Overige belangrijke dingen Flashcards

1
Q

Resolutie

A

fijnheid waarmee je kan meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Laagste temporele resolutie

A

PET of SPECT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

midden resolutie

A

fMRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

BEste temporele resolutie

A

ERP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

transversaal

A

soort van horizontaal doormidden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

optogenetics

A

procedure waarbij genen op zo’n manier worden gemanipuleerd, dat ze een lichtsensitief proteïne vrijgeven.
Wanneer deze wordt blootgesteld aan licht
-> neuron wordt actief?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Single cell recording
VB

A

Visuele stimuli hebben invloed op verschillende cellen, afhankelijk van plaats, tijd en actie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Transcranial Magnetic Stimulation
Voorbeeld

A

onderzoeken van neglect syndroom door middel van virtuele laesies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CT scan
Voorbeeld

A

identificeren van grote structuren, zoals de ventrikels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

MRI
voorbeeld

A

onderscheiden van gezond en verstoord weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fMRI
Voorbeeld

A

In kaart brengen van gebieden die betrokken zijn bij verschillende cognitieve taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

PET
voorbeeld

A

In kaart brengen van neurale correlaties van stoornissen en ziektes, door gebruik te maken van de subtractiemethode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

EEG
voorbeeld

A

Lokalisatie van seizures

Aandacht en staat van gedrag bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ERP
werking

A

Maakt een gemiddelde van de EEG over verschillende trial, in relatie tot een extern evenement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ERP
voorbeeld

A

Geeft het tijdsverloop van cognitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Spatiële resolutie
Single cell recording

A

Hoog

17
Q

Spatiële resolutie
TMS

A

Mid

18
Q

Spatiële resolutie
CT scan

A

Heel laag

19
Q

Spatiële resolutie
MRI

A

Laag

20
Q

Spatiële resolutie
fMRI

A

mid

21
Q

Spatiële resolutie
PET

A

mid

22
Q

Spatiële resolutie
EEG

A

hoog

23
Q

Spatiële resolutie
MEG

A

laag

24
Q

Spatiële resolutie
ERP

A

Laag

25
Q

Temporele resolutie
Single cell recording

A

Hoog

26
Q

Temporele resolutie
TMS

A

Mid

27
Q

Temporele resolutie
CT scan

A

minimaal

28
Q

Temporele resolutie
MRI

A

minimaal

29
Q

Temporele resolutie
fMRI

A

minimaal

30
Q

Temporele resolutie
PET

A

mid

31
Q

Temporele resolutie
EEG

A

minimaal

32
Q

Temporele resolutie
MEG

A

minimaal

33
Q

Temporele resolutie
ERP

A

Minimaal

34
Q

Glutamaat bindt aan … (2)

A

NMDA en AMPA- receptoren

35
Q

Wanneer … receptoren van … …. zijn met …, dan is … ….

A

Wanneer NMDA receptoren van calcium neuronen geblokeerd zijn met AP5, dan is Lange-termijn potentiatie geïnhibeerd

36
Q

NMDA receptor en Lange-termijn potentiatie stappen

A
  1. NMDA-receptoren worden geblokkeerd door magnesium ionen, die ervoor zorgen dat andere ionen de cel niet in kunnen
  2. Glutamaat komt binnen via de AMPA receptor
  3. De cel depolariseert
  4. Magnesium wordt van de NMDA-receptor onttrokken
  5. Calcium kan de cel in
  6. Meer AMPA receptoren binden zich op het post-synaptische membraan