H1: Carbohydrates, lipids, and proteins Flashcards

1
Q

Wat gebeurd er met glucose nadat het in de dunne darm geabsorbeerd is?

A
  • Beschikbaar als een energiebron voor het cellulair metabolisme.
  • Vorming van glycogeen voor opslag in lever en spieren
  • Omgezet tot lipides voor later energiegebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurd er met fructose als deze geabsorbeerd wordt door het lichaam?

A

Het wordt bijna direct omgezet in lipides (triacylglycerol) of glycogeen in de lever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Door welk proces worden polysaccharides gevormd?

A

Door dehydratatie synthese: een reactie waarbij water vrijkomt waardoor uiteindelijk polysaccharides vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen water-oplosbare vezels en water-onoplosbare vezels?

A
  • Water-oplosbare vezels: lossen op in water en vormen gelachtige substantie in de darmen. Het kan helpen bij het verlagen van cholesterol en het reguleren van de bloedsuikerspiegel (veel fermenteerbare vezels zijn water-oplosbaar).
  • Water-onoplosbare vezes: lossen niet op in water en blijven grotendeels intact in het verteringsstelsel. Ze bevorderen een regelmatige stoelgang en helpen constipatie voorkomen (veel niet-fermenteerbare vezels zijn water-onoplosbaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Na het eten van geraffineerde, verwerkt zetmeel en suikers ontstaat er een piek in de bloedsuikerspiegel. Welke drie gevolgen heeft deze piek?

A
  • Insuline overproductie dat tot hyperinsulinemia leidt.
  • Stijging in plasma triacylglycerol concentratie
  • Versnelling van de synthese van lipides.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet het enzym glycogeen synthase?

A

Het katalyseert de glycogenese (vorming van glycogeen uit glucosemoleculen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg in het kort uit hoe glycogeen gevormd wordt uit glucosemoleculen.

A
  • Glucose wordt door activering van hexokinase (door ATP hydrolyse) omgezet tot glucose 6-fosfaat.
  • Glucose 6-fosfaat vormt uiteindelijk glucose 1-fosfaat.
  • Het enzym uridyl transferase (UTP) reageert met glucose 1-fosfaat om UDP-glucose.
  • Met behulp van glycogeen synthase wordt UDP-glucose aan een ander UDP-glucose molecuul gebonden, waarna UDP weer vrijkomt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke rollen hebben koolhydraten binnen het lichaam?

A
  • Energiebron
  • Eiwitspaarder (voldoende koolhydraatinname voorkomt dat eiwit als energiebron gebruikt zal worden)
  • Metabolic primer/voorkomen van ketosis (onvoldoende koolhydraatinname zorgt voor een verhoogde mobilisatie van lipides (onevenredig met de mate van oxidatie) en uiteindelijke productie van ketonen. Ketonen zorgen voor een verhoogde zuurgraad (acidosis/ketosis).
  • Brandstof voor centraal zenuwstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het effect van het innemen van hoog-glycemische koolhydraten voor de start van fysieke inspanning?

A

Dit gaat gepaard met hyperglycemie en hyperinsulinemie en zorgt voor de inhibitie van twee processen:
* vetzuur oxidatie door skeletspieren
* vrije vetzuur mobilisatie vanuit vetweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inspanning zorgt voor een toename van hormonen zoals epinefrine, norepinefrine en glucagon en een afname van hormonen zoals insuline. Welk enzym wordt geactiveerd als gevolg van deze hormonale respons en welke functie heeft dit enzym?

A

Glycogeen fosforylase wordt geactiveerd. Het enzym is belangrijk bij de glycogenolyse in spiercellen en levercellen. Hierdoor komt glucose vrij, wat door het lichaam gebruikt kan worden als energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat bepaald in principe welke voedingsstoffen er gebruikt worden voor energieproductie?

A

De relatieve inspanningsintensiteit (percentage VO2max):
* Tijdens lage intensiteit inspanning worden voornamelijk vetten gebruikt.
* Tijdens intense intensiteit inspanning wordt glycogeen uit lever- en spiercellen de primaire brandstof.
* Wanneer intense inspanning van lange duur is, zal de glycogeenvoorraad afnemen en zal de glucose in het bloed de primaire brandstofbron worden. Gelijktijdig wordt de rol van vetverbranding steeds groter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat verklaart dat vetmetabolisme trager gaat dan koolhydraatmetabolisme?

A

Het feit dat voordat vet gebruikt kan worden voor energieproductie, er eerst vrije vetzuur (FFAs) mobilisatie uit vetweefsel moet plaatsvinden, FFAs moeten getransporteerd worden, opgenomen worden door spiercellen, moeten binnen de cel vervoerd worden, de mitochondria binnenkomen en dan kunnen ze pas geoxideerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem drie redenen waarom de depletie van glycogeen gepaard gaat met vermoeidheid.

