Hoofdstuk 6 experimenten, bevindingen en hypotheses Flashcards

1
Q

Wanneer een stimulus voor de tweede keer wordt gepresenteertm is de BOLD-response in de hersenen minder groot

Hypothese?

A

Indicatie van toegenomen neurale efficientie*

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bevinding:
Categorie-specifieke stoornis

Voorbeeld:

Je kan wel niet-levende objecten waarnemen, maar niet levende objecten

Hypothese?

A

Niet-levende objecten activeren bepaalde gebieden die niet worden geactiveerd door levende objecten.

Niet-levende objecten kunnen geproduceerd en aangepast worden

-> je kan een gevoel activeren van hoe een object voelt en hoe je het kan manipuleren

-> dit gebeurd in de linker ventrale premotor cortex, geassocieerd met het plannen van een actie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bevinding:
Laesies in:

Visuele systeem

-> moeite met namen en foto’s voor levende objecten linken

Functionele systeem

-> moeite met namen en foto’s voor niet-levende objecten linken

-> categorie-specifieke stoornissen

Hypothese?

A

Mensen hebben gespecialiseerde systemen die gevoelig zijn voor categorische onderscheidingen

Je kan dus wel levend en niet levend van elkaar onderscheiden, terwijl je voor het waarnemen hetzelfde systeem gebruikt

-> semantisch geheugen is zo georganiseerd, op basis van de eigenschappen van het object

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Procedure:
Kijken naar activiteit van één neuron in de temporale kwab bij het zien van foto’s vs naam van iemand

Bevinding?

A

Activiteit bij zowel de foto als bij de naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bevinding:
Activiteit bij zowel de foto als bij de naam

Hypothese?

A

Reageert de cel meer op concept dan op percept?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly