Het stille kind / neonatale hypoglycaemie Flashcards

1
Q

Wat is glycogenese?

A

het proces waarbij glucose wordt opgeslagen in de vorm van glucogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is glycogenolyse?

A

het proces waarbij glycogeen wordt afgebroken en omgezet in glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is glycolysis?

A

glucose wordt omgezet tot pyruvaat. Pyruvaat kan worden omgezet tot lactaat of acetyl co-A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is gluconeogenese?

A

aminozuren, glycerol en lactaat worden omgezet in glucose

zoek vooral even plaatje op als dit nog niet bekend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stelling: tijdens de zwangerschap produceert de foetus weinig glucose omdat dit door de moeder wordt geleverd

A

niet waar –> produceert helemaal geen glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de glucosewaarde intra-uterien?

A

60-70% van maternaal serum glucose –> 4-6 mmol/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stelling: de foetus krijgt insuline en glucagon van de moeder om de bloedsuikerspiegels te reguleren

A

niet waar, insuline produceert de foetus zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De glucoseconcentratie stijgt/daalt na de geboorte

A

daalt (snel in de eerste 1-2u)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stelling: bij een hypoglycaemie vlak na de geboorte kan je dit snel merken aan het kind door apathie

A

niet waar, meestal zijn ze asymptomatisch in de acute fase en bij kortdurende hypo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er fysiologisch met het glucose metabolisme na de geboorte?

A

Stop maternaal glucose voorziening  stijging in glucagon, catecholaminen, GH en daling in insuline  glycogenolyse (uit hepatogeen glycogeen), lipolyse (vetzuren, ketonen) en gluconeogenese (uit aminozuren, glycerol, lactaat)  normale bloed glucose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De hersenen zijn relatief groot/klein voor een pasgeborene

A

groot, hersenen kunnen alleen draaien op glucose (en beetje lactaat/ketonen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onder welke bloedsuiker waarde spreken we van een hypoglycaemie?

A

<2.6 mmol/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn niet specifieke symptomen van een hypo (neuroglycopenisch en autonoom)?

A
  • Neuroglycopenische symptomen: apneu, hypotonie, jitering, lethargie, somnolent, abnormaal huilen, voedingsproblemen, convulsies, coma
  • Autonome (sympaticomimetische) symptomen: bleek, transpireren, tremoren, onrust, tachycardie en hypothermie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is het bepalen van bloedsuiker spiegels geindiceerd?

A
  • Gezonde a terme zuigeling met een normaal geboortegewicht worden geen bloedsuiker spiegels bepaald
  • A terme zuigeling met symptomen die zouden kunnen passen of aanleiding zouden kunnen geven tot hypoglycaemie is het bepalen van bloedsuiker spiegels wel geindiceerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Globaal op fysiologisch niveau, wat zijn de hoofdoorzaken van een hypo?

A
  • Verminderde productie van glucose
  • Toegenomen verbruik van glucose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke patiëntjes hebben een verhoogd risico op een hypoglyaemie?

A

o Pasgeborene van een moeder met Diabetes Mellitus
o Maternaal gebruik van een B-adrenerge agonist of antagonist tijdens de zwangerschap
o IUGR (intra-uteriene groeirestrictie) door placenta inssuficientie
o LGA (large for gestational age) / macrosomie
o Prematuur
o Polycythemie (te veel rode bloedcellen)
o Asfyxie (te weinig zuurstof)
o Aanhoudende voedingsproblemen
o “Zieke zuigeling”

17
Q

Indien de moeder hoge maternale glucose heeft in de zwangerschap is er stimulatie van foetale insuline secretie en beta cel hyperplasie. Daarbij ontstaat er macrosomie (vetmassa > leanmassa). Wat gebeurd er met het glucose na de geboorte? en de insuline/ketonen?

A

Kort na de geboorte is er sprake van hyperinsulinisme, en is er een verlaagde catecholamine respons en een verlaagde ketogene respons op vasten. Hierdoor ontstaat hypoglycemie (met onvoldoende ketonen).

18
Q

Bij een placenta dysfunctie tijdens de zwangerschap heeft de foetus een laag/afwezig glycogeen en vet reserve, met een relatieve insuline deficientie. Het navelstrengbloed heeft een lagere glucose en insuline spiegels, en hogere insuline gevoeligheid t.o.v. pasgeborenen met een normaal geboortegewicht. Wat gebeurd er bij de geboorte met de glucose/lipolyse/ketogene respons?

A

Kort na de geboorte is er een verhoogde energie behoefte van de hersenen, is er risico op hypoxie en polycythemie en is er een verhoogde lipolyse en ketogene respons. Hierdoor ontstaat een hypoglycemie. In tegenstelling tot maternale DM is er hier wel enige productie van ketonen.

19
Q

Wat is de glycogeen/vetreserve en enzymsysteem bij prematuritas?

A

Bij een prematuritas/vroeggeboorte heeft de foetus een verminderde/afwezige glycogeen en vetreserve (wat m.n. plaatsvindt in het derde trimster). Er is ook een hoge hersen-lichaamsgewicht ratio en een immature enzymsysteem. Gelukkig treedt er verbetering in glucose huidhouding op bij orale voeding.

20
Q

Hoe ziet preventie hypoglycaemie bij risicopatienten eruit?

A
  • Start orale voeding vroegtijdig (moedermelk induceert een snellere postnatale metabole adaptatie dan formulie). Probeer frequent te voeden (8+x)
  • Indien oraal onvoldoende/niet mogelijk is wordt gestart met intraveneus glucose
21
Q

Hoe ziet de behandeling van hypoglycaemie eruit?

A
  • Bloedsuiker z.s.m. na geboorte en voor de voeding (1, 4, 7 uren pp) of indien er symptomen zijn van hypoglycemie
  • Bij hypoglycemie en hiervoor behandeling gestart binnen 1-1.5 uur glucose herhalen
  • Minimaal 2 normale glucosewaarden achter elkaar nodig om de behandeling aan te passen.

oorzaak opsporen!!!

22
Q

Wat is een normale glucose inname (per kg/min)?

A
  • Minimale glucose inname 4-6 mg/kg/min
  • Normale glucose inname 6-12mg/kg/min
  • Maximale glucose inname 12-14 mg/kg/min. Indien bij deze glucose inname nog steeds sprake is vna een hypoglycaemie
23
Q

Hoe wordt de glucose-concentratie bepaald?

A
  • Lab: plasmabepaling
  • Bedside: volbloedbepaling: de volbloedbepaling is 15% lager dan plasmawaarde
24
Q

Wat zijn de gevolgen van een langdurige/diepe hypo?

A
  • Verhoogd risico op verlaagd IQ
  • Specifieke regionale hersenschade (MRI)
25
Q

Samenvatting:
* Glucose is de belangrijkste brandstof voor iedere lichaamscel
* De ondergrenzen van glucose waarden voor het vaststellen van hypoglycemie is voor iedere pasgeborene hetzelfde
* Hypoglycemieen zijn vaak asymptomatisch
* Glucose inname en glucose controles waarborgen, met name in risicogroepen
* Neonaten zijn at risk voor neurologische schade door hypoglycaemie.
* Bij extreme en/of persisterende hoge glucose suppletie noodzaak is onderzoek naar endocriene en metabole aandoeningen geindiceerd.
* Snelle diagnostiek en preventie van hypoglycemieen zijn hierin onontbeerlijk!

A

top

26
Q
A