H2: Vitamines, minerals, and water Flashcards

1
Q

Waarom hoef je vet-oplosbare vitamines niet dagelijks in te nemen?

A

Omdat deze vitamines oplossen in vetweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de voornaamste functie van water-oplosbare vitamines?

A

Ze functioneren als co-enzymen en kunnen zo met eiwitcomplexen binden (apoenzymen) om een actief enzym te vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom moet je uitkijken met het excessief innemen van vet-oplosbare vitamines? En waarom loop je minder risico op een water-oplosbare vitamine ‘overdosis’?

A

Toxische reacties kunnen al ontstaan bij een hele lage (over)dosis. Sneller dan bij water-oplosbare vitamines, omdat overbodige water-oplosbare vitamines in principe via de urine worden uitgescheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een klein deel zuurstof wordt niet gebruikt voor de ademhalingsketen in de mitochondria. Dit deel vormt uiteindelijk ‘free radicals’. Vrije radicalen kunnen vervolgens interacteren met andere moleculen om nieuwe vrije radicalen te produceren. Echter kunnen vrije radicalen op twee plekken schade toebrengen. Waar?

A
  • DNA
  • Celmembranen die lipide-rijk zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kunnen vrije radicalen ‘bestreden’ worden in het lichaam?

A

Door antioxidanten, zij reduceren de geoxideerde componenten van de vrije radicalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurd er wanneer er sprake is van de accumulatie van vrije radicalen?

A

Er ontstaat cellulaire schade dat wordt omschreven als oxidatieve stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is lipide peroxidatie?

A

Een proces dat ontstaat als gevolg van oxidatieve stress. Hierbij breken de vetzuren van het plasmamembraan af door de binding van extra zuurstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt de atherosclerose oxidatieve modificatie hypothese in?

A

Dat oxidatie van LDL cholesterol bijdraagt aan het proces van plakvorming dat atherosclerose kenmerkt. Hiertegenover staat dat antioxidante vitamines dit proces inhibeert en dus voorkomt dat LDL cholesterol oxideert en vervolgens een plak vormt binnen aders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inspanning verhoogt de concentratie vrije radicalen in het lichaam. Dit lijkt controversieel omdat vrije radicalen al op een lage concentratie schade kunnen aanbrengen. Hoe reguleert het lichaam de productie van vrije radicalen tijdens inspanning?

A

Het antioxidant ‘verdedigingsmechanisme’ kunnen vrije radicalen ‘uitschakelen’. Daarbij zorgt regelmatige inspanning voor een adaptatie waarbij er upregulatie ontstaat van enzymen zoals superoxide dismutase etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zorgen voor een dieet met veel antioxidanten kan voordelig zijn voor de bestrijding van vrije radicalen. Dit kan al helemaal van belang zijn voor iemand die zich fysiek inspant, waar nog meer vrije radicalen bij komen kijken. Heeft de supplementatie van antioxidanten (boven de aanbevolen waardes) ook een effect op de prestatie?

A

Nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe zorgt inspanning voor de productie van ROS?

A
  • Door een lek van elektronen in mitochondria waarbij zuurstofradicalen worden gevormd.
  • Door veranderingen in bloedstroom en zuurstoftoevoer. Tijdens intense inspanning is er bijvoorbeeld sprake van onderdoorbloeding en wanneer tijdens herstel reperfusie ontstaat (met gepaarde extra zuurstof), leidt dit tot de productie van vrije radicalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef een reden waarom fysiek actieve individuen een dieet zouden moeten hebben waarin er een focus ligt op ‘protective agents with antioxidant properties’.

A

Het eten van exogene antoxidanten vertraagd de vorming van vrije radicalen of versterkt het verdedigingsmechanisme van het lichaam tegen vrije radicalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke functies heeft calcium?

A
  • Stimuleren van spierinnervatie
  • Bloedstolling
  • Transmissie van zenuwimpulsen
  • Enzym activatie
  • Synthese van actief vitamine D
  • Vloeistof transport
  • Verminderen van premenstruele symptomen
  • Verminderen van het risico voor darmkanker
  • Optimalisatie van bloeddruk regulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom zorgt eccentrieke inspanning voor een sterkere stimulus voor osteogenese?

