Antiaritmica en hartritmestoornissen Flashcards
2 soorten antiaritmica
Direct effect: op ionkanalen in hart, via Na, K en Ca-kanalen
Indirecte beïnvloeding van ionstroom via AZS.
Klassen antiartimica
Klasse 1: Na-kanaal blokkers
Klasse 2: B-blokker
Klasse 3: K-kanaal blokker
Klasse 4: Ca-kanaal blokker
Overig: verschillende groepen o.a. digoxine
Klasse 1 antiaritmica
3 subklassen, 1A en 1C zij sterkst.
Bijv. flecaïnide, procaïnamide en kinidine
Klasse 2 antiaritmica
Effect: neg. Chronotroop (daling prikkelvorming), neg. Dromotroop (daling prikkelgeleiding) en neg. Inotroop (daling contractiliteit).
Vb.: metropolol, propanolol en atenolol
Klasse 3 antiaritmica
Zorgt dat AP langer duurt. Gebruiken bij atriale en ventriculaire ritmestoornis.
Vb.: amiodaron (lange t1/2) en sotalol (niet gebruiken bij AP want is ook B-blokker).
Klasse 4 antiaritmica
Negatief chronotroop, dromotroop en inotroop. Zorgt voor langzamere depolarisatie in o.a. pacemakercellen.
Vb.: verapamil en diltiazem (niet-dihydropyridines) of amlodipine en felodipine (dihydropyridines).
Overige groep antiaritmica
Digoxine: negatief dromtroop en chronotroop maar positief inotroop. Zorgt dat Na hoog blijft in cel, Ca kan ook niet weg dus verhoogde contractie. Geven bij boezemfibrilleren en hartfalen. Oplaaddosis nodig.
Daarnaast: adenosine en atropine
Behandelen van atriumfibrilleren
Rate control: je accepteert atriumfibrilleren, maar voorkomen dan ventrikels reageren. AV-geleiding vertragen. Geven van Klasse II, IV en digoxine
Rhythm control: herstel en behoud van sinusritme. Klasse IC en III.
Ventriculaire extrasystole
Ritmestoornis, hart stokt en daarna volgt een flinke bons. Klachten verdwijnen tijdens inspanning (want dan overheerst sympathicus en wordt extrasystole onderdrukt door hoger vuren SA knoop.
Bij de slag erna heeft ventrikel veel tijd gehad om te vullen, hierdoor een krachtigere slag en hogere systolische bloeddrukwaarde.
Het kan zo zijn dat atria en ventrikel tegelijk contraheren. Atriumcontractie vindt dan plaats tegen gesloten tricuspidalisklep, dus stroomt bloed andere kant op en ontstaan cannon waves. Kan ook terugstromen via v. cava inferior m.a.g. raar maaggevoel.
Kan ontstaan door abnormale automatie (bijv. door afwijkende ionconctraties) of door getriggerde activiteit.
Behandeling ventriculaire extrasystole
Komt vrijwel bij iedereen voor. Hoeft dus algemeen niet medicamenteus behandeld te worden, anders kan B-blokker worden gegeven.
Geneesmiddelen die aanleiding kunnen geven tot symptomatische bradycardieën
B-blokker, digoxine, Ca-antagonist (verapamil) en andere antiaritmica (vooral klasse III).
Adams-Stokes aanval
Sprake van bradycardie waardoor tijdelijk geen/verminderde bloedtoevoer. In pons zit ademhalingscentrum, welke dan zorgt voor stokkende ademhaling. Tijdens aanval mogelijk af en toe polsslag voelbaar of helemaal niet. Ook eerst bleek, dan ong. 30sec buiten bewustzijn en dan rode kleur.
Aanvullend onderzoek bij symptomatische bradycardie
12-kanaal ECG, Holter-ECG, MRI, echocardiografie, hartkatheterisatie, bloedonderzoek en coronair angiogram (om ischemie uit te sluiten).
