perifeer vaatlijden is dat klachten vooral optreden bij inspanning.
Wat is kenmerkend voor claudicatio intermittens?
krampende, vermoeiende pijn overwegend in kuiten maar soms ook bovenbenen of billen (afhankelijk van plaats van stenose). pijn treedt op bij kleine, vaste loopafstanden
Waaruit bestaat lichamelijk onderzoek van perifeer arterieel vaatlijden?
BMI, bloeddruk, huidinspectie (temperatuur, schilfering en brokkelige nagels), palpatie (en auscultatie) van femorale arteriën.
Ook test van Burger-Ratschow; benen laten afhangen dan kijken naar tekenen van slechte doorbloeding van onderste extremiteiten.
Welk laboratorium onderzoek kan worden gedaan voor perifeer arterieel vaatlijden?
- Lipidenspectrum (cholesterol, LDL, HDL, triglyceriden)
- glucose
- Creatinine met geschatte eGFR
- Albumine-creatinne ratio urine
Enkel-armindex
Ratio tussen hoogste druk in arm gemeten over a. brachialis (L/R) en hoogste druk in enkel.
Index = hoogste enkeldruk/hoogste brachialisdruk
als index <0,9: is afwijkend, waarbij 0,71-0,9 is milde obstructie, 0,41-0,7 is matige obstructie en 0,0-0,4 is ernstige obstructie
Deze test is sensitief en specifiek
Wat is een andere diagnostische test voor perifeer vaatlijden?
- Colour duplexultrasonografie: kleuren geven de flow van het bloed aan (blauw is turbulentie en rood is normale laminaire flow).
- Na uitvoeren hiervan kunnen nog 3 andere testen worden gedaan: MRI, CTA of DSA
Aneurysma aorta abdominalis
- Als aorta >3cm spreek je van aneurysma.
- Oorzaken: inflammatoir proces, degradatie van eiwitten uit extracellulaire matrix, verhoogde biomechanise stress op vaatwand door hypertensie en genetische factoren.
- Risicofactoren: positieve familieanamnese met AAA, hypercholesterolemie, hypertensie, mannelijk geslacht en roken
- Verhoogde kans op ruptuur, hoe groter diameter hoe groter kans op ruptuur. Ook roken en hypertensie en vrouwelijk geslacht.
Welke symptomen kunnen zichtbaar zijn bij AAA
- Grey Turner sign: in sommige gevallen heb je geen volledige ruptuur en dan bloed zichtbaar in de flanken
- Cullen’s sign: bloed zichtbaar in abdomen.
Behandelen AAA
Druk proberen te verlagen dmv. B-blokkers
Chirurgisch ingrijpen bij zeer grote of zeer snelgroeiende aneurysma. Kan door open behandeling (stent plaatsen) of endovasculaire ingreep (EVAR).
Cardiovasculair risicomanagement
Diverse risicofactoren waarvan sommige op te lossen zijn zoals roken etc. en anderen niet (leeftijd).
Welke 2 aanleidingen kunnen zorgen voor een verhoogde bloedingsneiging?
- Problemen in primaire hemostase door onvoldoende aantal of functie van trombocyten
- Problemen in secundaire hemostase door onvoldoende aantal of functie van stollingsfactoren
Welke ziektebeelden kunnen bloedingstijd verlengen?
Vitamine K-deficiëntie, trombocytopenie, trombocytopathie, prothrombinedeficiëntie of stollingsfactordeficiëntie.
Waar bevinden bloedingen zich als er sprake is van een probleem in de secundaire hemostase
In spieren, gewrichten of hersenen. Want hier vooral sprake van probleem bij stelpen van bloeding in grotere vaten. Kans op nabloeding
Waar bevinden zich bloedingen als het gaat om een probleem in primaire hemostase
In slijmvliezen van bijv. neus of darmen.
Dysfunctie uit vooral in kleinere bloedvaten. Kans op doorbloeding.
Ibuprofen en bloedstolling
Ibuprofen heeft bloedverdunnend effect door remming trombocytenaggregatie, want is COX remmer. Alle NSAID’s hebben die eigenschap behalve paracetamol.
