Hoofdstuk 6 concepten Flashcards
Dorsale pad van …. -> ….
V1
-> posterior gebieden van de partietale kwab
Dorsale pad functie
Waar?
Ruimtelijke perceptie
Ventrale pad van …. -> ….
V1
-> temporale kwab
Proces van objectherkenning (3 stappen)
Cellen in de inferotemporale kwab reageren selectief op stimuli
Primaire kenmerken; zoals lijn orientatie en kleur worden
Complexere kenmerken; zoals hoeken en raakvlakken
2 hypotheses voor contrasteren van twee manieren om de semantische herinnering van objecten de conceptualiseren en organiseren
Categorie-lidmaatschap*
Object properties*
Prosopagnosia: betrokken hersengebieden (3)
Gebieden betrokken bij gezichtsherkenning
Superior temporal sulcus
Inferotemporal sulcus
Fusiform face area
Twee hypotheses voor de FFA:
FFA is belangrijk voor het verwerken van invariante gezichtsproporties.
Superior temporal sulcus is belangrijk voor het verwerken van meer dynamische kenmerken, zoals liplezen, monitoren van oogbeweging, reactie op gezichtsexpressies
FFA is geactiveerd wanneer mensen fijne perceptuele onderscheidingen moeten maken bij het waarnemen van bekende stimuli
4 stages van perceptie:
Sensatie
Groeperen van informatie
Een map maken van de informatie
Ophalen van wat het object is vanuit ons semantisch geheugen
2 suggesties voor de route van object constantheid
2 suggesties voor de route van object constantheid:
Het brein slaat objecten op in één oogpunt
-> objectherkenning bevat kijknormalisatie vanuit het huidige oogpunt en het opgeslagen oogpunt (mental rotation)
Dus; je kan in je hoofd een object vanuit verschillende oogpunten herkennen
- opgeslagen structurele beschrijvingen worden toegankelijk door feature-by-feature binding
Dus; je kijkt; wat is de kleur? Heeft het wielen? Kan het rijden? Etc.
Hierarchisch coderen voor objectherkenning in het brein (4 stappen)
Hierarchisch coderen voor objectherkenning in het brein:
V1 simpele cellen
-> V1 complexe cellen
-> Hypercomplexe cellen
-> inferior temporal cortex