Lichamelijk Onderzoek Basis Flashcards

1
Q

Korotkoff tonen, systolisch is ..
diastiolisch is …

A

1= toon 1
2= toon 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij bloeddruk meting doe je

  1. Palpatoir
  2. Auscultatoir arm 1
  3. Auscultatoir arm 2
  4. Auscultatoir hoogste arm
  5. Gemiddelde van 2x hoogste arm

De volgorde van handelingen bij palpatoire bloeddruk meting is:

A
  1. Patient laten zitten, benen niet gekruist, recht, hand op hart hoogte
  2. Manchet 2/3e boven arm
  3. Palpeer A. radialis
  4. Manchet oppompen totdat hartslag wegvalt + nog één keer
  5. Terug laten komen, bovendruk aflezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij bloeddruk meting doe je

  1. Palpatoir
  2. Auscultatoir arm 1
  3. Auscultatoir arm 2
  4. Auscultatoir hoogste arm
  5. Gemiddelde van 2x hoogste arm

De volgorde van handelingen bij Auscultatoire bloeddruk meting.

A
  1. Manchet is al op de arm
  2. Lokaliseer A. brachialis
  3. Je stethoscoop neerzetten bij A. brachials
  4. Manchet oppompen tot 20-30 mmhg boven palp bloeddruk
  5. Toon komt terug is systolisch, toon gaat weg is diastolisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer doe je een extra auscultatoire bloeddruk meting?

A

Wanneer van de hoogste bloeddruk gemeten arm de bloeddruk tussen meting 1 en 2 meer verschilt dan 5 mmhg. Meting twee valt dan weg en doe je gemiddelde 1 en 3.

  • of is het gemiddelde 1.2 en 3?? onduidelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verschilt bloeddruk meting nieuwe patient en bekende patient?

A

Bij nieuwe patient doe je beide armen en twee keer hoogste. Bij bekende patient doe je één arm met hoogste twee maal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe noteer je de bloeddruk als de toon niet weg valt (geen diastolische toon)?

A

RR systolisch/diastolisch/0 mmhg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij palpatie van de arterien palpeer je de volgende arterien:

A
  • Temporalis
  • Carotis
  • Brachialis
  • Radialis
  • Abdominalis
  • Femoralis Communis
  • Tibialis Posterior
  • Dorsalis Pedis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij het palperen van de arterien beoordeel je het volgende:

A
  1. Kracht
  2. Equaliteit
  3. Regelmaat
  4. Kwaliteit
  5. (Alleen bij radialis) frequentie
  6. Vergelijk links en rechts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar palpeer je bij de arterien de A. Tibialis anterior?
En waar de dorsalis pedis?

A

Tibialis Posterior: bij de enkel achter de mediale mallenus
Dorsalis Pedis: In de groeve tussen de grote teen en de tweede teen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De volgorde van onderzoek van thorax is (1)

A

1= IPPA (inspectie, palpatie, percussie, auscultatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij de inspectie van de thorax achterzijde en voorzijde let it op:

A
  • Afwijkingen van de huid in Kleur, Symmetrie en eventuele littekens
  • Vorm thorax
  • Ik let onopvallend naar de ademhaling, diepte, frequentie en symmetrie
  • Stand van de trachea
  • Bijgeluiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij IPPA van de thorax begin je met de voorkant met de palpatie van het hart. Hierbij doe je de globale en vervolgens exacte lokalisatie van (1; structuur). Deze ligt op (2; lokalisatie). Je kunt makkelijk ribben tellen door (3)

A

1= ictus cordis
2= 5e intercostaal ruimte
3= angulus sterni zit vast aan rib twee (2e intercostaal ruimte is eronder dus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de volgorde van onderzoek thorax?

A

Inspectie voor
Palpatie hart
Auscultatie hart
Percussie longen voor
Percussie long-lever grens
Auscultatie longen

Inspectie achter
Percussie longen
Percussie long grenzen
Auscultatie longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel vergelijkingspunten zijn er bij de percussie, auscultatie van voor en achterzijde thorax?

