H6: Energy Transfer in the Body Flashcards

1
Q

Hoeveel energie komt er vrij tijdens de hydrolyse van 1 mol ATP?

A

7.3 kCal vrije energie (ΔG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de betekenis van het symbool ΔG?

A

Gestandardiseerde verandering in vrije energie gemeten onder laboratorium condities.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zijn aerobische omstandigheden vereist voor de hydrolyse van ATP?

A

Nee, dit is een anaerobisch proces waardoor de hydrolyse van ATP niet afhankelijk is van zuurstof en er heel snel nieuwe energie kan geproduceerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf de adenylaat kinase reactie.

A

Adenylaat kinase is een enzym die ook belangrijk is voor de regeneratie van ATP. Het enzym katalyseert de omzetting van 2 ADP moleculen naar 1 ATP en 1 AMP molecuul (en vice versa).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf het proces van oxidatieve fosforylatie.

A
  • Dit proces speelt zich af op het binneste mitochondriale membraan, waarop zich 5 complexen bevinden. Daarnaast bevindt co-enzym Q (CoQ) zich tussen complex I en II en bevindt cytochroom C (cytC) zich tussen complex III en IV.
  • In de citroenzuurcyclus, zijn NADH en FADH2 geproduceerd.
  • NADH staat bij complex I zijn elektron en proton af (NADH > NAD+ + e- + H+).
  • De proton komt in de mitochondriale matrix terecht, terwijl het elektron zich bindt aan complex I. Complex I wordt hierdoor gesupercharged. Hierdoor worden de protonen in de matrix getransporteerd naar de intermembrane ruimte.
  • De accumulatie van protonen in de intermembrane ruimte creëert een protongradiënt.
  • Het elektron op complex I verplaatst zich naar CoQ.
  • Hier wordt FADH geoxideerd tot FAD (FADH > FAD + 2H+ + 2e-).
  • De elektronen van FADH2 binden aan complex II. Dit complex kan niet gesupercharged worden en hierna verplaatsen de elektronen zich naar CoQ.
  • CoQ verplaatst zijn elektronen vervolgens naar complex III, waardoor dit complex gesupercharged wordt en meer protonen richting de intermembrane ruimte getransporteerd worden.
  • Hierna worden elektronen van complex III naar CytC verplaatst, waarna CytC de elektronen transporteerd naar complex IV. Ook dit complex wordt gesupercharged en nog meer protonen verplaatsen zich naar de intermembrane ruimte om een protongradiënt te creëeren.
  • De laatste elektronenacceptor is zuurstof, waarna de elektronen op complex IV zich naar zuurstof verplaatsen. Hierdoor splits zuurstof zich in twee zuurstiofionen.
  • De twee zuurstofionen (O-) reageren met de protonen en vormen samen 2 watermoleculen (H2O).
  • Het ontstane protongradiënt zorgt ervoor dat ATP synthase (complex V) actief wordt, waardoor de protonen zich weer bewegen richting de matrix.
  • De verplaatsing van protonen fungeert als energy input, wat de omzetting van ADP naar ATP katalyseert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn dehydrogenase enzymen?

A

Enzymen die waterstof kunnen vrijmaken uit andere (voedings)stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is de volgende reactie een oxidatie- of reductiereactie?
NAD+ + H+ + 2e- > NADH

A

Een reductiereactie omdat NAD+ een proton en twee elektronen accepteert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de P/O ratio?

A

Het beschrijft de ratio van formatie van fosfaatverbindingen en de zuurstofopname. Het reflecteert de quantitatieve ATP productie (aantal ATP moleculen / molecuul zuurstof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gegeven is de volgende reactie:
NADH + H+ + 3ADP + 3Pi + 1/2O2 > NAD + H2O + 3ATP.
Wat is hier de P/O ratio?

A

Voor elk molecuul zuurstof dat wordt gereduceerd, wordt 2 NADH geoxideerd. Aangezien de reactie betrekking heeft op een halve zuurstofmolecule, kunnen we concluderen dat er per molecuul zuurstof 6 ATP (3 ATP per NADH) worden gegenereerd.
Omdat per NADH of FADH2, ½ O2 wordt verbruikt is de P/O-ratio evenredig met de hoeveelheid ATP die per NADH of FADH2 kunt maken. Omdat in deze reactie 3 ATP wordt geproduceerd uit 1 NADH, is de P/O ratio dus gelijk aan 3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Er zijn drie voorwaarden die belangrijk zijn voor de continue hersynthese van ATP. Noem deze.

