Materialisme Flashcards

1
Q

Beschrijf Materialisme

A

Moderne theorieën die ervan uitgaan dat alleen de materiële substantie bestaat.

Dit is weer een vorm van monisme waardoor er geen interactieprobleem is, en God niet nodig is om problemen op te lossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geest-lichaam Superveniëntie (Jaegwon Kim):

A

A supervenieert op B als er geen wijziging mogelijk is in A, tenzij er een wijziging plaatsvindt in B.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Superveniëntie beschrijf

A

Een soort relatie tussen twee dingen. Een verandering in A kan niet voorkomen zonder een verandering in B. Maar een verandering in B is niet noodzakelijk een verandering in A. B.v. als je letters hebt
bestaand uit pixels, kun je pixels verwijderen en nog steeds de letters zien. Maar je kunt geen letters verwijderen zonder de pixels te veranderen.

Superveniëntie-basis: eigenschappen van letters

Superveniërende eigenschappen: eigenschappen van woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De superveniëntie … (basis/eigenschappen) hangen af van de superveniëntie … (basis/eigenschappen).

A

De superveniërende eigenschappen hangen af van de superveniëntie-basis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Er is een auto met lichtbronnen naast de weg, de auto heeft een schaduw.

De plek van de auto en de lichtbronnen zijn de superveniëntie … (basis/eigenschappen) en de schaduw is de superveniëntie … (basis/eigenschappen).

A

De schaduw supervenieert op de auto en de locatie van de lichtbronnen.

  1. Superveniëntie basis.
  2. Superveniërende eigenschappen.

De schaduw wordt gesuperveniëerd door de locatie van de auto en de lichtbronnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

… stelt superveniëntie als identiteit

… stelt superveniëntie als realisatie

Identiteitstheorie / Functionalisme

A
  1. Identiteitstheorie
  2. Functionalisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In materialisme supervenieert het … (mentale/fysieke) op het … (mentale/fysieke).

A

Het mentale supervenieert op het fysieke. Het mentale hangt af van het fysieke, maar het fysieke niet per se van het mentale.

Dus als je met de star-trek disintegratie een clone maakt van de fysieke persoon, zijn ze mentaal ook identiek. Want het mentale supervenieert op het fysieke.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke identiteit is relevant voor de identiteitstheorie?

  1. Persoonlijke identiteit
  2. Kwalitatieve identiteit
  3. Kwantitatieve identiteit
A

Kwantitatieve identiteit.

Persoonlijke Identiteit: irrelevant voor de identiteitstheorie. Soort identiteit waar je afvraagt: “Wie ben ik?”

Kwalitatieve identiteit: irrelevant voor de identiteitstheorie. Eigenschappen gemeen hebben. Hoe meer eigenschappen 2 dingen gemeen hebben, hoe meer kwalitatief gelijk ze aan elkaar zijn.

Kwantitatieve identiteit: relevant voor identiteitstheorie. Één en hetzelfde ding. Dus Bert = Rik’s kat. De winnaar van de loterij = Mijn buurman. Deze dingen refereren steeds naar hetzelfde wezen. Volgens de identiteitstheorie: De geest = Het brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De wet van Leibniz:

A

X en Y zijn identiek als al hun eigenschappen kwantitatief identiek zijn.

Kwantitatieve identiteit: Één en hetzelfde ding. Dus Bert = Rik’s kat. De winnaar van de loterij = Mijn buurman. Deze dingen refereren steeds naar hetzelfde wezen. Volgens de identiteitstheorie: De geest = Het brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De identiekheid van tweelingen gaat over … (kwalitatieve/kwantitatieve/persoonlijke) identiteit.

A

Kwalitatieve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

A priori waarheid betekent …

A

Iets is een a priori waarheid als je de waarheid kan bereiken door na te denken, en dus geen onderzoek hoeft te doen. B.v. “er zijn 0 of meer dan 0 mensen in lokaal WZ 1”. A priori identiteiten: 2 + 2 = 4. Water = water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

A posteriori waarheid betekent …

A

Waarheden die alleen vastgesteld kunnen worden via empirisch onderzoek of ervaring. B.v. “er zijn op dit moment 255 studenten in lokaal WZ 1”. A posteriori identiteit: Water is H2O.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Contingente waarheid:

A

Als iets contingent waar is, kun je het ontkennen zonder in een contradictie terecht te komen. Dus het is niet noodzakelijk waar.

Contingente waarheid: “Borden met een waarschuwing erop zijn driehoekig” – niet noodzakelijk waar.

B.v. als je “driehoeken hebben drie zijden” (noodzakelijke waarheid) ontkent, kom je in een contradictie terecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Is “alle katten zijn zwart, bruin of rood” contingent waar, of noodzakelijk waar?

A

Contingent. Je zou katten van andere kleuren kunnen vinden, bijvoorbeeld grijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Is “vierkanten hebben 4 hoeken” contingent of noodzakelijk waar?

A

Noodzakelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Eerst werd gedacht dat a posteriori vastgestelde identiteiten contingent waar zijn, en dus niet noodzakelijk waar. Wie sprak dit tegen?

A

Saul Kripke.

Hij zei dat ALS we ontdekken dat A = B, dan is dat een noodzakelijke waarheid. Dat is de aard van identiteitsrelaties. B.v. we hebben ontdekt dat water H2O is.

17
Q

Voor MBIT zijn identiteitsclaims (a posteriori/a priori) en … waar (noodzakelijk/contingent).

A

A posteriori en noodzakelijk waar.

18
Q

De MBIT is een vorm van … materialisme.

A

Reductief materialisme.

MBIT reduceert mentale toestanden tot hersentoestanden. Mentale toestanden zijn niet meer dan hersentoestanden.

19
Q

Welke theorie beschrijft dit?

Als we “pijn” zeggen, bedoelen we niets anders dan “c-vezels die vuren”. Het verwijst naar iets wat bestaat (c-vezels vuren, breintoestand) maar die term is niet meer nodig. We kunnen pijn reduceren tot het vuren van c-vezels, dus beide pijn en c-vezels bestaan.

A

MBIT identiteitstheorie

20
Q

MBIT

Elke … toestand is een … toestand, MAAR niet elke … toestand is een … toestand.

A

Elke mentale toestand is een breintoestand, MAAR niet elke breintoestand is een mentale toestand.

Van sommige breintoestanden zijn we ons niet bewust.