Lichamelijk onderzoek en kenmerken van afwijkende primaire en secundaire hemostase
- Primair: let op petechiën, purpura en ecchymosen in huid en slijmvliezen
- Secundair: kijk naar gezwellingen in gewrichten en spieren. Ook groote van milt (vergroting-> extra wegvangen van trombocyten, kan leiden tot trombocytopenie) en lever (vergroting kan komen door portale hypertensie) en teleangiëctasieën (verwijde bloedvaatjes vlak onder de huid).
Aanvullend onderzoek
Testen op PT en aPTT en trombinetijd.
–> zie afbeelding aanvullend onderzoek en mogelijke uitslagen
Wat is typisch voor factor XIII-deficiëntie? En hoe behandel je?
navelstompbloeding. Behandelen door XIII toedienen (bloed of synthetisch maar bloed heeft nadeel dat mogelijk ziektes worden overgedragen).
Bij welke stollingsfactoren horen de 2 vormen van hemofilie?
Hemofilie A–> stollingsfactor 8
Hemofilie B–> stollingsfactor 9
Hoe wordt de diagnose van diep veneuze trombose (DVT) gesteld?
Via klinische beslisregels van Wells. Als score hieruit een significante kans aangeeft–> aanvullend onderzoek. D-dimeer doe je vooral om trombose uit te sluiten (score 2 of lager) Compressie echografie kan ook worden gedaan.
Diagnostiek longembolie
YEARS-score, D-dimeer of CTA. CTA doen als D-dimeer en YEARS hoge kans aangeven op LE.
Behandeling longembolie
- Heparine zorgt voor een versterkt antistolling effect op antitrombine. Het actieve centrum van heparine bestaat uit pentasaccharide/Fondaparinux, wat voor activatie van antitrombine zorgt. Dat zorgt voor een versterkte remming van factor Xa (direct) en factor IIa (indirect).
Laagmoleculair heparine heeft lager moleculair gewicht en grijpt specifieker aan, alleen op factor Xa. Met heparine stoppen als INR (stollingsmaat) 2x boven 2,5 is gemeten, is vaak na een week zo. - Anticoagulantia remt stolling maar tast het stolsel zelf niet aan, voorkomt wel verdere groei. Heeft minder hoog bloedingsrisico dan systemische trombolyse.
- Tegenwoordig vaker gebruik van DOACS, die hebben directe invloed op stolling in bloed.
- Antistolling minimaal 3-6 maanden geven
Factor V Leiden mutatie
Cofactor voor stollingsfactor X. APC kan factor V remmen, maar bij mutatie past APC minder goed op factor V en wordt het dus ook minder goed geremd en dus tromboseneiging.
Factor V blijft langer in het bloed en factor IIa blijft dan langere tijd actief
Tijdelijk verworven oorzaken van verhoogde tromboseneiging
opeatie, trauma, immobiliteit, zwangerschap, anticonceptie en maligniteiten
Blijvende oorzaken van verhoogde tromboseneiging
overgewicht, eerdere trombose, diabetes, leeftijd boven 50, kunstklep, boezemfibrilleren en roken
Kenmerken claudicatio intermittens
Constante loopafstand voordat pijn optreedt (reproduceerbaar), pijn verdwijnt in rust, geen pijn bij houdingsveranderingen (typisch voor pseudoclaudicatio). Ook krampende en knellende pijn met vermoeidheid en atherosclerose verhoogt risico op CI. Meeste patiënten met CI overlijden uiteindelijk aan (andere uitingen van) hart- en vaatziekten
Lichamelijk onderzoek bij CI
- Bloeddruk, gewicht en andere tekenen van verminderde doorbloeding (trofische stoornissen), bleekheid, afgenomen temperatuur, droge/schilferige huid, necrose, verminderde haargroei en brokkelige nagels. Ook verminderde pulsaties en souffles zijn indicaties van perifeer vaatlijden.
- Ook enkel-armindex als kleiner dan 0,9; indicatie van perifeer vaatlijden.
- En proef van Bürger-Ratschow: benen afhangen en kijken of de benen rood kleuren
Behandeling en beleid perifeer vaatlijden
Leefstijladvies (voeding, bewegen, stoppen met roken etc.) en loopoefeningen