A

Voorzijde percussie 6
Voorzijde auscultatie 7
Achterzijde percussie 7
Achterzijde auscultatie 7

  • ratio inspiratie/expiratie moet zijn 1:2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij het ausculteren van het hart begin je op (1; lokalisatie). Vervolgens luister je naar de vier hartkleppen, de lokalisatie hiervan is:

(2) Aortaklep
(3) Pulmonalis
(4) Tricuspidalis
(5) Mitralis

A

1= punt van Erb (3e intercostaal ruimte links parasternaal)
2= 2e intercostaal ruimte rechts parasternaal
3= 2e intercostaal ruimte links parasternaal
4= 4/5e intercostaal ruimte links parasternaal
5= 4/5e intercostaal ruimte links midclaviculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De eerste harttoon is (1)
De tweede harttoon is (2)

A

1= sluiten van de AV kleppen
2= sluiten aortaklep en pulmonalis klep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar kan het gebruik van hulpademhalingsspieren op wijzen? (1)

Wat zie je nog meer bij een patient met COPD bij inspectie? (2)

A

1= verlaagde saturatie
2= opgezette halsvenen, tonvormige thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar wijst een hypersonoor geluid van de thorax op? (1)
Waar zit de long-lever grens normaal? (2)

A

1= Longemfyseem of Pneumothorax
2= 5e intercostaal ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Een normale longgrens bij expiratie bevindt zich bij (1)
Een normale longgrens bij inspiratie bevindt zich bij (2)
De verschuifbaarheid is (3; cm)

A

1= Th10
2= Th12
3= 4-5 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar hoort een gedempt geluid van percuteren van de thorax bij? (1)

A

1= pleuravocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij mitralisinsufficientie gebeurt het volgende (1). Je hoort hierbij geruis op dit moment (2). Dit is een constant geruis, wat ook wel (3) wordt genoemd. Dit kan het luidst gehoord worden bij (4; plek borst)

A

1= er stroomt bloed terug van LV naar LA
2= tussen S1 en S2 (systole)
3= holo-systolisch geruis
4= oksel, apex van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Op welke vier plaatsen wordt naar het hart gelusiterd?

A
  • Apex (mitralis)
  • 4e intercostaal ruimte, 1 cm links van het sternum (4L1, tricuspidalis)
  • 2e intercostaal ruimte, 1 cm rechts van het sternum (2R1, aortaklep)
  • 2e intercostaal ruimte, 1 cm links van het sternum (2L1, pulmonalisklep)

Ook punt van Erb, 3e intercostaal links parasternaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Een 3e en een 4e harttoon kunnen voorkomen bij pathologische omstandigheden.

Een 3e harttoon S3 is indicatief voor (1). Deze is het beste te horen in (2; houding), en op deze plek op de borst (3)

A

1= volumebelasting van LV
2= linkerzijligging
3= 4L1 en apex

  • ook vaak een mitralisinsufficientie hoor je een 3e harttoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bij verschillende hartklep afwijkingen zijn verschillende ruisen te horen.

Bij een aortaklepstenose hoor je bij (1; moment) geruis. het vorm van geruis is opbouwend en dan weer afnemend. Dit heet (2). Deze kan op deze plek op de borst het best gehoord worden (3).

A

1= tussen S1 en S2
2= crecendo decrecendo
3= 2 R1 (aortaklep) en carotoiden

  • de LV moet hard drukken om door de vernauwing (stenose) heen te komen, daardoor geruis bij systole (S1-S2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bij aortaklep insufficientie gebeurt het volgende (1). Je hoort hierbij geruis tussen (2; harttonen). Het type geruis dat hierbij hoort is (3) geruis. Dit kan het luidst gehoord worden bij (4; plek borst)

A

1= er spuit bloed terug vanuit de aorta naar het LV
2= S2-S1 (diastole)
3= decrescendo
4= 4L1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Een mitralisklepstenose valt op door (1). Je hoort geruis na (2). Deze heeft deze progressie (3). Deze kan op deze plek op de borst het best gehoord worden (4).

A

1= een extra harttoon (mitrale openingstoon) en een luide eerste harttoon
2= de mitrale openingstoon
3= eerst continue waarna hij tegen het eind toeneemt
4= apex

  • deze heeft als enige twee maxima
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoeveel verschillende soorten wervels hebben we?

A

C: 7
Th: 12
L: 5
S: 5
Coccygeale: 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

C7 wordt ook wel de (1) genoemd, deze is goed palpabel en is de overgang van de (2) naar de (3) wervels

A

1= vertebra prominens
2= cervicale
3= thorocale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Als je het abdomen in negen regios opdeelt, hoe heten ze allemaal van links naar rechts?

