medisch onderwerp epilepsie en Burn out Flashcards

1
Q

welke aandoeningen met epileptische aanvallen bestaan er?

A
• Syndroom van West
o Salaamkrampen, hersenbeschadiging
o 1-6 maanden 
o Stoppen rond 4 jaar
• Koortsstuipen
o 6 maanden tot 5 jaar
• Recidiverende convulsies (epilepsie)
o 5-15 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de rol van een EEG bij een aanvullend onderzoek voor epilepsie

A

Ondersteuning diagnose epilepsie
o Klinische diagnose epilepsie: 30-50% 1e EEG-afwijkingen
o Detectiekans vergroot door herhaling EEG eventueel na slaapdeprivatie (slaaponthouding)
• Classificatie epilepsiesyndroom
• Voorspellen recidiefkans < 2 jaar na eerste insult
o Bij normaal EEG: 12%
o Bij epileptisch gestoord 83%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer vind er een beeldvormend onderzoek plaats bij epilepsie en wat wordt daarvoor gebruikt?

A

• Bij iedere cliënt met eerste insult of epilepsie is beeldvormende diagnostiek geïndiceerd
• Mogelijke uitzonderingen:
o Acuut symptomatische insulten t.g.v. metabole stoornissen
o Absences
o Kinderen met een eerste insult (eventueel afwachten)
• MRI heeft de voorkeur boven CT
• CT
o Bij acute pathologie: intracerebraal hematoom, bij ernstig zieke cliënten
o Bij vermoeden intracerebrale calcificaties (struge- Weber, tubereuze sclerose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de oorzaken van epilepsie?

A
• Meer exhiberende (stimulerende) reflexbanen/centra in centraal zenuwstelsel
• Hersenbeschadiging
o Hypoxie
o Hersensabces
o Hersenbloeding/infarct
o Aangeboren vaatafwijkingen
o Invloeden buitenaf
§ Drugs
§ Alcohol
§ Pesticiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke therapie wordt er gegeven bij epilepsie?

A
  • Anti- epileptica: dempen hersenactiviteit
  • Leefregels
  • Regels voor bijv. Rijbewijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat voor soorten aanvallen zijn er bij epilepsie ?

A
  • niet classificeerbare aanvallen
  • partiele aanvallen ( gedeelte van de hersenen)
  • gegeneraliseerde aanvallen ( gehele hersenen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat gebeurd er bij een eenvoudige partiele aanval?

A

§ Met somatosensorische of sensorische verschijnselen
§ Met motorische verschijnselen
§ Met autonome verschijnselen
§ Met psychische verschijnselen
§ Duurt kort en gaat vaak voorbij aan omstandigers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat gebeurd er bij een complexe partiele aanval?

A
Bewustzijnsvermindering
§ Verschijnselen zijn afhankelijk van plaats en uitbreiding
• Aura sensaties (vooraf gevoeld)
• Automatisme
• Motorische activiteit
§ Meestal < 2 minuten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat gebeurd er bij een absences?

A
§ Starende blik
§ 3-20 seconden
§ Plots beging en einde
§ Provocatie door hyperventilatie
§ Begin tussen 4 en 14 jaar
§ Verdwijnt meestal spontaan voor het 18e jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat gebeurd er bij een tonisch- kolonisch aanval?

A
§ Bewustzijnsverlies en achteraf verwardheid en 
lethargie
§ Duur 30-120 seconden
§ Tonische fase: verkramping en vallen
§ Clonische fase: ritmische schokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat gebeurd er bij een myolonieen aanval?

A

§ Korte schok of schokken van een spier of
spiergroep
§ NB: er bestaat ook benigne, niet epileptische
myoclonus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat gebeurd er bij een tonische aanval?

A

§ Symmetische tonische spiercontractie van ledematen met tonische flexie van romp en
nek
§ Duur 2-10 seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurd er bij een atonische aanval?

A

§ Plots verlies van tonus (drop attack)
§ Bewustzijn meestal vermindert
§ Duur: enkele seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een burnout volgens de definitie van maslach en jackson?

A

Combinatie van de volgende factoren
• Emotionele uitputting
• Depersonalisatie
• Gevoelens afnemende bekwaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de verschillende stadia van een burn out ?

A
  • Werkdruk
  • Werkstress
  • Overspannenheid
  • Burn-out
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke factoren spelen een rol bij stress?

A
• Persoonlijke factoren
o Gezinsproblemen
o Financiële problemen
o Gezondheidsproblemen
• Organisatiefactoren
o Stressvol beroep
o Hoge werklast
o Onduidelijke rol
• Werkomgeving 
o Slechte arbeidsomstandigheden
o Slechte werkrelaties
• Omgevingsfactoren
o Economische onzekerheid
o Technologische problemen
o Politiek
17
Q

wat zijn de gevolgen van stress?

A
• Psychologische gevolgen
o Hartkwalen
o Maagzweren
o Hoofdpijn
• Emotionele gevolgen
o Onrust
o Burn-out/depressie
• Gedrag
o Vermijdingsgedrag
o Agressie
18
Q

wat zijn de verschijnselen van stress?

A
  • Uitputting
  • Cynisme
  • Machteloosheid
  • Concentratieproblemen
  • Lichamelijke problemen
  • Geen zin meer hebben
  • Niet kunnen ontspannen
  • Kort lontje
  • Piekeren
  • Spanningsklachten
  • Futloos
  • Niet kunnen stoppen
  • Slaapproblemen
  • Sneller ziek
19
Q

wat is de behandeling van stress/burn out?

A
  • Stressreductie
  • Ruimte tot zelfontwikkeling/ontplooien
  • Stressoren verminderen