Antipsychotica Flashcards

1
Q

Geef de onderverdeling van de antipsychotica

A

Conventionele of typische antipsychotica
- Fenothiazinen & thioxanthenen
- Butyrofenonen & difenylpiperidinen
- Benzamides
Nieuwere atypische antipsychotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef symptomen van psychoses

A

Type I of positieve symptomen
- Wanen of delusies (foute overtuigingen tgv onjuiste gevolgtrekking)
- Hallucinaties (zintuiglijk, vnl auditieve hallucinaties)
- Alogie of ‘disorganized speech’
- Gedesorganiseerde of catatone bewegingen

Type II of negatieve symptomen (bv depressief gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit welke banen deficiënt zijn bij schizofrenie.

A

Normaal tonische inhibitie v/d mesolimbische DAerge baan
➢ Glutamaat projectie vanuit mesocorticale baan –> synaps met GABAerg interneuron in ventraal tegmentale regio –> GABA release –> tonische inhibitie DAerg neuron in mesolimbische baan
Schizofrenie positieve symptomen
➢ Hypoactieve mesocortische baan –> hypoactieve NMDA-R op GABAerg interneuron –> verlies tonische GABAerge inhibitie op mesolimbische baan –> hyperactieve mesolimbische baan –> positieve symptomen (wanen, hallucinaties…)

Normaal tonische excitatie v/d mesocorticale DAerge baan
➢ Glutamerge corticale-hersenstam projectie communiceert direct met de mesocorticale DAerge baan in de ventrale tegmentale regio –> tonische excitatie mesocorticale DAerge baan
Schizofrenie negatieve symptomen
➢ Hypoactieve glutamerge projecties –> verlies tonische excitatie v/d mesocorticale DAerge baan –> negatieve, cognitieve, affectieve symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dopaminerge neurotransmissie, dopaminerge banen.

A

➢ Mesolimbische baan
- Van ventraal tegmentum naar limbische structuren (o.a. nucleus accumbens) –> emoties, genot, beloning (positieve symptomen)
➢ Mesocorticale baan
- Van ventraal tegmentum naar cortex –> cognitieve en affectieve symptomen
➢ Nigrostriatale baan
- Van substantia nigra naar striatum –> extrapyramidale controle skeletspieren door DA
➢ Tubero-infundibulair systeem
- HT-HF –> DA remt prolactine release
➢ Chemoreceptor triggerzone
- D2-R stimuleren braken
➢ Thalamisch dopaminerg systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen en psychose en schizophrenie?

A

Psychose: een episode waar je loskomt van de realiteit, symptomen zijn slaaptekort, gebruik van substanties, mentale ziekte, hallucinaties, delusie, agitatie, gedesorganiseerde gedachten en gedrag

schizophrenie: mentale ziekte die het gedachten proces, emoties en gedrag invloed, moet gediagnostiseerd worden en moet gedurende de 6 vorige maanden minstens 2 van de volgende symptomen hebben, waaronder een van de eerste 3: Delusie , hallucinaties, gedesorganiseerde spraak, catatonisch gedrag, negatieve symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oorzaken schizofrenie

A

genetische programming/ apoptose
prenatale anoxia/infectoe/ toxine
excitotoxiciteit gemedieerde positieve symptomen gevolgd door residuele negatieve symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leg glutaminerge neurotransmissie uit

A

➢ Release van glutamaat uit presynaptisch neuron
➢ Zeer snelle opname via excitatorische aminozuur transporter (EAAT) in gliacel (geen metabolisatie in synaps)
➢ In glia omzetting door glutamine synthase –> glutamine
➢ Glutamine wordt vrijgesteld uit de gliacel en via SNAT (specifieke neutrale aminozuur transporter) opgenomen via reverse transport in het GLUerg neuron
➢ Glutamine in presynaptisch neuron wordt door glutaminase omgezet tot glutamaat
➢ Opname glutamaat in vesikel via vGluT (vesiculaire glutamaat transporter)
➢ Glutamine is dus metaboliet en precursor van glutamaat –> cyclus
➢ Glutamaat is excitatoir!
➢ Ionotrope glutamaatreceptoren –> stijging Ca –> excitatie
- NMDA subtype
- AMPA subtype
- Kaïnaat subtype
➢ Metabotrope glutamaatreceptoren
- Groep I
- Groep II
- Groep III

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Conventioneel vs atypische antipsychotica

A

Typische neuroleptica zijn zuiver D2-R antagonisten.
Atypische neuroleptica vertonen D2-R en 5-HT2A antagonisme (SDA) (bijkomend partieel D2 agonisme, snellere D2 dissociatie of 5-HT1A partieel agonisme).

