Meetup 14: Voeding Flashcards
- Wat is de molecuulformule voor koolhydraten in het algemeen?
- Wat is de molecuulformule voor glucose?
- (CH2O)n
- C6H12O6
Welke soorten koolhydraten bestaan er? Noem voor elke soort een aantal voorbeelden.
- Monosacchariden zoals glucose, fructose en galactose.
- Oligosacchariden bestaande uit 2-10 monosacchariden zoals uit sucrose, lactose en maltose.
- Polysacchariden zoals zetmeel en vezels (plantaardig) of glycogeen (dierlijk)
Wat is het verschil tussen fermenteerbare vezels en niet-fermenteerbare vezels?
- Fermenteerbare vezels worden in de darmen verteerd door bacteriën. Ze leveren een klein beetje energie en bevorderen de stoelgang.
- Niet-fermenteerbare vezels leveren geen energie, bevorderen de stoelgang, hebben een verzadigende werking en verlagen het LDL-cholesterol.
Hoe zorgen niet-fermenteerbare vezels voor een verlaging van het LDL-cholesterol?
- Door binding van galzouten
- Door vertraging van de vertering en passage door het maag-darmkanaal waardoor de opname van cholesterol en vetten wordt verminderd.
- Door binding aan galzuren en langzamere opname van cholesterol, wordt er ook meer cholesterol direct via de ontlasting uitgescheiden.
Glycogeen wordt opgeslagen in de spieren en in de lever, waarvan het grootste deel in de spieren wordt opgeslagen.
Wat is het verschil tussen glycogenese en glycogenolyse?
- Glycogenese is de omzetting van meerdere glucosemoleculen naar glycogeen onder invloed van het hormoon insuline.
- Glycogenolyse is de afbraak van glycogeen tot meerdere glucosemoleculen onder invloed van glucagon en adrenaline.
Wat is procentueel de aanbevolen dagelijke hoeveelheid (ADH) van koolhydraten voor sedentaire personen en sporters?
- Sedentaire personen: 40-50%
- Sporters: 60-70%
Wat is de koolhydraatbehoefte (in g/kg) voor sporters met een laag, matig, hoge, en zeer hoge intensiteit?
- Laag = 3-5 g/kg koolhydraten per dag
- Matig = 5-7 g/kg koolhydraten per dag
- Hoog = 6-10 g/kg koolhydraten per dag
- Zeer hoog = 8-12 g/kg koolhydraten per dag
Koolhydraten hebben verschillende functies in het lichaam. Noem deze functies.
- Energiebron (vooral bij intensieve inspanning)
- Sparen van eiwitmetabolisme wanneer koolhydraten aanwezig zijn. Wanneer glycogeendepletie ontstaat wordt er glucose gemaakt vanuit aminozuren afkomstig van eiwitten (gluconeogenese).
- Metabole primer voor vetmetabolisme
- Brandstof voor het centrale zenuwstelsel
Waarom is glucose zo belangrijk als brandstof voor het centrale zenuwstelsel?
- Het is de primaire brandstof voor zenuwcellen.
- Omdat rode bloedcellen geen celkern bevatten en dus geen mitochondriën, kunnen rode bloedcellen alleen energie produceren a.d.h.v. de glycolyse die gebruik maakt van glucose.
De intensiteit van inspanning bepaalt welke macronutriënten worden verbrand. Beschrijf voor lage, middelmatige en hoge intensiteit welke macronutriënten als brandstof worden gebruikt.
- Lage intensiteit: voornamelijk vetten
- Middelmatige intensiteit: zowel vetten als koolhydraten
- Hoge intensiteit: voornamelijk koolhydraten
Waarom worden er voor hoge intensiteit inspanning voornamelijk koolhydraten verbrand?
Koolhydraatmetabolisme is efficiënter dan vetmetabolisme omdat:
* snellere verbranding van koolhydraten
* koolhydraten leveren meer energie op
Wat is het verschil tussen de volgende parameters wanneer iemand zich 2 uur lang inspant en koolhydraten heeft gestapeld (CHO-loaded) versus iemand die zich 2 uur lang inspant en koolhydraat-depleted is (CHO-depleted)?