A
  • Verlaagd niveau bloedglucose zorgt voor een verminderde functionering van het centraal zenuwstelsel.
  • Glycogeen/glucosemetabolisme is de metabolic primer voor vetmetabolisme.
  • Vetmetabolisme gaat trager dan koolhydraatmetabolisme.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verklaar waarom de synthese van triacylglycerol toeneemt na het eten van een maaltijd.

A
  • Eten zorgt voor een stijging in de plasmaconcentratie van vetzuren en glucose.
  • Verhoogde insulineconcentratie stimuleert de synthese van triacylglycerolen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf het proces van lipolyse en de verestering van triacylglycerol.

A

Het process wordt gekenmerkt door drie hydrolyse reacties:
* een triacylglycerol molecuul wordt gehydrolyseert m.b.v. het enzym hormoon-sensitieve lipase (HSL). Hierdoor komt een vetzuur vrij.
* Vervolgens wordt weer m.b.v. HSL het glycerol gehydrolyseert, waarbij het tweede vetzuur vrijkomt.
* Als laatste wordt het gevormde glycerol weer gehydrolyseert m.b.v. HSL en een andere lipase waaruit glycerol vormt en het laatste vrije vetzuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom worden onverzadigde vetzuren omschreven als gewenst, terwijl verzadigde vetzuren worden omschreven als ongewenst? En waarom zijn transvetzuren het ergst?

A
  • Onverzadigde vetzuren zijn gewenst omdat ze LDL cholesterol concentraties kunnen verlagen.
  • Verzadigde vetzuren zijn ongewenst omdat ze de productie van LDL door de lever stimuleren, wat uiteindelijk leidt tot plakvorming in aders.
  • Transvetzuren zijn het ergst omdat ze niet alleen de concentratie LDL verhogen, maar ook de concentratie HDL verlagen.
17
Q

Wat kan je doen om de kans op hart- en vaatziektes te verlagen?

A
  • Minder verzadigde- en transvetzuren eten en meer onverzadigde vetzuren eten.
  • Meer bewegen om gewichtstoename te voorkomen (en zo het voorkomen van een stijging in LDL, daling in HDL en stijging van insuline resistentie).
18
Q

Wat wordt er bedoeld met dat HDL cholesterol van belang is bij omgekeerd cholesterol transport?

A

HDL haalt LDL van de aderwanden af en transporteert het naar de lever waar het gecombineerd wordt met gal zodat het geëlimineerd kan worden uit het lichaam.

19
Q

Noem functies van cholesterol.

A

Als precursor voor:
* vitamine D
* adrenerge hormonen
* sex hormonen

En belangrijk voor de synthese van gal en belangrijk tijdens ontwikkeling van de foetus.

20
Q

Welke twee factors zorgen voor verhoogde secretie van vrije vetzuren uit vetweefsel?

A
  • Sympatische hormonale stimulatie
  • Verminderde plasmaconcentratie van insuline
21
Q

Getrainde individuen hebben een betere opname van vrije vetzuren voor energieproductie dan ongetrainde individuen. Benoem redenen waarom de opname van vrije vetzuren in getrainde individuen verbeterd is t.o.v. ongetrainde individuen.

A
  • Verhoogde lipolysesnelheid waardoor mobilisatie van vetzuren sneller gaat.
  • Proliferatie van capillairen in getrainde spieren waardoor transport van energiesubstraten verbeterd.
  • Verbeterd transport van vetzuren door het plasmamembraan van spiervezels.
  • Verbeterd transport van vetzuren binnen de spiercel (stijging in belangrijke enzymen hiervoor).
  • Verhoogd aantal en grootte mitochondria
  • Verhoogd aantal enzymen belangrijk voor vetmetabolisme
  • Behoud van cellulair integriteit en functie.
22
Q

Getrainde individuen hebben een betere opname van vrije vetzuren voor energieproductie dan ongetrainde individuen. Wat is het gevolg hiervan op de prestatie van deze atleten?

A

Deze atleten kunnen op een hoger submaximaal niveau zich inspannen door de verbeterde oxidatie van lipides.

23
Q

Hoe kan je verklaren dat atleten die aan krachttraining doen voor spieropbouw vaak geen duurtrainingen toepassen?

A

Duurtraining zorgt voor glycogeendepletie wat als gevolg heeft dat er meer eiwitten worden gebruikt als energiebron en er minder eiwitsynthese plaatsvindt. Duurtraining wordt voorkomen zodat er geen spierkatabolisme onstaat en er dus geen spierafbraak plaatsvindt.