Menstruele cyclus Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van de menstruatie?

A

Het afstoten van het endometrium uit de baarmoeder ongeveer twee weken na een ovulatie, indien er geen zwangerschap is ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de consistentie van het bloedverlies tijdens de menstruatie?

A

niet hetzelfde als ‘normaal’ bloed  50% bloed en 50% slijmproducten + stukken endometrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is menarche?

A

eerste menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is menopauze?

A

laatste menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De gemiddelde menstruatie is 28 dagen (met een normale variatie van 21-35 dagen). Wat is de term voor een menstruatie van >35d

A

Oligomenorroe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de term voor een menstruatie van <21d?

A

Polyamennoroe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de term voor geen menstruatie?

A

Amenorroe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De hypothalamus produceert GnRH waardoor de hypofyse FSH en LH gaat aanmaken. Waar zorgen FSH en LH voor (bij de vrouw)?

A

FSH: stimulatie follikelgroei (+ oestrogeen)
LH: rijping eicellen en eisprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom heeft het geen zin om GnRH te prikken?

A

Het is een pulserend hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Met hoe veel graden stijgt de temperatuur na de ovulatie en voor hoe lang?

A

0.2-0.5 graden gedurende 10 dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de term voor pijn bij ongesteldheid?

A

Dysmenorroe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor wordt de dysmenorroe veroorzaakt?

A

Ischaemie en myometriale contracties (gemedieerd door prostaglandinen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn nog meer veranderingen die optreden tijdens de menstruatie?

A

vochtretentie, verminderd libido, borstgevoeligheid (mastalgia) en misselijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt abnormale dysmenorroe vastgesteld?

A

mate van pijn (schaal 0-10 FAS-score of NRS-schaal of invloed QoL), mate van pijnstillers, mate van dagelijkse functionaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt de stoornissen van de ovulatie (naovulatie) ook wel geclassificeerd?

A

WHO I-3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zijn de waarden van FSH/LH/oestradiol verhoogd/normaal/verlaagd bij WHOI?

A

FSH&LH: laag
Oestradiol: laag

17
Q

Zijn de waarden van FSH/LH/oestradiol verhoogd/normaal/verlaagd bij WHOII?

A

FSH&LH: normaal
Oestradiol: normaal

18
Q

Zijn de waarden van FSH/LH/oestradiol verhoogd/normaal/verlaagd bij WHOI?

A

FSH&LH: hoog
oestradiol: laag

19
Q

Welk type WHO anovulatie komt bij 80% van de anovulaties voor?

A

WHO II

20
Q

Hoe wordt WHOII ook wel genoemd?

A

PCOS (polycystic ovary syndrome)

21
Q

Wat is de pathofysiologie van PCOS?

A

LH secretie –> overproductie van androgenen in themacellen –> folliculaire groeiremming –> anovulatie

22
Q

Waar leidt hyperandrogenisme toe?

A

Hirsutisme (overbeharing), acne, alopecia (kale plekken), hyperinsulinemie en obesitas

23
Q

Voor de diagnose PCOS moeten er 2 van de 3 verschijnselen zijn, welke?

A
  • oligo- of amenorroe
  • hyperandrogonisme
  • Polycystic ovary morphology op echo

Hyperprolacticemia, NCAH, Cushing, androgen secreting neoplasm en acromegalie moeten worden uitgesloten!

24
Q

Welke klinische kenmerken presenteert iemand met PCOS zich?

A

amenorrhea, oligomenorrhea or dysfunctional uterine bleeding, anovulatory infertility, hirsutism and/or acne, central obesity

25
Q

Welke endocriene abnormaliteiten vindt men op het lab?

A

elevated androgen (i.e., testosterone) levels, elevated luteinizing hormone concentration with normal follicle-stimulating hormone level, Insulin resistance with hyperinsulinemia

26
Q

Welke radiologische abnormaliteiten vindt men op de echo?

A

multiple (nine or more) subcortical follicular cysts Increased ovarian stromal density and/or volume.

27
Q

Wat zijn de lange termijn consequenties van PCOS?

A
  • Verhoogde incidentie van glucose intoleratie, diabetes gravidarum en type 2 diabetes
  • 2-3 x verhoogde kans op endometrium carcinoom (goed gedifferentieerd & goede prognose) t.g.v. verhoogde oestrogeen levels (geen wisseling met progesteron)
  • Hoger risico op Hart- & vaatziekten (echter beperkte data tav harde eindpunten zoals MI, CVA etc)
28
Q

Wat is WHO I anovulatie>

A

Women with primary or secondary amenorrhoea, low levels of endogenous gonadotrophins and negligible endogenous estrogen activity.

29
Q

Hoe wordt lage genoadotropen en lage oestrogeen ook wel genoemd?

A

Hypogonadotrophic hypogonadisme

30
Q

Door welke twee syndromen wordt hypogonadotrophic hypogonadisme/WHO-I door veroorzaakt?

A
  • Congenital: Kallmann syndrome
    Head trauma or space-occupying lesions such as craniopharyngioma, glioma, germ cell tumours, hamartomas and teratomas, and/or their treatment such as surgery, chemotherapy or radiotherapy
  • Kallman’s syndrome: menorrhoea with anosmia caused by congenital lack of hypothalamic production of GnRH (gonadotrophin releasing hormone).
31
Q

Wat zijn hypothalame oorzaken van WHO-I anovulatie?

A
  • Excessive exercise
  • Eating disorders
  • Nutritional deficits
  • Psychological stress
32
Q

Wat zijn hypofysaire oorzaken van WHO-I anovulatie?

A
  • Empty sella syndrome, aplasia/hypoplasia of anterior pituitary, trauma, infection, pituitary tumors, Sheehan’s syndrome (postpartum pituitary necrosis
  • Sheehan’s syndrome: caused by infarction of the anterior pituitary venous complex (usually after massive postpartum haemorrhage or trauma). Dit kan door ischemie in de hypothalamus.
33
Q

Wat is de definitie van WHO-III anovulatie?

A

Women with primary or secondary amenorrhoea due to primary ovarian insufficiency (POI) associated with low endogenous estrogen activity and pathologically high gonadotrophin levels. Tekort aan eitjes wd anovulatie (menopause-achtig, maar dit kan op vroege leeftijd voorkomen, premature)

34
Q

Er zijn heel veel oorzaken van WHO-III anovulatie, veelal genetisch, auto-immuun, infectieus of iatrogeen. Te veel om hier in te zetten

A

Kijk hier zelf naar in ppt

35
Q

Met welke symptomen presenteert iemand met WHO-III anovulatie?

A

Menopausale symptomen zoals, stemmingslabiliteit, slapeloosheid, prikkelbaarheid, opvliegers, nachtelijk zweten, amenorroe, vulvo-vaginale atrofie, laag libido, dyspareunie,

36
Q

Met welke lange-termijn gevolgen van WHO-III moet men rekening houden?

A

versnelde cognitieve stoornissen, versnelde hart- en vaatziekten, auto-immuunziekten (bijnier, schildklier), onvruchtbaarheid, oestoporose, vroegtijdige sterfte.

37
Q

Wat is de belangrijkste behandeling bij WHO-III anovulatie?

A

Oestoporose!! (DEXA scan, vit-D suppletie, injecties etc)

38
Q
A