A
  1. Aanwezigheid van NADH of FADH2 als reducing agents.
  2. Zuurstof als oxidizing agent aanwezig
  3. Voldoende concentraties enzymen en mitochondriën.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het vrijmaken van energie uit het katabolisme van macronutriënten is cruciaal voor de fosforylatie van ADP tot ATP. Dit proces kan in drie basale stappen worden omschreven. Beschrijf deze stappen.

A
  • Stadium 1: de vertering, absorptie en assimilatie van macromoleculen tot kleinere subunits.
  • Stadium 2: De afbraak van aminozuren, glucose, vetzutren en glycerol in het cytosol tot acetyl-CoA met gepaarde NADH en ATP productie.
  • Stadium 3: afbraak van acetyl-CoA tot CO2 en H2O binnen het mitochondrium gepaard met ATP productie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem redenen op waarom koolhydraatmetabolisme essentieel is voor energieproductie.

A
  • Koolhydraten zorgen voor de productie van ATP, zonder dat zuurstof nodig is.
  • 1/3 van de energie die verbruikt wordt tijdens lichte tot gemiddelde inspanning is afkomstig van koolhydraten.
  • Koolhydraatmetabolisme is nodig voor vetmetabolisme.
  • Aerobische koolhydraatmetabolisme verloopt sneller dan vetmetabolisme. Hierdoor zorgt glycogeendepletie dus ook voor een vermindering in prestatie. Vermoeidheid gedurende een marathon wordt dan ook voornamelijk veroorzaakt door glycogeendepletie.
  • Het centrale zenuwstelsel heeft constant koolhydraten nodig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat bepaald op glycolyse anaerobisch of aerobisch verloopt?

A

Of er vraag is voor snelle ATP productie. Wanneer er veel ATP in korte tijd wordt verbruikt, zal glycolyse anaerobisch en daarmee snel verlopen (want zuurstof is niet nodig). Wanneer er een langzame/constante vraag is naar ATP, is er ruimte voor de aerobische glycolyse om ATP aan te vullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Maak de zinnen af/vul de zinnen in.

Snelle glycolyse: … (aerobische /anaerobische) energieproductie uit glucose:
1. ATP is een … donor zodat glucose wordt omgezet naar glucose 6-fosfaat. Hierdoor wordt glucose ‘vastgezet’ in cellen. Vervolgens kan glycogen synthase glucose moleculen omzetten naar … Vice versa, kan het enzym fosfatase ook weer glucose 6-fosfaat omzetten naar glucose zodat glucose … kan worden.
2. Voor energiemetabolisme, wordt … omgezet tot fructose 6-fosfaat. Dit molecuul krijgt vervolgens van ATP een extra fosfaatgroep met behulp van het enzym … waardoor fructose 1,6-fosfaat wordt gevormd.
3. Fructose 1,6-fosfaat wordt uiteindelijk omgezet tot het eindproduct van de glycolyse, namelijk …

A

Snelle glycolyse: anaerobische energieproductie uit glucose:
1. ATP is een fosfaat donor zodat glucose wordt omgezet naar glucose 6-fosfaat. Hierdoor wordt glucose ‘vastgezet’ in cellen. Vervolgens kan glycogeen synthase glucose moleculen omzetten naar glycogeen. Vice versa, kan het enzym fosfatase ook weer glucose 6-fosfaat omzetten naar glucose zodat glucose getransporteerd kan worden.
2. Voor energiemetabolisme, wordt glucose 6-fosfaat omgezet tot fructose 6-fosfaat. Dit molecuul krijgt vervolgens van ATP een extra fosfaatgroep met behulp van het enzym fosfofructokinase (PFK) waardoor fructose 1,6-fosfaat wordt gevormd.
3. Fructose 1,6-fosfaat wordt uiteindelijk omgezet tot het eindproduct van de glycolyse, namelijk pyruvaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke type spiervezel heeft een hoge concentratie van het fosfofructokinase (PFK) enzym en wat betekent dit voor de functie van deze spier?

A

Snelle type II spiervezels, hierdoor kunnen deze spiervezels gemakkelijk energie produceren a.d.h.v. anaerobische glycolyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is glycogenolysis?

A

Het proces waarbij glucose moleculen worden afgesplitst uit een glycogeen molecuul.

17
Q

De lever bevat glycogeen fosforylase en synthase enzymen. Wat gebeurd er met de activiteit van deze enzymen na het eten van een maaltijd?

A

Fosforylases worden inactief en synthases worden actief. Omdat de bloedsuikerspiegel na het eten van een maaltijd stijgt, is het niet nodig om glucose vrij te maken uit glycogeen met behulp van fosforylases. Vice versa, worden synthases actief omdat zij glucose kunnen omzetten tot glycogeen.