Bij de conventionele antipsychotica is het antipsychotisch effect beperkt tot verbetering v/d positieve symptomen (hallucinaties, wanen, verwardheid…).

De atypische antipsychotica verminderen zowel de positieve als de negatieve symptomen, zorgen ook voor gedeeltelijke activatie v/h genotscentrum (rewarding system) en hebben minder neveneffecten.

Atypische neuroleptica verminderen extrapyramidale symptomen en hyperprolactinemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

neveneffecten conventionele antipsychotica

A

Extrapyramidale symptomen (EPS) (dosisgebonden aan D2-R antagonisme)
- Acuut: symptomen zoals ziekte van Parkinson (tremor, rigiditeit, akinesie, hypokinesie)
- Chronisch: tardieve dyskinesieën (ongecontroleerde bewegingen van hoofd-, mond- en schouderspieren) -> behandeld met anticholnergica
Hyperprolactinemie met amenorroe, galactorroe, impotentie, gynaecomastie en libidoverlies

Neveneffecten door niet-selectiviteit (anticholinerge, anti-alpha1 en anti-H1 antagonisme)
- M1-antachonisme: Anticholinerg: droge mond, accomodatiestoornissen, urineretentie, constipatie…
- Anti-alpha1: hypotensie
- Anti-H1: sedatie, gewichtstoename

Verlengd QT –> torsade de pointes –> risico plotse cardiale dood

maligne antipsychotica syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe verminderen atypische antypschotica de extrapyramidale symptomen en hyperprolactinemie?

A

➢ Disinhibitie van DA release en vermindering van D2-R antagonisme in nigrostriatale baan –> minder extrapyramidale symptomen
- Disinhibitie is het gevolg van 5-HT2A antagonisme op GABAerge interneuronen in de ventrale tegmentale ergio
➢ Serotonine stimuleert normaal de prolactine release –> bijkomend 5-HT2A antagonisme met atypische antipsychotica –> inhibitie prolactine release –> geen hyperprolactinemie
➢ Stimulatie van DA release t.h.v. mesocorticale baan –> minder negatieve, affectieve en cognitieve symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de neveneffecten van atypische antipsychotica?

A

➢ Vooral metabole ongewenste effecten –> verhoogd cardiovasculair risico
- Gewichtstoename door H1-R antagonisme
- Verhoogd risico T2D door M3-R antagonisme t.h.v. bèta-cellen pancreas
- Hypercholesterolemie en hyperlipidemie
➢ Verhoogd risico op cerebrovasculaire accidenten bij demente bejaarden
➢ Hoger risico op overlijden bij Alzheimer patiënten
➢ Verhoogd risico plotse cardiale dood
➢ Bij clozapine: agranulocytose, myopathie, myocarditis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Depot preparaten antipsychotica.

A

Door verestering van antipsychoticum met een vetzuur –> vetoplosbaar, langer opgeslagen in lichaam –> mogelijkheid IM injectie om de 2-4 weken. Belang om therapietrouw op te drijven, echter soms ongewenste effecten.

vb. zuclopenthixoldecanoaat, haloperidoldecanoaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

conventionele antipsychotica aangrijpingspunten

A

D2 receptor antagonist
alfa 1 receptor antagonist
H1 antagonist
M1 antagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

conventionele antipsychotica activa

A

Fenothiazines: levomepromazine, prothipenyl

thioxanthenen: flupentixol, zuclopenthixol

clotiapine: dibenzothiazepine

butyrofenonen: haloperidol, droperidol, bromperidol, pipamperon

difenylpiperidinen: pimozide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Typische antipsychotica activa
(Speciale gevallen)

A

vaste associatie: melitracen (TCAD) & flupenthixol –> afgeraden

Benzamides:
- sulpiride, amilsulpiride (schizofrenie),
- tiapride (alcoholontwenning en chorea van Huntington)
- metoclopramide (anti-emetica, niet door bhb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sulpiride

A

typische antipsychotica
bij lichte depressies en angst, en bij psychosomatische klachten zonder medische verklaring