* Bloedglucose niveau (koolhydraatverbruik)
* Vetzuur in serum (vetverbruik)
* Eiwitverbruik
* Duur waarop iemand zich op dezelfde intensiteit kan inspannen
CHO-loaded:
* Bloedglucose niveau stijgt
* Vetzuur in serum stijgt minimaal
* Eiwitverbruik blijft gelijk (minimaal)
* CHO-loaded zorgt ervoor dat iemand langer op dezelfde (maximale) intensiteit door kan gaan
CHO-depleted:
* Bloedglucose niveau daalt
* Vetzuur in serum stijgt exponentieel
* Eiwitverbruik stijgt
* CHO-depleted zorgt ervoor dat de intensiteit waarop iemand zich inspant daalt naarmate degene zich langer inspant
Om voldoende koolhydraten in je lichaam te hebben voor de start van duurinspanning moet je koolhydraten stapelen. Wat houdt dit in?
- 3 dagen voor duurinspanning starten met koolhydraten stapelen
- Het doel is om van een baseline concentratie van ong. 100-120 mmol/kg koolhydraten naar 150-200 mmol/kg koolhydraten te gaan.
- 7-12 g koolhydraten/kg eten
- Water en thee vervangen met frisdrank of sportdrank
- Makkelijk verteerbare koolhydraten eten
Welke soorten vetten bestaan er? Noem voor elke soort een aantal voorbeelden.
- Enkelvoudige vetten bestaande uit 3 vetzuren en glycerol zoals verzadigde-, onverzadigde- en transvetzuren.
- Samengestelde vetten zoals fosfolipiden, glycolipiden, lipoproteïnen)
- Afgeleide vetten (combinatie van enkelvoudige en samengestelde vetten) zoals cholesterol en pre-cursor vitamine D.
Wat is het verschil tussen verzadigde-, onverzadigde- en transvetzuren?
- Verzadigde vetzuren hebben geen dubbele bindingen en hebben een maximaal aantal waterstofatomen (=gesatureerd/verzadigd).
- Onverzadigde vetzuren hebben een x-aantal dubbele binding. De dubbele binding creëert een soort knik in het vetzuur.
- Transvetzuren zijn gedeeltelijk gehydrogeneerd.
Wat is de functie van lipoproteïnes?
Omdat vet hydrofoob is, kan het onafhankelijk van andere moleculen niet vervoerd worden door het lichaam. Een lipoproteïne is waar eiwitten vetzuren omhullen zodat ze hydrofiel worden en door het lichaam vervoerd kunnen worden.
Noem voorbeelden van lipoproteïnes.
- HDL: geproduceerd in de lever en dunne darm
- LDL: vervoert cholesterol naar arterieel weefsel en draagt bij aan aderverkalking.
- VLDL: gevormd in de lever uit vetten, koolhydraten, alcohol en cholesterol. Door de lage dichtheid bevat het de grootste percentage vetten en wordt in de lever afgebroken tot LDL.
- Chylomicronen: vervoeren ‘nuttige’ vetten (zoals vet-oplosbare vitamines, lange ketens triacylglycerolen, fosfolipiden en vrij vetzuren) en ontstaan wanneer deze de darmen verlaten en de lymfevaten binnenkomen.
Lipoproteïnes staan op volgorde van hoogste naar laagste dichtheid. Hoe meer eiwitten het bevat, hoe hoger de dichtheid. Hier heeft HDL een hoge dichtheid zodat ze specifiek en efficiënt overtollig cholesterol kunnen verwijderen uit het bloed en hebben chylomicronen een lage dichtheid zodat ze genoeg nuttige vetten door het lichaam kunnen transporteren.
Eiwitten zijn opgebouwd uit koolstof, waterstof en zuurstof (net zoals vetten en koolhydraten). Echter zijn eiwitten uit nog een ander atoom. Welke?
Stikstof
Welk percentage van de energiebehoefte komt van eiwitafbraak?
2-5%
Wanneer een eiwit wordt afgebroken worden de aminozuren van het eiwit gedeamineerd (verlies van aminogroup (NH2)).
Waarvoor kan een gedeamineerd aminozuur gebruikt worden?
- Na deaminatie kan het ketonlichaam of koolstofskelet van het aminozuur worden omgevormd tot een ander aminozuur.
- Het koolstofskelet kan gebruikt worden voor gluconeogenese of voor vetzuursynthese.
- De gedeamineerde aminozuren kunnen worden afgebroken in de citroenzuurcyclus om directe energie te leveren.