middelen gebonden stoornissen Flashcards

1
Q

Wat is verslaving? Wat zijn de 4 kenmerken/ fases van verslaving?

A

Verslaving is een hersenziekte die gepaard gaat met neuronale
adaptaties & compulsief ‘drug seeking’ en ‘drug taking’ gedrag

Reward: Vrijwillige inname van de drug: genot, beloning (= dus puls in dopaminerge baan; vindt dit pleasant dus gaat dit herhalen = volgende stap)
Reinforcement: Druggebruik neemt toe met het oog op eenzelfde genotservaring: craving,
conditionering
Habitual behaviour: Conditionering werkt aanhoudend druggebruik in de hand: afhankelijkheid treedt in, dit wordt ook heel
belangrijk in het leven, het is een gewoonte
Wanting compulsive behaviour: Drugverslaafde ontwikkelt tevens een toegenomen motivatie om de drug te
bekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke banen zorgen voor de “rewarding” fase?

A

Mesolimbische dopaminerge baan met cellichamen in de ventrale tegmentale regio (VTA) projecteert naar de nucleus accumbens

Nucleus accumbens of ventraal striatum: Cruciale rol bij positieve belevingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de neurobiologie van verslaving

A

Accumbal dopamine is betrokken in het beloningsgevoel, maar ook in de ‘reinforcement’ fase en de motivatie voor hergebruik van de drug

Nucleus Acumbens eindpunt van de neuronale banen die drug gerelateerde gedragingen sturen. Het is een belnagrijk centraal punt met een hele boel connecties met verschillende delen van de cortex die een rol speelt bij craving en sensitisatie en compulsitviteit en met de amygdala en hippocampus die een rol spelen in conditioneren en een geheugenfunctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke endogene opioden bestaan er?

A

Enkefalines
Endorfines
Dynorfines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke type opioide receptoren bestaan er?

A

mu, delta, kappa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat weet je over heroïne?

A

= diacetylmorfine

  • Verslavender dan morfine
  • Snelle passage door BHB: euforie, pijnstillend, anxiolytisch, sedatie, maar ook hypothermie, nausea, ademhalings-depressie etc
  • Snelle uitwerking –> grote drang naar nieuwe dosis
  • Heftige dervingsverschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandeling opioidenverslaving

A

Psychosociale begeleiding blijft de hoeksteen van de benadering van de patiënt met opiaatverslaving; geneesmiddelen hebben een belangrijke maar slechts ondersteunende plaats

➢ Opioïd-R antagonisten –> naltrexon
- Aangewezen bij opioïdverslaafden na initiële desintoxicatiefase (patiënt is dus al even aan het afkicken) –> stabilisatie en recidieven tegengaan
- Risico voor ernstige ontwenningsverschijnselen indien opiaten nog een week voordien werden gebruikt
- Ook gebruikt bij acute overdosis om respiratoire depressie tegen te gaa-
- Probleem: geen therapietrouw door verslaafde patiënt aan naltrexon!

➢ Opioïd-R agonisten voor substitutietherapie –> methadon of buprenorfine
- Illegaal gebruik vervangen met gecontroleerd gebruik –> minder craving, minder infecties (HIC, hepatitis C), re-integratie in maatschappij
- Dagelijkse inname onder supervisie

Methadon
- Lange plasmahalfwaardetijd, abstinentiesyndroom is minder acuut, éénmalige toediening per dag volstaat
- Magistrale voorbereiding –> belang voor af te bouwen
- Verhoogd risico QT verlenging

Buprenorfine
- Kans op fatale overdosis lager (veiliger) en minder cognitieve neveneffecten door het feit dat het een partiële agonist is

Suboxone= vaste associatie naloxon en buprenorfine
- Agonist-antagonist
- Bij normale dosis wordt door first-pass effect de antagonist gemetaboliseerd door de lever –> naloxon bereikt circulatie dan niet en de agonist kan gaan binden aan opioïd-R
- Indien patiënt misbruik wilt maken door IV toediening –> wél binding van antagonist aan opioïd-R –> sterke ontwenningsverschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet alcohol? Waarmee interageert deze?

A

Interactie met verschillende neurotransmitterstoffen en neuromodulatoren:
- GABAA receptoractivatie
- NMDA receptor antagonisme
–> “CNS depressant” o.a. amnesie, ataxie,

  • Dopaminerge activiteit in mesolimbische baan verhogen
  • Alcohol kan ook endogene opioïden (die op de µ receptoren binden) en endocannabinoïden vrijstellen
    –> Euforie, high gevoel, …
    –> Afhankelijkheid - Verslavend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke concentraties van alcohol zorgen voor welk effect?

