Hoofdstuk 3 begrippen Flashcards

1
Q

Cognitieve psychologie

A

Bestudeert mentale activiteit als informatieverwerkingssysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mentale operaties

A

Input wordt verwerkt tot output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Atherosclerose

A

Opbouw van vetten in de aderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schwann cell

A

zorgt voor myelineproductie in het perifere zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ischemie

A

Gedeeltelijke onderbreking van de bloedtoevoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cerebrale bloeding

A

Bloeding die veroorzaakt kan worden door een te hoge bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cerebrale arteriosclerose

A

smaller en harder worden van bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aneurysma

A

Opblazen van een ader tot een balonnetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

coup

A

Schade op de plek van het hoofdletsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

countercoup

A

Schade aan de overkant van de plek van het hoofdletsel, omdat de hersenen als het ware tegen de andere kant aan zijn gebotst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Open letsel

A

Hierbij is de schedel daadwerkelijk kapot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gesloten letsel

A

Hierbij is de schedel niet kapot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Enkele dissociatie

A

Patientengroep laat beperkingen zien op een taak, maar niet op de andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dubbele dissocatie

A

De ene patientengroep is beperkt op de ene taak, terwijl een andere patientengroep beperkt is op een andere taak

Geeft inzicht in of twee cognitieve functies onafhankelijk zijn van elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Agonistische medicatie

A

Medicatie die dezelfde soort structuur heeft als een bepaalde neurotransmitter en de actie van een neurotransmitter nabootst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Antagonistische medicatie

A

Medicatie die op receptoren binden en de daarbij betrokken neurotransmissies blokkeren of verminderen