A

Eccentrieke training (verlenging van spieren) vraagt meer kracht en een grotere kracht is een betere prikkel voor osteogenese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem zes factoren die de relatie tussen inspanning en botvorming bevestigen.

A
  • Specificiteit: inspanning zorgt voor een lokaal osteogenisch effect.
  • Overload: het toenemen van intensiteit stimuleert botvorming.
  • Baseline waardes: mensen met een lagere botmassa vertonen het grootste effect met training.
  • Plateau: wanneer de grens van botdichtheid wordt bereikt, kan een grotere dichtheid alleen behaald worden door de intensiteit te verhogen.
  • Meer is niet beter: langdurige mechanical loading verminderd de sensitiviteit van botcellen.
  • ‘Reversibility’: het verminderen van de intensiteit (overload) draait de positieve osteogenische effecten ook weer om.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt de male athlete triad in?

A

Een chronisch lage energie-inname bij mannen beïnvloedt het energiemetabolisme, reproductie en botmassa negatief.

17
Q

Beschrijf wat relative energy deficiency in sports (RED-S) inhoudt.

A

Dit concept omschrijft de basis van de male athlete triad:
* lage energiebeschikbaarheid (met/zonder eetstoornis)
* onderdrukking van voortplantingsfuncties (laag testosteron en slechte zaadkwaliteit)
* Verzwakte botgezondheid

18
Q

Wat houdt functionele anemie in?

A

Lage hemoglobine waardes binnen wat gemiddeld/normaal is. Hierbij zijn ijzervoorraaden uitgeput, waardoor de productie van ijzer-afhankelijke eiwitten (bijv. oxidatieve enzymen) ook daalt.

19
Q

Wat is de relatie tussen het hormoon aldosteron en zoutinname?

A
  • Voor een laag tot gemiddelde zoutinname, slaat aldosteron zout op in de nieren.
  • Bij een dieet met veel zout wordt echter de secretie van aldosteron geremd en wordt al het zout uitgescheiden in de urine.
20
Q

Wat gebeurd er wanneer zout zich opstapelt in het lichaam?

A

Accumulatie van zout zorgt voor een toename in weefselvloeistof en een verhoging in bloeddruk.

21
Q

Wat is het effect van antihypertensiva medicijnen op de regulatie van de zoutconcentratie binnen het lichaam?

A

Antihypertensiva blokkeren ACE (enzym), waardoor er minder aldosteron wordt geproduceerd. Dit verminderd de hoeveelheid zout en water dat wordt vastgehouden in het lichaam en bevorderd dus de uitscheiding van zout en verlaagt hiermee de bloeddruk.

22
Q

Wat zijn redenen voor het wel/niet supplementeren van mineralen (boven de aanbevolen waardes) voor atleten?

A
  • Sommige atleten hebben een verhoogde kans op het hebben van een calciumtekort. Een langdurig tekort kan leiden tot osteopenie of osteoporose.
  • Verschillende mineralen dragen bij aan katabolisme en anabolisme.
  • Inspanning zorgt voor een verlies aan mineralen (via excretie processen zoals zweten of plassen).
  • Er zijn weinig bekende voordelen aan het supplementeren van mineralen.
23
Q

Welke functies heeft het water in ons lichaam?

A
  • Uitwisseling van voedingsstoffen en gassen
  • Afvalproducten verlaten het lichaam via water
  • Glad houden van de beweging van pezen en het fungeren als kussen voor ‘losse’ organen zoals het hart, de longen en de ogen.
24
Q

Welke risicofactoren zijn er voor het ontwikkelen van hyponatremie tijdens langdurige duurinspanning?

A
  • Excessieve inname van water (excessieve rehydratie als gevolg van bijv. misdiagnose als oververhitting)
  • Te weinig zout innemen (zoutvrij drinken of zoutarm eten)
  • Excessieve zoutverlies (bijv. excessief zweten of hoge concentratie zout in zweet)
  • Het niet goed kwijt kunnen raken van water/vloeistof.