A

0.50-1 g/l: sedatie, subjectief “high”, zelfverzekerdheid, beïnvloeding reactiesnelheid
1-2 g/l: motorische dysfuncties, ataxia, ongeremd
2-3 g/l: emesis, zwaar dronken, traag, moe
3-4 g/l: coma, kan al levensbedreigend zijn
>5 g/l respiratoire depressie, dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe herken je alcoholmisbruik?

A

11 criteria van de DSM-5 die te maken hebben met problematisch gebruik van alcohol. Een zorgwekkend alcoholprobleem heb je als je voldoet aan minstens 2 van de 11 criteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de gevolgen/ symptomen van alcoholverslaving?

A

Alcohol “withdrawal” symptomen Vitaminedeficiëntie Vit B1-B2-B6
Wernicke encefalopathie (behandeling met Vitamine B1)
Leverschade
Hersenschade
- hippocampus met ernstige geheugen- stoornissen, spraakproblemen, aantasten redeneringsvermogen
- In cerebellum met ataxie en coördinatie-stoornissen
- Frontale cortex: atrofie
Bij zwangerschap: foetaal alcoholsyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke middelen bestaan er bij alcoholmisbruik-ontwenning ?

A

Benzodiazepines zijn de eerste keuze in de preventie en de behandeling van ernstige ontwenningsverschijnselen= substitutietherapie; in combo met methadone

Antipsychotica kunnen eveneens een plaats hebben bij alcoholontwenning. Tiapride
psychomotorische agitatie gedurende alcoholontwenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke middelen bestaan er bij alcoholmisbruik- terugvalpreventie ?

A

Psychosociale interventies zijn de hoeksteen in de terugvalpreventie. Geneesmiddelen hebben slechts een beperkte plaats, en hebben enkel zin wanneer gecombineerd met een psychosociale aanpak.

Acamprosaat en naltrexon hebben een bescheiden effect bij het behoud van alcoholabstinentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is acamprosaat? (aangrijpingspunt, effect, metabolisatie, toepassing)

A

Toepassing: alcoholmisbruik, terugvalpreventie

aangrijpingspunt: Derivaat van taurine, interageert met NMDA receptoren (zwak antagonistisch effect, waarschijnlijk interferentie met synaptische plasticiteit) en mGluR5 modulatie

effect: Verminderen van craving en risico op herval, dit is bewezen, doch matig effectief

metabolisme: niet gemetaboliseerd, dus ook veilig bij levercirrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is naltrexone? (aangrijpingspunt, effect, toepassing)

A

Toepassing: alcoholmisbruik-terugvalpreventie, opioidenverlaving

aangrijpingspunt: Opioïdreceptorantagonist (50 mg/dag), bij zware abstinentie- verschijnselen

Effect: Belonende effecten van alcohol verminderen –> globaal minder craving, vermindering van risico op herval, daling in aantal zware drinkdagen en vermindering hoeveelheid alcohol per drankepisode

Weinig bijwerkingen behalve bij ernstige levercirrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is nalmefeem? (aangrijpingspunt, effect, toepassing)

A

Toepassing: alcoholmisbruik- terugvalpreventie
aangrijpingspunt: opiodreceptorantagonist
effect: het alcoholgebruik bij niet- abstinente patiënten te helpen verminderen door belonende effecten van alcohol te verminderen.

17
Q

Wat is disulfiram? (aangrijpingspunt, effect, toepassing)

A

Toepassing: alcoholmisbruik-

terugvalpreventie
aangrijpingspunt: Inhibeert dopamine beta hydroxylase maar ook het mitochondriale aldehyde dehydrogenase (ALDH)

effect: Acetaldehyde accumulatie na alcoholinname geeft snel nausea, hoofdpijn, braakneigingen, slechte adem, moeheid, hypotensie, hartkloppingen, zweten = aversietherapie

18
Q

Waarop moet je zeker opletten bij alcoholgebruik

A

Het is belangrijk patiënten te waarschuwen voor deze interacties.

