Het kleine kind Flashcards

1
Q

Bij welke week spreken we van extreem vroeggeboorte?

A

<32e week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de ondergrens om een baby op te vangen?

A

vanaf 24e week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het geboortegewicht van jongens is groter/kleiner dan van meisjes

A

groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer spreken we van small gestational age?

A

een geboortegewicht <2500g valt vanaf ongeveer 37-38 weken <het 10e percentiel P10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn oorzaken van small gestational age?

A
  • E.c.i.
  • Congenitale afwijkingen
  • Intra-uterine groeivertraging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer spreken we van een ‘normale’ gestational age?

A

geboortegewicht tussen p10 en p97

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer spreken we van een large gestational age?

A

p>97

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer in de zwangerschap treedt assymmetrische groeivertraging op?

A

start in 3e q 4e trimester

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer nd e zwangerschap treedt symmetrische groeivertraging op?

A

vroeg in de zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn foetale en maternale oorzaken van symmetrische groeivertraging?

A

foetus:
- normaal
- chromosomale afwijking
- syndromale afwijking
- congenitale infecties
Moeder:
- chronische ondervoeding
- chronische ziekten
- alcohol en drug verslaving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn oorzaken van assymmetrische groeivertraging?

A
  • uteruoplacentaire dysfunctie secundair aan
  • preeeclampsie
  • roken
  • idiopathisch
  • meerling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn vaak voorkomende symptomen bij een a terme pasgeborene?

A
  • Hypothermie
  • Hypocalciemie
  • Hypofosfatemie
  • Hypoglycaemie
  • Polycythemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tussen welke weken moet een premature naar de NICU?

A

Onder 32 weken, vanaf 24 weken moet het kind naar de NICU bij <1250g. Vanaf 30/32 weken kan de zorg in perifeer ziekenhuis worden overgeplaatst: post-IC/HC.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom moet je pasgeboren extra goed in de gaten houden?

A

Er is een snelle verandering van intensiteit van ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn korte termijn risico’s bij prematuren?

A
  • Ademhalingsproblemen (IRDS)
  • Chronische ademhalingsproblemen (BPD)
  • Circulatoire problemen: open ductus arteriosus (PDA)
  • Infecties/meningitis
  • Voedingsintolerantie
  • Necrotiserende enterocolitis (NEC)
  • Retinopathie (ROP)
  • Intraventricular hemorrhage (IVH)
  • Periventriculaire leukomalacie (PVL)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is IRDS?

A

Infant Respiratory distress syndrome (IRDS) of hyaliene membraanziekte door onrijpe longstructuur, tekort aan surfactant en ontstekingsreactie. Symptomen: tachypneu (>60/min), dyspnue, neusvleugelen, intrekkingen, kreunen, cyanose.
Behandeling: opname NICU met monitoring hartritme, bloeddruk, ademhalingspatroon en -ritme, O2 saturatie (88-95%), X-thorax (diagnose), lab onderzoek: bloedgas, ondersteuning ademhaling en circulatie.

17
Q

Tot wanneer spreken we van een perinatale, en wanneer van een nosociomale infectie?

A
  • Early onset / perinataal (tot 72u pp)
  • Late onset / nosocomiaal (na 72 uur pp)
18
Q

Wat zijn de belangrijkste pathogenen voor pasgeborenen?

A
  • A terme geboren: hemolytische GBS
  • Prematuur geboren: E. coli
19
Q

Wat zijn de belangrijkste nosocomiale infecties, veel voorkomend bij prematuren?

A
  • Coagulase – staphylococ
  • S. aureaus
  • Entereobacteriaeceae (E. coli, kleb pneumoniae, serratia)
  • Acinetobacter baumannii
20
Q

Wat zijn de klinische parameters van infectie/sepsis?

A
  • slecht drinken/spugen
  • stil/suf/geprikkeld
  • instabiele temperatuur
  • snelle ademhaling/apneu/kreunen/intrekkingen
  • bleek/grauw
  • tachycardie
  • hypotensie
  • huidafwijkingen
  • hypo/hyperglycaemie
  • convulsies/ bolle frontanel
21
Q

Welke labwaarden verwacht je bij infectie/sepsis?

A
  • verhoogd CRP
  • leucopenie cq leucocytose
  • trombopenie
  • positieve bloedkweek
  • evt X-thorax
22
Q

Bij prematuren lukt het vaak niet om die groeisnelheid te halen, want er is minder voeding/hormonen (groeifactoren zoals IGF-1) met hoge mate morbiditeit. Hoe kunnen we helpen met de vocht en voeding?

A
  • Enterale voeding (MM/DM/kunstvoeding, moedermelk en donormelk)
  • Parenterale voeding (aminozuren, vetten en koolhydraten)
  • Vocht: glucose infuur
  • Opbouwen in de eerste week: starten met 60-90 ml/kg/dag. Na de eerste week minimaal 150ml/kg/dag.
23
Q

Retinopathie (ROP) komt ook vaak voor bij de prematuur. ROP ontstaat meestal in de 5de tot 7de week na premature geboorte. Bij 1-2% ontwikkelt ROP zich binnen 6 tot 10 weken van stadium 1 (geringe afwijking op de overgang tussen wel en niet van bloedvaten voorziene netvliesgedeelte) tot stadium 5 (totale netvliesloslating). Hoe kan dit behandeld worden?

A

laserbehandeling. Bij de meeste kinderen treedt spontane teruggang van de afwijkingen zonder blijvend zichtbare afwijkingen. Prematuren met een geboortegewicht minder dan 1000 gram ontwikkelt 30% een littekenstadium en ongeveer 8% een eindstadium (met blindheid) tgv ROP.

24
Q

Wat zijn mogelijke gevolgen van retinopathie?

A

blind, slechtziend, sterk bijziend, lui oog, scheelzien, late netvliesloslating

25
Q

Bij 25 weken is er nog een sterke onderontwikkeling van de cortex. Waar leidt dit toe?

A

Autoregulatie is nog onvoldoende ontwikkeld, ze reageren snel op bloeddrukschommelingen, met brosse vaatjes, grote kans op bloedingen in de ventrikels of parenchym. Met een drain behandelen. Grade III intraventricular hemorrhage and germinal matrix accompanied by ventriculomegaly.

26
Q

Wat zijn lange termijn complicaties van prematuren?

A

❑ groei en ontwikkelingsachterstand
❑ motorische en/of verstandelijke handicaps (cerebral palsy)
❑ leer- en gedragsproblemen
❑ chronische ademhalingsproblemen
❑ gehoorproblemen
❑ visusproblemen
❑ metabool syndroom

27
Q
A