17
Q

ongewentse effect amisulpiride

A

Ongewenste endocriene effecten
angst
slapeloosheid
agitatie

18
Q

Mechanismen van atypische antipsychotica

A
  • Serotonine(5HT2A)-dopamine (D2) receptor antagonisten als basismechanisme
    Verder ook
  • Snelle dissociatie van D2 receptor antagonisten
  • D2 partieel receptor agonisme (DPA)
  • 5HT1A partieel receptor agonisme (SPA)
19
Q

atypische antipsychotica activa

A

clozapine, risperidon (kinderen, tieners en bejaarden met psychosen; bipoaire manie),

olanzapine, quetiapine (verbetert stemming, cognitie, slaapstoornissen)

aripiprazol (dire laatste omgekeerde driehoek)

20
Q

Kun je zomaar van een specialiteit naar een ander gaan met clozapine?

A

NEEN, het is no switch + opstart in hospitaal milieu

21
Q

serotonine-dopamine antagonist (SDA) effect, wat is dat?

A

Deel van het atypische mechanisme:

SDA resulteert in een stijging van dopamine dmv disinhibitie en vermindert D2 receptor antagonisme in de nigrostriatale baan -> minder extrapyramidale symptomen

SDA resulteert in dopamine release thv mesocorticale baan –> minder negatieve, affectieve en cognitieve symptomen

SDA draagt ook bij tot het verbeteren van de positieve symptomen; immers hallucinogenen = partiële 5HT2A receptor agonisten

SDA verminderen hyperprolactinemie; immers dopamine inhibeert maar serotonine stimuleert prolactinevrijgave (reciproke regulatorische rol)

dopamine antagonist + antagonist effect op serotonine –> je krijgt een nieuw evenwicht –> nog steeds een nieuwe release naar de cortex

in competitie met beschikbare plaatsen dus ook motoriek gaat beter + antipsychotisch effect want jouw receptor zijn geblokkeert

22
Q

geef andere atypische mechanisme (naast SDA) (er zijn er 3)

A

Snellere dissociatie van het antipsychoticum van de D2 receptor -> voldoende antagonisme voor antipsychotisch effect doch voldoende tijd als ongebonden receptor om neveneffecten te onderdrukken (hit-and- run)
-> profiel vergelijkbaar met SDA

D2 partieel agonisme (DPA) -> goed klinisch profiel omdat het zowel de positieve, negatieve als neveneffecten normaliseert, maar ook toelaat om deels de reward baan (zie later) te activeren (terug genot, plezier en beloningsgevoel mogelijk); bijvoorbeeld aripiprazole

5HT1A partieel agonisme (SPA) bijvoorbeeld quetiapine, clozapine, aripiprazole (5HT1A receptor activatie stimuleert DA vrijgave)

23
Q

Rol van 5HT1A receptor bij atypische

A

De afgifte van serotonine wordt geregeld door 5-HT1A autoreceptoren
1. Wanneer serotonine bindt aan 5-HT1A receptoren, wordt de afgifte van serotonine geremd
2. Serotonine is niet in staat om afgifte van dopamine te blokkeren
3. Dopamine niveaus stijgen

Sommige atypische antipsychotica zijn 5- HT1A receptor partiële agonisten
- Aripiprazol
- Quetiapine

24
Q

indicaties van antipsychotica

A

schizofrenie
maische episodes van bipolaire stoornissen
andere psychotische stoornissen
obsessief-compulsieve stoornissen
ongecontroleerde psychomotorische agitatie
agressiviteit & ernstige agitatie
seksuele perversies
paliatieve zorgverlening
persisterende hik
syndroom van gilles de la tourette
chorea van huntington
augmentatie strategie bij therapie resistente majeure depressie
alzheimerpatiënten: Opletten voor gekende bijwerkingen van neuroleptica zoals sedatie, orthostatische hypotensie en anticholinerge effecten (stijging verwardheid!)

25
Q

contra-indicaties van antipsychotica

A

Absolute contra-indicaties
- Depressie van het centrale zenuwstelsel, coma.
- Risicofactoren voor QT-verlenging
Relatieve contra-indicaties
- Ziekte van Parkinson
- epilepsie
- glaucoom

26
Q

bijzondere voorzorgen antipsychotica

A

In verband met de metabole effecten is regelmatige opvolging van gewicht, bloeddruk en bepaalde metabole parameters (glykemie, lipiden) aanbevolen.

Voorzichtigheid is geboden bij leverinsufficiëntie en bij ernstige nierinsufficiëntie.