A

laterale kanten:
- regio hypochondrium
- regio lumbalis
- fossa iliaca

midden
- epigastrica
- umbilicalis
- hypogastria OF suprapubica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Je beluistert bijna alle hartkleppen parasternaal, welke beluister je midclaviculair ?

A

mitralisklep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een normale ademfrequentie, en wat is een normale hartslag?

A

adem: 12-16 p/m
hart: 60-100 p/m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waar is een verlengd of piepend expirium een teken van?

A

een obstructieve aandoening zoals COPD of astma.

33
Q

Thoraxonderzoek: Als je bij auscultatie een geluid hoort alsof iemand door sneeuw heen loopt. Wat is dit?

A

Pleurawrijven (pleuritis)

34
Q

Wat zijn rhonchi in de longen en waar zijn ze kenmerkend voor?

A

continue lange muzikale geluiden. Kenmerkend voor COPD en astma (obstructief).

  • klopt dit met copd/astma?
35
Q

Thoraxonderzoek: Wat zijn crepitaties en waar zijn ze kenmerkend voor?

A

Korte, niet muzikale geluiden. Dit is een onderbreking van een luchtstroom, en kan wijzen op fibrose, longemfyseem (restrictief), pneumonie en linkszijdig hartfalen

36
Q

Wat is de volgorde in buikonderzoek?

A

IAPP
Inspectie
Auscultatie
Percussie
Palpatie

37
Q

Waar luister je naar bij orienterende auscultatie van het abdomen?

A

vaatgeruis en darmperistaltiek

38
Q

Hoe luister je naar het abdomen bij gerichte auscultatie?

A

In omgekeerde Y vorm:
- Arteri Femorali (HOEFT NIET)
- Arteri Iliaca
- Aorta Abdominalis
- Arteria renalis Li & Re

39
Q

Bij het abdomen onderzoek doe je IAPP. Bij de A, ausculteer je het volgende (1)

Je let op het volgende (2)

A

(1)
- Darmgeluiden op één plaats (naast navel)
- Vaatgeruisen op auscultatie punten omgekeerde Y

(2)
- Kwaliteit en kwantiteit
- levendig, gootsteengeruis, afwezig

40
Q

Bij het abdomen onderzoek doe je IAPP. Bij de de eerste P, percuteer je het volgende (1). Je let op het volgende (2)

A

(1)
- orienterend (slangvorig)
- onder/bovengrens lever
- ruimte van Traube
- indien gedempte traube, ook boven- en ondergrens milt

(2)
- tympaan geluid
- vergroting Traube is splenomegalie

41
Q

De locatie van de ruimte van Traube is (1). Als deze gedempt is betekent dit mogelijk (2)

A

1= driehoek tussen de ribbenboog
2= splenomegalie

42
Q

Bij het abdomen onderzoek doe je IAPP. Bij de de tweede P, palpeer je het volgende (1). Je let op het volgende (2)

A

(1)
Oppervlakkige palpatie 9 regio’s
Diepe palpatie 9 regio’s
Specifieke palpatie lever
Specifieke palpatie milt (zij/rug ligging)

(2)
spierspanning
defense masculaire
(druk)pijn
oppervlakkige weerstanden

43
Q

Waar liggen de levergrenzen ongeveer?

A

Boven: 5e intercostaal ruimte
Onder: wisselend per persoon

44
Q

Waar kan bij inspectie van het abdomen een oppervlakkige ademhaling op wijzen? (1)

Waar kan een abdominale venentekening op wijzen? (2)

A

1= Ascites
2= caput medusae (teken onderliggende leverziekte)

45
Q

Waar is passief spierverzet een teken van? (1)
Waar is actief spierverzet een teken van (2)

A

1= defense musculaire, lokale of gegeneraliseerde prikkeling peritoneum
2= angst, onrust of koude handen

46
Q

Bij het onderzoek van de ademhaling en pols doe je het volgende:

A

1= Bovenlijf ontbloot, ik ga kort uw hartslag onderzoeken en andere algemene lichaamsfuncties inspecteren. Niet praten gedurende het onderzoek.
2= 15 seconden pols voelen
2= 30 seconden ademhaling beoordelen

47
Q

Bij het onderzoek van de ademhaling en pols beoordeel je beiden op het volgende:

A

Pols: regelmaat, equaliteit, kwaliteit,frequentie
Ademhaling: ritme, diepte, symmetrie en patroon

48
Q

Wanneer wordt gesproken van hypotensie? (1)
Wanneer wordt gesproken van hypertensie? (2)

A

1= 90/60
2= 140/90

49
Q

Waar staan de 5 korotkov tonen voor?

