H18: Skeletal Muscle Structure and Function Flashcards
Het menselijk lichaam bevat drie verschillende spiertypes: hartspierweefsel, glad spierweefsel en skeletspierweefsel. Wat is het verschil tussen deze drie typen spier?
- Glad- en hartspierweefsel staan onder onvrijwillige controle. Je kan deze spieren niet zelf aanspannen.
- Skeletspierweefsel kan je vrijwillig aanspannen en controleren.
Wat is mitofagie?
De afbraak van mitochondriën door autofagie, wat meestal het gevolg is van beschadigde mitochondriën na letsel/cellulaire stress.
Beschrijf hoe het algemene proces van autofagie gaat.
- Voor dit proces wordt een fagofore geactiveerd. Dit is een vesicle/blaas met een dubbele membraan.
- De fagofore zal een mitochondrium omhullen en zodra de fagofore de onderdelen van het mitochondrium heeft omhult, functioneert het al autofagosoom.
- Lysosomen fuseren met de autofagosoom en vormen samen een autolysosoom.
- De lysosomen zijn verantwoordelijk voor de degradatie van het mitochondrium.
Maak de zinnen af/vul de zinnen in.
- Het … is het diepste en kleinste bindweefsel. Het omhult elke individuele spiervezel en scheid hiermee de spiervezels van elkaar.
- Een andere bindweefsellaag is het …, deze bindweefsellaag omhult zo’n 150 spiervezels, dat vervolgens samen de … genoemd kan worden.
- Het bindweefsel dat de gehele spier omhult wordt het … genoemd. Deze beschermende laag maakt uiteindelijk verbinding met de pees die vervolgens vastzit aan een bot.
- De pees verbindt de spieruiteinden met het …., wat het buitenste membraan is van het bot.
- Het endomysium is het diepste en kleinste bindweefsel. Het omhult elke individuele spiervezel en scheid hiermee de spiervezels van elkaar.
- Een andere bindweefsellaag is het perimysium, deze bindweefsellaag omhult zo’n 150 spiervezels, dat vervolgens samen de fasicle (of bundel) genoemd kan worden.
- Het bindweefsel dat de gehele spier omhult wordt het epimysium genoemd. Deze beschermende laag maakt uiteindelijk verbinding met de pees die vervolgens vastzit aan een bot.
- De pees verbindt de spieruiteinden met het periosteum, wat het buitenste membraan is van het bot.
Wat zijn satellietcellen?
Satellietcellen zijn een soort stamcellen (myoblasten) die actief worden bij schade aan een spier en zorgen voor de reparatie en aanmaak van spiervezels.
Wat is het transverse tubule systeem?
Myofibrillen worden omhult door het sarcoplasmatisch reticulum en het transverse tubule systeem. Het tubule systeem faciliteert signaaltransductie van buiten de spiervezel naar de myofibrillen.
Samen met het sarcoplasmatisch reticulum kan dit systeem de depolarizatie/innervatie van myofibrillen over de hele spiervezel verspreiden.
Wat gebeurd er met de lokale bloedstroom wanneer een spier aanspant? En wat gebeurd er wanneer de spier weer ontspant?
- Wanneer de spier aanspant, neemt de bloedstroom af.
- Wanneer de spier ontspant, neemt de bloedstroom toe.
De afwisseling van aan- en ontspanning van de spier zorgt ervoor dat het bloed weer teruggeleid wordt richting het veneuze systeem.
Welke adaptatie van het lokale bloedvatnetwerk vindt er plaats bij duurloopatleten?
Het aantal capillairen dat een spiervezel omhult neemt toe (van 4 naar 5-7 capillairen). Hierdoor verbeterd de bloedstroom en het transport van zuurstof richting de spieren. Dit verklaart ook gelijk waarom de capaciteit van duurloopatleten verhoogd wordt.
Fysieke inspanning waar er sprake is van het uitoefenen van druk heeft een ander effect op bloedstroom dan het effect geobserveerd in duurloopatleten. Wat gebeurd er met de bloedstroom bij zo’n soort inspanning?
Wanneer een spier voor een paar seconden 60% van zijn kracht uitoefent, neemt de intramusculaire druk toe waardoor bloedstroom geblokkeerd wordt.
Wat zijn de voordelen van het hebben van een verbeterde lokale bloedstroom (oftewel microcirculatie) (zoals geobserveerd wordt bij duurloopatleten)?
- Warmte kan beter verwijderd worden
- Afvalproducten kunnen beter verwijderd worden
- Verbeterde toevoer van zuurstof, voedingsstoffen en hormonen.
Het sarcomeer van een myofibril bestaat uit dunne en dikke filamenten. In deze filamenten zitten verschillende eiwitten, zoals actine, myosine, troponine en tropomyosine.
Beschrijf welke eiwitten te vinden zijn in deze filamenten.
- Dunne filamenten zijn de actinefilamenten en bevatten naast actine, troponine en tropomyosine.
- Dikke filamenten bestaan uit myosine en worden ook wel de myosinefilamenten genoemd.
Noem drie verschillen tussen pennate en fusiforme spieren.
Pennate spieren:
* Hebben over het algemeen korte vezels.
* Hebben meer spiervezels
* Hebben minder range of motion
Wat verklaart dat hamstrings kwetsbaar zijn voor spierscheuren tijdens het sprinten?
Hamstrings zijn kwetsbaar voor spierscheuren tijdens het sprinten vanwege de krachtongelijkheid tussen de hamstrings en de quadriceps. De quadriceps zijn in staat om ong. 50% meer kracht te genereren dan de hamstrings (door hun pennate vorm). Daarentegen hebben hamstrings de capaciteit om snel samen te trekken (door hun fusiforme vorm), waardoor ze efficiënt zijn voor snelle bewegingen, maar hun minder geschikt maakt voor het weerstaan van grote krachten.
Tijdens het sprinten moeten de quadriceps en hamstrings samenwerken om de beweging van het been te controleren. Echter, omdat de hamstrings minder kracht kunnen genereren dan de quadriceps, onstaat er een imbalans in kracht. Hierdoor kunnen de hamstrings meer belast worden dan de quadriceps, waar de hamstring een plotseling grotere kracht moeten opvangen dan ze aankunnen. Dit kan leiden tot spierscheuren.
Verklaar aan de hand van de kennis over de sliding filament theory waardoor spiervermoeidheid kan ontstaan tijdens inspanning.
Een belangrijk ion binnen de sliding filament theory is calcium. Zo heeft troponine een hoge affiniteit voor calcium en wanneer calcium bindt aan troponine, verschuift tropomyosine van zijn plaats waardoor binding tussen myosine en actinefilamenten mogelijk wordt. Bij langdurige inspanning daalt de concentraitie calcium, waardoor troponine minder calcium kan binden en hierdoor minder effectief kan functioneren.
Wat is de optimale lengte voor sarcomeren zodat actine- en myosinefilamenten met elkaar kunnen binden?
2.0 - 2.25 µm