Stel: ECG toont sinusritme van 70/min, PQ-tijd is 240ms, QRS-complex is verbreed en toont rechterbundeltakblok patroon. En meerdere aanwijzingen dat geleiding voorste fascikel van linker bundeltak gestoord (anticusblok), wat kan je daarover zeggen?
Sprake van trivasculairblock/eerste graads AV-block. Iets mis in AV-knoop, rechter en linker bundeltak. Klachten worden veroorzaakt door bundeltakblokken. PQ-tijd is te lang (normaal tussen 120-200ms). Dus bradycardie met Adams-Stokesaanval als gevolg.
Kijken wat oorzaak is, bijv. medicatie afbouwen, als dat niet werkt-> pacemaker
Atriumfibrilleren
Polsslag is snel en irregulair, verder geen andere klachten (patiënt zou er veel slechter aan toe zijn als sprake van ventrikelfibrilleren.
Hartfrequentie die wordt gemeten is frequentie waarmee atria samentrekken en pols waarmee ventrikels samentrekken. Bij atriumfibrilleren contraheren ventrikels niet bij elke contractie van de atria, polsfrequentie is dan lager.
Behandelen atriumfibrilleren
Rate control: focus op frequentie. Of rhythm control: herstel en behoud sinusritme. Rhythm als iemand (relatief) jong is en aanvallen lang duren
Medicatie voor behoud sinusritme
Klasse I antiaritmica: Na-blokkers zoals flecaïnide en kinidine
Klasse III antiaritmica: K-kanaalblokkers zoals amiodaron en sotalol.
Nadeel van middelen is dat ze ook pro-aritmisch kunnen werken of andere vervelende bijwerkingen
Niet-medicamenteuze mogelijkheden voor voorkomen van optreden
MAZE operatie (kleine littekens aanbrengen) of radiofrequentie katheterablatie om longvenen.
Complicaties atriumfibrilleren
Bloedstolselvorming, hartfalen door stenose of tachycardiomyopathie
Hoe kan je urineren tijdens een aanval van hartkloppingen (AVRT)?
Door de hoge atriale druk komt ANP vrij, dat zet nieren aan tot natriurese. Hoge hartfrequentie leidt tot hoge CO, GFR neemt toe, RAAS wordt geremd en urineproductie neemt toe.
Voorkomen van AVRT ritmestoornis
Katheterablatie of medicatie. Maar bij jonge mensen voorkeur voor ablatie
Wat is anders aan AVNRT in vergelijking met AVRT
AVNRT heeft ongeveer zelfde kliniek, prikkel verloopt dan eerst via langzame geleidingspad van AV-knoop en dan via snelle pad weer terug, HF versnelt. Ondertussen kan alweer een prikkel via langzame pad want die heeft korte refractaire periode.
Hoe is ventrikel tachycardie zichtbaar op ECG
Snelle hartslag, verbreed QRS complex en geen zichtbare P en T-toppen
Therapeutische opties voor ventrikel tachycardie
Elektrische of chemische cardioversie. Chemisch kan door amiodaron of procaïnamide.
Flecaïnide is hier gecontraindiceerd, want is sterk negatief inotroop
Aanvullend onderzoek ventrikel tachycardie
ECG, echocardiogram (ischemie uitsluiten), lab (elektrolyten bepalen en troponine). Als verdenking op ischemie coronairangiogram
Interventie prognose verbeteren ventrikel tachycardie
PCI, ICD plaatsen. En medicatie: B-blokker, AVE-remmer, statines, diuretica en antistollingsmiddelen.
Ander is katheterablatie mogelijk of amiodaron geven (kans op optreden ritmestoornissen verkleinen).
Waarom wordt digoxine niet gegeven bij WPW syndroom?
Omdat het zorgt voor vertraging van AV-geleiding. Kan dan zorgen dat de cirkel omdraait en dat ventrikelfibrilleren ontstaat omdat signaal via accessoire verbinding van atria naar ventrikels wordt gegeven. Digoxine remt complete AV-geleiding, Verapamil vertraagt het. Maar beide grijpen aan op AV-knoop.