A

1= Eerste toon die je hoort
2= Blazend en luider
3= Kloppend en bonzend
4= Zachter
5= Tonen vallen weg

50
Q

Bij het hoofd onderzoek ga je verschillende delen van het hoofd langs. Deze zijn in de goede volgorde:

A

1= schedel en gelaat
2= ogen
3= oren
4= neus
5= mondholte

51
Q

Bij het hoofdonderzoek begin je na de inspectie met de schedel en ogen. Wat doe je allemaal bij beide?

A

(Schedel)
Inspectie
Palpatie

(Ogen)
Inspectie uitwendig oog (onderdelen/strabismus)
Pupilreacties (direct/indirect)
Oogbewegingen (H-vorm en convergeren)
Vraag naar dubbelzien

52
Q

Bij het hoofdonderzoek ga je na de ogen verder met oren en neus. Wat doe je allemaal bij beide?

A

(Oren)
Inspectie (oorschelp/gehoorgang/achter de oren)
(op indicatie) palptatie oorschelp

(Neus)
Inspectie uitwendig (vorm/stand/grootte/opvallendheden)
Palpatie uitwendig (neusrug/vleugels/laten ademen door één neusgat)
Inspectie inwendig (stand septum)
(op indicatie) onderzoek bijholten

53
Q

Bij het hoofdonderzoek ga je na de neus verder met de mondholte. Wat hoort hier allemaal bij?

A

Inspectie met spatel en lampje
Wangslijmvlies
Tong en mondbodem
Palatum
Gebit en gingiva (caries/vullingen/bloed)
Tonsillen (heeft iemand ze nog)
Farynxbogen en uvula (AAA en EEE zeggen)

54
Q

Het halsonderzoek bestaat uit het volgende:

A

(Inspectie)
trachea
huid
vorm
zwelling
schildklier (slikken)

(Palpatie achterzijde)
Orienterend
Trachea en Larynx
Lymfeklieren
Schildklier

55
Q

Bij het halsonderzoek ga je na de inspectie verder met de palpatie van de trachea en schildklier. Wat hoort hierbij?

A

(Trachea)
Vertel wat je gaat doen
Achter patient staan
Patient hoofd naar achteren
Trachea met één hand
Kraakbeenringen voelen

(Thyroid)
Vertel wat je gaat doen
Na trachea kom je aan bij thyroid
Met beide handen palperen, slokje water laten drinken

56
Q

Bij het halsonderzoek ga je na de inspectie verder met de palpatie van de lymfeklieren. Welke zijn dit?

A

Submentaal
Submandibulair
Voor de sternocleidomastoideus
Preauricualir

Supraclaviculair
Inferoclaviculair
Achter sternocleidomastoideus

Retroauriculair
Occipitaal

57
Q

Waar beoordeel je bij het halsonderzoek de lymfeklieren op?

A

lokalisatie
grootte
vorm
oppervlak
consistentie
pijnlijkheid
Afrgrensbaarheid
Beweging ten opzichte van onderlaag

58
Q

Waar kun je hypothyroidie in het gezicht aan herkennen? (1)
Wat als je een bultje vindt bij palpatie van het oor? (2)

A

1= myxoedeem, gezwollen oogleden
2= dit kunnen tophi zijn (jicht)

59
Q

Wat is het syndroom van cushing? (1)
Waar kun je dit aan herkennen? (2)

A

1= adenotumor waardoor teveel ACTH en teveel cortisol
2= vollemaansgezicht

60
Q

Waar zijn versnelde en vertraagde ademhalingsfrequenties een teken van?

A

Bradypnoe: centraal zenustelsel (hersenstam), opioiden gebruik, depressies

Tachypnoe: longontsteking, bronchitis, copd

61
Q

Waar is een vertraagde hartslag een teken van?

A

Hartblok, sick sinus syndroom, hartaanval, sportershart

62
Q

Welke speekselklieren zijn er?

A

Onder de tong: glandula sublingualis
Onder de onderkaak: glandula submentalis
De oorspeekselklier: glandula parotis

63
Q

Bij het rectaal toucher doe je uitgebreide uitleg, inspectie en vervolgens de palpatie.