Interacties die belangrijk kunnen zijn bij elke inname van alcohol :
- interferentie met de centrale effecten
- disulfiram effect
- verhoogd risico voor hypotensie
- verhoogd risico hypoglykemie

Interacties die vooral belangrijk zijn bij chronisch alcoholisme of excessief alcoholgebruik zijn onder andere:
- levertoxiciteit
- GI bloedingen
- enzyminductie/ na schade lever is afbraak gm vertraagd

19
Q

Welke geneesmiddelen worden gebruikt voor de bevordering van rookstop? Leg kort het mechanisme uit.

A

Nicotine op zich is niet heel slecht, maar het functioneert wel als verslavend genotsmiddel –> mesolimbische activiteit met DA impulsen.
Transmissie bij roken sigaret

  • Nicotine bindt alpha4-bèta2-R in de ventrale tegmentale regio –> DA release in nucleus accumbens
  • Na het roken van één sigaret –> desensitisatie van alle alpha4-bèta2-R –> resensitisatie –> craving en withdrawal
  • Bij chronisch roken is er chronische desensitisatie v/d alpha4-bèta2-R –> upregulatie v/d alpha4-bèta2-R –> wanneer meer R resensitiseren naar hun rusttoestand –> meer craving

➢ Nicotine op zich als substitutie is effectief om rookstop te bevorderen (ovv kauwgom, comprime, inhaler, neusspray, transdermale systemen)

➢ Varenicline
- Partiële agonist v/d alpha4-bèta2-R
- R in intermediaire toestand –> gedaalde influx –> gedaalde DA release en gedaalde desensitisatie –> geen upregulatie van R en ook geen resensitisatie –> minder craving

➢ Bupropion
- Drieledige werking: DA reuptake inhibitor, zwakke NA reuptake inhibitor en nicotine antagonist
- Gebruikt als antidepressivum maar ook voor rookstop
- Geen desensitisatie v/d R –> geen resensitisatie en dus geen craving/withdrawal

20
Q

Geef de bijwerkingen van substitutietherapie met nicotine:

A

Irritatie ter hoogte van de toedieningsplaats (mucosa, huid).

Hik, nausea bij oraal gebruik.

Duizeligheid, hoofdpijn en hartkloppingen, vooral bij overdosering

21
Q

Bupropion: aangrijpingspunt/ mechanisme, gm klasse, ongewenste effecten, CI

A

aangrijpingspunt/ mechanisme: Dopamine reuptake inhibitor (reward systeem) + zwakkere NAD reuptake inhibitor (minder dervingsverschijnselen) + nicotine antagonist

GM klasse: antidepressivum, NDRI

Ongewenste effecten: koorts, GI last, smaakstoornissen, hoofdpijn, huidreacties; soms hypertensie en convulsies

Contra-indicaties: epilepsie, gm die de convulsiedrempel verlagen (theofylline, neuroleptica, fluorochinolones), MAO-inhibitoren

22
Q

Wat zijn de belangrijkste effecten van cannabinoïden?

A

➢ Korte termijn
- Kalmerend
- Relaxatie
- high, lacherige euforie
- Versterking gemoedstoestand
- gedaald capaciteit uitvoreren complexe taken
- Gedaald realiteitsbesef
- Gedaalde leercapaciteit
- Gedaald geheugen

➢ Lange termijn
- Psychosociale problemen
- amotivationee syndroom
- Apathie
- Depersonalisatie
- Psychose

Andere effecten: Ook analgetisch, anti-emetisch, antispastisch…
–> Endocannabinoïden: Anandamide & 2-arachidonoylglycerol

23
Q

Is er in België een geneesmiddel op basis van cannabis op de markt? Zo ja, indicatie?

A

➢ Sativex: CB1-R agonist (delta-9-tetrahydrocannabinol (THC) + cannabidiol (CBD))
- Multiple sclerose –> antispasticiteit

➢ Dronabinol: CB1-R agonist agonist (delta-9-tetrahydrocannabinol (THC))
- Chemotherapie-geïnduceerde nausea en braken
- Bij AIDS om gewichtsverlies tegen te gaan, eetlust te stimuleren en nausea tegen te gaan

24
Q

Wat is de activum in cannabis?

A

delta-9- tetrahydrocannabinol

25
Q

Welke cannabidoid receptoren bestaan er en wat zijn hun effecten?

A

CB1 receptor
- Gi-coupled GPCR, inhibitie adenylaatcyclase & Ca2+
- Vnl thv de hersenen:
Hippocampus
Frontale cortex
Cerebellum
Basale ganglia
Ook perifeer:
Gastrointestinaal
Urogenitaal
stelsel

CB2 receptoren
Thv immuunsysteem

26
Q

Vanwaar komt het dissociatief effect van dissociatieve anesthetica?

