H4: Food's Energy Value Flashcards
1
Q
Beschrijf 3 factoren die invloed hebben op het verschil tussen de bruto energiewaarde van een voedingsmiddel en de netto fysiologische energiewaarde.
A
- Verteerbaarheid: niet al het voedsel dat we eten wordt volledig verteerd en geabsorbeerd. Vezels worden bijvoorbeeld niet afgebroken en worden onverteerd uitgescheiden. De bruto energiewaarde van vezelrijke voedingsmiddelen is hoger dan de netto fysiologische energiewaarde omdat een deel van de energie in onverteerbare componenten zoals vezels zit en niet kan worden benut door het lichaam.
- Verschillen in energieverlies via excretie (urine, zweet): bij de afbraak van eiwitten komt ammoniak vrij en dit proces gaat gepaard met energieverlies. Het lichaam kan niet alle energie uit eiwitten gebruiken omdat een deel van de energie verloren gaat via de afbraak en uitscheiding van stikstofhoudende afvalstoffen. Hierdoor is de netto fysiologische energiewaarde van eiwitten dus lager dan de bruto energiewaarde.
- Thermisch effect van voedsel: het lichaam verbruikt ook energie bij de vertering, opname en metabolisering van voedsel. Het thermische effect verlaagt de netto fysiologische energiewaarde, omdat een deel van de energie-inname wordt besteed aan de verwerking van het voedsel zelf.
2
Q
Wat is de definitie van:
* Verbrandingswarmte (combustion heat)
* Verteringsefficiëntie
* Atwater factoren
En hoe kunnen deze begrippen gebruikt worden om te bepalen wat de energie-inhoud is van een bepaald voedingsmiddel?
A
- Verbrandingswarmte: de warmte die vrijkomt bij de oxidatie van eten. Dit is ook wel de totale energiewaarde van een voedingsmiddel.
- Verteringsefficiëntie: het percentage van het voedsel dat is verteerd en geabsorbeerd en gebruikt wordt voor het metabolisme.
- Atwater factoren: gemiddelde energie-inhoud van macronutriënten (koolhydraten, vetten en eiwitten).