18
Q

Wat is de invloed van het hormoon epinefrine op de bloedsuikerspiegel?

A

Epinefrine zorgt ervoor dat de snelheid waarmee fosforylases glycogeen afbreken tot glucose moleculen toeneemt. De bloedsuikerspiegel kan dus stijgen als gevolg van epinefrine.

19
Q

Welke drie factoren hebben invloed op de glycolyse?

A
  1. Enzymconcentratie (hexokinase, fosforylase, fosfofructokinase, pyruvaat kinase)
  2. Concentratie fructose 1,6-difosfaat
  3. Zuurstof (in grote getale inhibiteert zuurstof de glycolyse)
20
Q

Wat is de functie van het eiwit GLUT4 wanneer insuline activatie van dit eiwit stimuleert of wanneer er sprake is van fysieke inspanning?

A

GLUT4 is een transporter eiwit en migreert naar de oppervlakte van de cel (het membraan) zodat glucose in de cel kan worden opgenomen en gebruikt kan worden voor energieproductie.

21
Q

Maak de zinnen af/vul de zinnen in.

Trage glycolyse: … (aerobische /anaerobische) energieproductie uit glucose:
* Een groot deel van de energie dat gehaald kan worden uit glucose gebeurd wanneer pyruvaat wordt omgezet tot …
* Een deel van het product dat uit pyruvaat wordt gevormd bindt met oxaloacetaat om zo … te vormen. Dit eindproduct kan vervolgens de citroenzuurcyclus ingaan.
* De primaire functie van de citroenzuurcyclus is het genereren van energierijke … die gebruikt worden voor de omzetting van NAD+ en FAD tot … en …

A

Trage glycolyse: aerobische energieproductie uit glucose:
* Een groot deel van de energie dat gehaald kan worden uit glucose gebeurd wanneer pyruvaat wordt omgezet tot acetyl-CoA.
* Een deel van het product dat uit pyruvaat wordt gevormd bindt met oxaloacetaat om zo citraat te vormen. Dit eindproduct kan vervolgens de citroenzuurcyclus ingaan.
* De primaire functie van de citroenzuurcyclus is het genereren van energierijke elektronen die gebruikt worden voor de omzetting van NAD+ en FAD tot NADH + H+ en .FADH2.

22
Q

Beantwoord de volgende vragen.

  • Hoeveel ATP wordt er netto geproduceerd vanuit substraat-level fosforylatie gedurende de glycolyse?
  • Hoeveel ATP wordt er netto geproduceerd vanuit de afbraak van acetyl-CoA in de citroenzuurcyclus?
  • Hoeveel ATP wordt er netto geproduceerd vanuit oxidatieve fosforylatie?
  • Hoeveel ATP wordt er netto totaal geproduceerd tijdens de afbraak van glucose?
A
  • 2 ATP
  • 2 ATP
  • 28 ATP
  • 34 ATP
23
Q

Beschrijf het proces van vetmobilisatie en vetkatabolisme.

A
  • Afbraak van triacylglycerol moleculen tot vrije vetzuren.
  • Transport door het bloed van vrije vetzuren
  • Opname van vrije vetzuren door spieren
  • Afbraak van vetzuren tot acetyl-CoA m.b.v. β-oxidatie met bijkomstige NADH en FADH2 productie.
  • Gekoppelde oxidatie in de citroenzuurcyclus en elektronentransportketen.
24
Q

Welke functie hebben de volgende moleculen:
* lipase
* carnitine acyltransferase

A
  • Lipase zijn enzymen die vetten omzetten in glycerol en vetzuren.
  • Carnitine acyltransferase zijn enzymen die ervoor zorgen dat vetzuren (gebonden aan acyl-CoA) worden gekoppeld aan carnitine, waarna acylcarnitine ontstaat. De omzetting van carnitine naar acylcarnitine zorgt ervoor dat vetzuren het mitochondriale membraan kunnen passeren.
25
Q

Wat is het effect van hormonen zoals epinefrine, norepinefrine, glucagon en groeihormoon op vetmetabolisme?

A

Ze versterken/stimuleren de activatie van lipase en daaropvolgende lipolyse en vrije vetzuur mobilisatie vanuit adipose weefsel.

Deze hormonen nemen toe gedurende fysieke inspanning.

26
Q

Wat is het effect van cyclisch AMP op vetmetabolisme?

A

Het activeert hormoon-sensitief lipase (HSL), die net zoals andere lipases zorgt voor de omzetting van vet tot glycerol en vetzuren.

