Antiaritmica en hartritmestoornissen Flashcards

1
Q

2 soorten antiaritmica

A

Direct effect: op ionkanalen in hart, via Na, K en Ca-kanalen
Indirecte beïnvloeding van ionstroom via AZS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Klassen antiartimica

A

Klasse 1: Na-kanaal blokkers
Klasse 2: B-blokker
Klasse 3: K-kanaal blokker
Klasse 4: Ca-kanaal blokker
Overig: verschillende groepen o.a. digoxine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Klasse 1 antiaritmica

A

3 subklassen, 1A en 1C zij sterkst.
Bijv. flecaïnide, procaïnamide en kinidine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klasse 2 antiaritmica

A

Effect: neg. Chronotroop (daling prikkelvorming), neg. Dromotroop (daling prikkelgeleiding) en neg. Inotroop (daling contractiliteit).
Vb.: metropolol, propanolol en atenolol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Klasse 3 antiaritmica

A

Zorgt dat AP langer duurt. Gebruiken bij atriale en ventriculaire ritmestoornis.
Vb.: amiodaron (lange t1/2) en sotalol (niet gebruiken bij AP want is ook B-blokker).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Klasse 4 antiaritmica

A

Negatief chronotroop, dromotroop en inotroop. Zorgt voor langzamere depolarisatie in o.a. pacemakercellen.
Vb.: verapamil en diltiazem (niet-dihydropyridines) of amlodipine en felodipine (dihydropyridines).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Overige groep antiaritmica

A

Digoxine: negatief dromtroop en chronotroop maar positief inotroop. Zorgt dat Na hoog blijft in cel, Ca kan ook niet weg dus verhoogde contractie. Geven bij boezemfibrilleren en hartfalen. Oplaaddosis nodig.
Daarnaast: adenosine en atropine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behandelen van atriumfibrilleren

A

Rate control: je accepteert atriumfibrilleren, maar voorkomen dan ventrikels reageren. AV-geleiding vertragen. Geven van Klasse II, IV en digoxine
Rhythm control: herstel en behoud van sinusritme. Klasse IC en III.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ventriculaire extrasystole

A

Ritmestoornis, hart stokt en daarna volgt een flinke bons. Klachten verdwijnen tijdens inspanning (want dan overheerst sympathicus en wordt extrasystole onderdrukt door hoger vuren SA knoop.
Bij de slag erna heeft ventrikel veel tijd gehad om te vullen, hierdoor een krachtigere slag en hogere systolische bloeddrukwaarde.
Het kan zo zijn dat atria en ventrikel tegelijk contraheren. Atriumcontractie vindt dan plaats tegen gesloten tricuspidalisklep, dus stroomt bloed andere kant op en ontstaan cannon waves. Kan ook terugstromen via v. cava inferior m.a.g. raar maaggevoel.
Kan ontstaan door abnormale automatie (bijv. door afwijkende ionconctraties) of door getriggerde activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behandeling ventriculaire extrasystole

A

Komt vrijwel bij iedereen voor. Hoeft dus algemeen niet medicamenteus behandeld te worden, anders kan B-blokker worden gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geneesmiddelen die aanleiding kunnen geven tot symptomatische bradycardieën

A

B-blokker, digoxine, Ca-antagonist (verapamil) en andere antiaritmica (vooral klasse III).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Adams-Stokes aanval

A

Sprake van bradycardie waardoor tijdelijk geen/verminderde bloedtoevoer. In pons zit ademhalingscentrum, welke dan zorgt voor stokkende ademhaling. Tijdens aanval mogelijk af en toe polsslag voelbaar of helemaal niet. Ook eerst bleek, dan ong. 30sec buiten bewustzijn en dan rode kleur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aanvullend onderzoek bij symptomatische bradycardie

A

12-kanaal ECG, Holter-ECG, MRI, echocardiografie, hartkatheterisatie, bloedonderzoek en coronair angiogram (om ischemie uit te sluiten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stel: ECG toont sinusritme van 70/min, PQ-tijd is 240ms, QRS-complex is verbreed en toont rechterbundeltakblok patroon. En meerdere aanwijzingen dat geleiding voorste fascikel van linker bundeltak gestoord (anticusblok), wat kan je daarover zeggen?