A

onderdrukking thalamocorticaal systeem + activatie limbisch systeem

27
Q

Welke dissociatieve anesthetica ken je? Geef ook uitleg hierbij

A

Phencyclidine (PCP, angel dust):
- psychodyslepticum
- Ontwikkeld als analgeticum-anestheticum
- klinisch verlaten omwille psychische bijwerkingen: agitatie, hallucinaties, desoriëntatie, dissociatie van zichzelf en de omgeving; ook unieke (verticale) vorm van nystagmus
- Werkingsmechanisme: NMDA antagonist, openkanaalblokker; bindt ook aan
sigma receptoren

Ketamine:
- Structuuranaloog phencyclidine, street name ‘Special K’
- Anesthesie: uitgesproken analgesie en amnesie. Tijdens recovery kans op psychomimetische verschijnselen zoals onaangename dromen, hallucinaties, verwarring, opwinding, …
- Hypothermie; bij overdosis: coma, temperatuursdysregulatie, convulsies

Ketamine & PCP = NMDA receptor antagonisten

Dextromethorphan:
- NMDA receptor antagonist
- Hoestsiroop OTC verkrijgbaar 11 verschillende specialiteiten op de markt
- Opletten voor recreatief gebruik als hallucinogeen (robotrippers) (extra uileg hierbij op slide 31)

28
Q

Welke centrale stimulantia ken je? Geef ook uitleg hierbij

A

Amfetamine, en -derivaten
cocaïne= centraal stimulerend

29
Q

Amfetamines effecten algemeen

A

Euforie, verhoogde alertheid, opwinding, zelfoverschatting

Mentale en fysische vermoeidheid verminderen

30
Q

Amfetamines neveneffecten

A

slaaploosheid
karakterverandering
tachycardie & cardiale complicaties
sterk psychische en fysische afhankelijkheid
ontregeling lichaamstemperatuur
dyskinesieën
anorexigeen
CV problemen
GI problemen, braken

31
Q

geef extra uitleg over Amfetamine, en -derivaten

A
  • Werkingsmechanisme amfetamine = monoamine releaser & monoamine
    heropnameremmer
  • vb. Fenetylline : vroeger misbruik bij studenten, sterk af te raden
  • vb. ecstasy= XYC= methyleendioxymethamfetamine = MDMA; is een derivaat
  • effecten:
    via NAD: beïnvloeding van alertheid, aandach
    via DA : beïnvloeding van alertheid, “rewarding”,
    via 5HT: euforie, geestesverruimende effecten
32
Q

geef extra uitleg over cocaïne

A

Werkingsmechanisme = monoamine reuptake inhibitor

Ook lokaal anesthetisch effect = moedermolecule lokale anesthetica (blokkage van Na+ kanalen in o.a. zenuwmembranen)

Effecten: euforie, verhoogde alertheid, opwinding, maskeren vermoeidheid (dopinglijsten), zelfoverschatting, paresthesieën, visuele en auditieve stoornissen, hallucinaties, paranoia, psychosen

Zeer verslavend, vreselijke abstinentieverschijnselen, cardiale
belasting (tachycardie, VC)

33
Q

Aangrijpingspunt van cocaïne?

A

Cocaïne is een centrale stimulans en functioneert als monoamine reuptake inhibitor. Ook heeft het een lokaal anesthetisch effect via blokkage van Na-kanalen in zenuwmembranen.
Effecten: euforie, zelfoverschatting, paresthesieën, hallucinaties, psychosen…

34
Q

Welke hallucinogenen ken je?

A

LSD = lyserginezuur diethylamine
MDMA = ecstasy
PMA = paramethoxyamfetamine
Psylocybine
Mescaline

35
Q

Werkingsmechanisme hallucinogenen

A

partieel 5HT2A agonisme

36
Q

Wat zijn de effecten van LSD?

A
  • matige autonome symptomen: tachycardie, bloeddrukstijging, pupilverwijding, duizeligheid, nausea
  • Visuele, auditieve, tactiele, olfactorische hallucinaties
  • Doorgaans is de persoon bewust dat de drug de effecten induceert
  • Occasioneel “bad trip” vergelijkbaar met acute schizofenie-aanval, eventueel agressiviteit, suicide, homicide
  • Flashbacks: tot maanden na gebruik
    -Tolerantie & kruistolerantie met andere psychodysleptica
  • Weinig fysische afhankelijkheid, grote psychische afhankelijkheid