Hoofdstuk 2 concepten Flashcards

1
Q

3 lagen CZS

A

Dura mater
Arachnoid
Pia mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

functies gliacellen (4)

A

Functies:

Structurele steun

Vormen van de bloed-brein barriere

Versnellen van informatietransport

Moduleren van neurale activtieit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neuronaal signaleren (4 stappen)

A

Dendrieten ontvangen elektrische en chemische signalen vanuit de synaptische kloof

Deze signalen worden ontvangen in de axon hillock*

Wanneer de signalen de drempelwaarde overschrijden wordt er een actiepotentiaal gevuurd

Axonen vervoeren elektrische signalen weg van de celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Resting state membrane potential -> actiepotentiaal (5 stappen)

A
  1. In een resting state:

Buiten -> grotere concentratie K+

Binnen -> grotere concentratie Na+

Deze verhouding blijft zo, door het actieve transport via een ionpomp.

Met behulp van de stof ATP wordt er door een natrium-kaliumpomp natrium naar buiten en kalium naar binnen getransporteert.

  1. Door de ongelijkheid gaat de kracht van ongelijke verdeling in zijn werk:

Natrium wil naar binnen

Kalium wil naar buiten

  1. Membraan is beter doorlaatbaar voor kalium

-> een beetje kalium gaat naar buiten

  1. neuron wordt vanbinnen meer positief
  2. binnenkant neuron wil de kalium vast blijven houden

-> Elektrisch gradient*

-> er ontstaat een elektrochemisch equilibrium*

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschillende fases actiepotentiaal

A
  1. De treshold (-55mV) wordt bereikt:

-> Voltage-gated Na+ kanalen gaan open

-> Na+ stroomt de neuron in

-> deze positieve ionen zorgen ervoor dat de neuron nog verder depolariseert

-> Extra voltage-gated Na+ kanalen worden geopend

  1. de cel wordt nog meer gedepolariseerd naar +20mV:

-> er gaan nog meer voltage-gated Na+ kanalen open (Hodgkin-Huxley cyclus)

-> de cel depolariseert nog meer

-> Voltage gated K+ kanalen gaan open

-> K+ stroomt de cel uit

  1. Membraanpotentiaal gaat terug naar de resting state potential:

-> Opening van de K+ kanalen duurt langer dan de opening van de Na+ kanalen

  1. Hyperpolarisatie (-80mV)

-> K+ kanalen gaan dicht

  1. Membraan potential gaat terug naar rustpotentiaal
  2. Refractoire periode*
  3. relatieve herstelperiode*
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Chemisch signaleren (8 stappen)

A
  1. De actiepotentiaal bereikt de axon terminaal
  2. het elektrische signaal zorgt voor vrijlating van depolarisatie van de uiteinden
  3. Calcium (ca2+) kan naar binnen stromen
  4. blaasjes met daar in neurotransmitters smelten samen met het membraan
  5. vrijlating van neurotransmitters in de synaptische kloof
  6. proteïnereceptoren in het dendritisch membraan van de postsynaptische neuronen binden aan de neurotransmitters
  7. dit creeërt een postsynaptisch potentiaal in de dendrieten (! Dit is GEEN ACTIEPOTENTIAAL)
  8. na vrijlating blijven er neurotransmitters over in de synaptische kloof, die:
  • worden heropgenomen door het presynaptisch membraan
  • afgebroken met behulp van enzymen
  • zich verspreiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Elektrische transmissie
- verloop
- voordeel
- nadelen

A

Elektrische synapsen worden gevormd door gap junctions*

Deze zorgen ervoor dat de cytoplasmas gelijk blijven

Hierdoor zijn ze isopotentiaal

Bij elektrische verandering vind het dus bijna gelijktijdig plaats

Voordeel:

Het is snel

Nadeel:

Minder plastisch

Signaal kan niet versterkt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 criteria voor neurotransmitters

A

4 criteria neurotransmitters:

Synthese en lokalisatie in presynaptisch neuron en opgeslagen worden in de terminal

Vrijlating bij actiepotentiaal die de terminal depolariseren

Postsynaptisch neuron moet receptoren voor ze hebben

Bij kunstmatig toedienen moeten ze dezelfde reactie geven als daadwerkelijke stimulatie van het presynaptisch neuron gedaan zou hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dopamine
- waar (4)
- receptoren
- functies (5)

A

Waar:
Adrenal glands

Striatum

Substantia Nigra

Hypothalamus

Receptoren:
5 soorten, allemaal HPCR

Functies:
Cognitieve controle

Motorische controle

Motivatie

Arousal

Reinforcement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Serotonine
- waar
- receptoren
- functies

A

Waar:
Raphe Nuclei (hersenstam)

Receptoren:
Lugand-gated ionkanalen

GPCR

-> inhiberen en exciterend

Functies:
Humeur

Temperatuur

Eetlust

Gedrag

Spiespanning

Slaap

Cardiovasculair systeem

Endocrine systeem

Effecten op leren en geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Norepinephrine
- waar
- projecties naar (3)
- functie

A

Waar:
Locus coeruleus (pons)

Projecties naar:

Cortex

Cerebellum

ruggengraat

Functie:
Fysiologische respons op stress

(laag tijdens slaap, baseline tijdens wakker zijn, hoger in activiteit bij een stimulus die aandacht trekt, hoog bij potentieel gevaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dorsale hoorn
- neuronen soort
- projecties naar
- functie

A
  • neuronen soort
    sensorisch
    interneuronen
  • projecties naar
    motorneuronen op dezelfde (ipsilateraal) en de tegenovergestelde (contraletraal) kant van het ruggenmerg
  • functie
    Coordinatie van bewegingen en ledematen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ventrale hoorn:
- neuronen soort
- projecties naar

A
  • neuronen soort
    Grote motorneuronen
  • projecties naar
    SPieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Chemische transmissie resulteert in … , wat kan leiden tot

A

loslaten van neurotransmitters van de presynaptisch membraan en het binden aan receptoren van het postsynaptisch membraan

exciterende of inhiberende post-synaptische potentiale, afhankelijk van de kenmerken van de post-synaptische neuron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

EPSP

A

exciterend post-synaptisch potentiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

IPSP

A

inhiberend post-synaptisch membraan

17
Q

Elektrische transmissie verschilt van chemische transmissie, omdat

A

elektrische transmissie informatie direct doorgeeft van een pre-synaptisch membraan, naar een post-synaptisch membraan, via gespecialiseerde kanalen in gap junctions die het cytoplasma van de ene cel aan het cytoplasma van de andere cel verbindt

18
Q

Waar worden neuronen en gliacellen gevormd?

A

vanuit precursor cellen

19
Q

proces van vormen van cellen

A

precursor cellen
-> mitose
-> via gliacellen naar de ontwikkelingscortex
-> type cel (stellate of pyramidal) afhankelijk van de plek waar een cel is geboren, meer dan waar hij begint de migreren