A

Sprake van trivasculairblock/eerste graads AV-block. Iets mis in AV-knoop, rechter en linker bundeltak. Klachten worden veroorzaakt door bundeltakblokken. PQ-tijd is te lang (normaal tussen 120-200ms). Dus bradycardie met Adams-Stokesaanval als gevolg.
Kijken wat oorzaak is, bijv. medicatie afbouwen, als dat niet werkt-> pacemaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Atriumfibrilleren

A

Polsslag is snel en irregulair, verder geen andere klachten (patiënt zou er veel slechter aan toe zijn als sprake van ventrikelfibrilleren.
Hartfrequentie die wordt gemeten is frequentie waarmee atria samentrekken en pols waarmee ventrikels samentrekken. Bij atriumfibrilleren contraheren ventrikels niet bij elke contractie van de atria, polsfrequentie is dan lager.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Behandelen atriumfibrilleren

A

Rate control: focus op frequentie. Of rhythm control: herstel en behoud sinusritme. Rhythm als iemand (relatief) jong is en aanvallen lang duren

17
Q

Medicatie voor behoud sinusritme

A

Klasse I antiaritmica: Na-blokkers zoals flecaïnide en kinidine
Klasse III antiaritmica: K-kanaalblokkers zoals amiodaron en sotalol.
Nadeel van middelen is dat ze ook pro-aritmisch kunnen werken of andere vervelende bijwerkingen

18
Q

Niet-medicamenteuze mogelijkheden voor voorkomen van optreden

A

MAZE operatie (kleine littekens aanbrengen) of radiofrequentie katheterablatie om longvenen.

19
Q

Complicaties atriumfibrilleren

A

Bloedstolselvorming, hartfalen door stenose of tachycardiomyopathie

20
Q

Hoe kan je urineren tijdens een aanval van hartkloppingen (AVRT)?

A

Door de hoge atriale druk komt ANP vrij, dat zet nieren aan tot natriurese. Hoge hartfrequentie leidt tot hoge CO, GFR neemt toe, RAAS wordt geremd en urineproductie neemt toe.

21
Q

Voorkomen van AVRT ritmestoornis

A

Katheterablatie of medicatie. Maar bij jonge mensen voorkeur voor ablatie

22
Q

Wat is anders aan AVNRT in vergelijking met AVRT

A

AVNRT heeft ongeveer zelfde kliniek, prikkel verloopt dan eerst via langzame geleidingspad van AV-knoop en dan via snelle pad weer terug, HF versnelt. Ondertussen kan alweer een prikkel via langzame pad want die heeft korte refractaire periode.

23
Q

Hoe is ventrikel tachycardie zichtbaar op ECG

A

Snelle hartslag, verbreed QRS complex en geen zichtbare P en T-toppen

24
Q

Therapeutische opties voor ventrikel tachycardie

A

Elektrische of chemische cardioversie. Chemisch kan door amiodaron of procaïnamide.
Flecaïnide is hier gecontraindiceerd, want is sterk negatief inotroop

25
Q

Aanvullend onderzoek ventrikel tachycardie

A

ECG, echocardiogram (ischemie uitsluiten), lab (elektrolyten bepalen en troponine). Als verdenking op ischemie coronairangiogram

26
Q

Interventie prognose verbeteren ventrikel tachycardie

A

PCI, ICD plaatsen. En medicatie: B-blokker, AVE-remmer, statines, diuretica en antistollingsmiddelen.
Ander is katheterablatie mogelijk of amiodaron geven (kans op optreden ritmestoornissen verkleinen).

27
Q

Waarom wordt digoxine niet gegeven bij WPW syndroom?

A

Omdat het zorgt voor vertraging van AV-geleiding. Kan dan zorgen dat de cirkel omdraait en dat ventrikelfibrilleren ontstaat omdat signaal via accessoire verbinding van atria naar ventrikels wordt gegeven. Digoxine remt complete AV-geleiding, Verapamil vertraagt het. Maar beide grijpen aan op AV-knoop.