27
Q

Zoals de naam ‘hormoon-sensitief lipase (HSL)’ al zegt, is dit een lipase die sterk wordt gereguleerd door de aan- of afwezigheid van bepaalde hormonen.
Wat is het effect van glucagon en adrenaline op HSL? En wat is het effect van insuline?

A
  • Glucagon en adrenaline zorgen voor de activatie van HSL door fosforylatie van het eiwit. Deze hormonen zijn aanwezig wanneer het lichaam energie nodig heeft zoals tijdens vasten, inspanning of stress.
  • Insuline remt de activiteit van HSL. Wanneer er voldoende glucose en daarmee energie aanwezig is, remt insuline de afbraak van opgeslagen vetten door HSL te defosforyleren en zo te inactiveren.
28
Q

Maak de zinnen af/vul de zinnen in.

  • De beschikbaarheid van … reguleert zowel de afbraak als synthese van vetten.
  • Na een maaltijd zullen bepaalde verteringsprocessen ervoor zorgen dat … en … vanuit het bloed richting cellen worden vervoerd voor de synthese van triacylglycerol voor opslag (of direct gebruik).
  • In tegenstelling tot dit proces, zal gemiddelde fysieke inspanning ervoor zorgen dat … meer verbruikt worden voor energieproductie, waardoor de cellulaire concentratie van deze stof afneemt. De afname in intracellulair … zorgt ervoor dat triacylglycerol wordt afgebroken tot glycerol en …
  • Gelijktijdig, zorgt de aanwezigheid van bepaalde hormonen tijdens fysieke activiteit voor stimulatie van … in vetweefsel om zo meer … te transporteren naar actieve spieren.
A
  • De beschikbaarheid van vrije vetzuren reguleert zowel de afbraak als synthese van vetten.
  • Na een maaltijd zullen bepaalde verteringsprocessen ervoor zorgen dat vrije vetzuren en triacylglycerol vanuit het bloed richting cellen worden vervoerd voor de synthese van triacylglycerol voor opslag (of direct gebruik).
  • In tegenstelling tot dit proces, zal gemiddelde fysieke inspanning ervoor zorgen dat vetzuren meer verbruikt worden voor energieproductie, waardoor de cellulaire concentratie van deze stof afneemt. De afname in intracellulair vetzuur zorgt ervoor dat triacylglycerol wordt afgebroken tot glycerol en vetzuren.
  • Gelijktijdig, zorgt de aanwezigheid van bepaalde hormonen tijdens fysieke activiteit voor stimulatie van lipolyse in vetweefsel om zo meer vrije vetzuren te transporteren naar actieve spieren.
29
Q

De afbraak van vetzuren voor generatie van energie gebeurd in drie basale stappen. Beschrijf deze.

A
  1. β-oxidatie, met productie van NADH en FADH2 door het afsplitsen van het vetzuur tot 2-koolstof acyl fragmenten.
  2. De citroenzuurcyclus degradeert acetyl-CoA tot CO2 en waterstofatomen.
  3. Waterstofatomen oxideren tijdens de elektrontransportketen
30
Q

Wanneer is energiemetabolisme afhankelijk van eiwitmetabolisme?

A

Tijdens langdurige duursport

31
Q

Wat is lipogenese?

A

De formatie van lipiden wanneer opgenomen glucose of eiwitten niet worden gebruikt voor energiemetabolisme en daarom opgeslagen worden in de vorm van triacylglycerol.

32
Q

Welke substraten worden gebruikt voor lipogenese en welke rol speelt acetyl-CoA hierin?

A

Lipogenese gebruikt de koolstofatomen van glucose en aminozuren, die worden omgezet in acetyl-CoA. In de lever worden acetyl-CoA moleculen stapsgewijs aan elkaar gebonden, waardoor palmitinezuur wordt gevormd.

33
Q

Hoe worden triacylglycerolen gevormd tijdens lipogenese en hoe worden deze getransporteerd?

A

Drie vetzuurmoleculen veresteren met één glycerolmolecuul. De triacylglycerolmoleculen worden in de bloedbaan vrijgegeven in de vorm van ‘very low-density lipoproteins (VLDL)’. VLDL kan gebruikt worden voor ATP-productie of wordt opgeslagen in vetcellen.

34
Q

Vet wordt de primaire brandstof wanneer glycogeen ‘depleted’ is. Noem vijf omstandigheden waarin glycogeen ‘depleted’ is.

A
  • Langdurige fysieke activiteit
  • Opeenvolgende intensieve trainingsdagen
  • Onvoldoende iname van voedsel (oftewel energie)
  • Geen koolhydraten eten (ketogeen dieet)
  • Verstoorde glucose opname zoals bij diabetes