De uitleg bestaat uit:

A
  • Ik moet om een goed beeld van uw klachten te krijgen inwendig onderzoek van de anus uitvoeren
  • Ik ga u hierbij vragen met uw broek naar beneden op uw linker zij te liggen. Hierna begin ik het inwendig onderzoek middels het gebruik van mijn vinger
  • Als u het onderzoek te onprettig vindt mag u het mij aangeven. We kunnen het onderzoek altijd staken of pauzeren
  • Gedurende het onderzoek zou het kunnen dat het voelt alsof u moet plassen. Dit is normaal, en u hoeft dan niet echt te plassen. Dit trekt weg
64
Q

Bij het rectaal toucher doe je uitgebreide uitleg, inspectie en vervolgens de palpatie.

De inspectie bestaat uit het volgende

A
  • Ik let op afwijkingen van de huid, krabeffecten, hygiene
  • (billen spreiden) ik let op eventuele roodheid, abcessen of hemmoriden
  • laten persen, om evt rectum prolaps op te sporen
65
Q

Bij het rectaal toucher doe je uitgebreide uitleg, inspectie en vervolgens de palpatie.

De palpatie bestaat uit het rectum en de prostaat (bij mannen). Hoe is deze voor het rectum?

A
  • Veel vaseline op de vinger aanbrengen
  • Vinger op anus leggen, zeggen wat je doet. Vragen sfincter iets aan te spannen
  • Vinger tot anus brengen
  • 360 graden rond bewegen
  • Letten op weerstanden, defecatie (grootte, oppervlak, beweegbaarheid, pijnlijkheid)
66
Q

Bij het rectaal toucher doe je uitgebreide uitleg, inspectie en vervolgens de palpatie.

De palpatie bestaat uit het rectum en de prostaat (bij mannen). Hoe is deze voor de prostaat?

A
  • de rechter en linker prostaat kwabben palperen
  • de sulcus palperen
  • beschrijf afwijkingen op grootte, consistentie, pijnlijkheid, vastheid aan de onderlaag
  • vinger eruit halen, handschoen op kleur, feces, bloed, slijm controleren
67
Q

Het Mammae onderzoek bestaat uit inspectie, palpatie van de borsten en palpatie van de lymfeklieren.

Wat kijk je naar bij de inspectie?

A
  • (Armen naar beneden) ik kijk naar symmetrie, peu d’orange, zichtbare tepel uitvloed, huidafwijkingen, intrekkingen of andere afwijkingen van de borsten. Loop even een rondje om patiente
  • (Armen omhoog) bewegen borsten mee met armbeweging. Zie je een deuk, beweegt er een zwelling mee
  • (Duikpose) rondje lopen, ook geen afwijkingen in deze houding
68
Q

Het Mammae onderzoek bestaat uit inspectie, palpatie van de borsten en palpatie van de lymfeklieren.

Wat doe je bij palpatie van de borsten?

A
  • Begin aan de niet aangedane kant
  • Begin in lateraal bovenkwadrant in axillaire uitloper
  • taartpunt gewijs van distaal naar proximaal van de tepel
  • Tepel: er onder voelen van elke kant
  • Tepel bij elkaar drukken met twee handen
69
Q

Het Mammae onderzoek bestaat uit inspectie, palpatie van de borsten en palpatie van de lymfeklieren.

Wat doe je bij palpatie van de lymfeklieren?

A
  • u mag weer zitten
  • onaangedane kant arm heffen
  • lateraal boven borst beginnen, en vervolgens omhoog richting de oksel (axillaire klieren), voorste en achterste okselplooi
  • dan naar achter, onder de bicep tot helft arm
  • vervolgens de infero en supraclaviculaire klieren
70
Q

Bij het onderzoek van abdomen op indicatie horen: de aorta abdominalis, de nieren, de blaas, de galblaas en ascites

Wat doe je bij de nieren?

A
  • Liggend de nieren palperen bimanueel (een hand rug en een buik), net onder de ribbenboog.
  • Patient ademt door en je beweegt de handen rustig naar elkaar toe. Soms voel je een weerstand
  • Recht zitten, met de ulnaire zijde op de rug kloppen en met vuist op hand
71
Q

Bij het onderzoek van abdomen op indicatie horen: de aorta abdominalis, de nieren, de blaas, de galblaas en ascites

Wat doe je bij de blaas?

A
  • Percuteren vanaf de symphisis pubis richting de navel
  • De afstand tot de navel schatten
72
Q

Bij het onderzoek van abdomen op indicatie horen: de aorta abdominalis, de nieren, de blaas, de galblaas en ascites

Wat doe je bij de galblaas?

A
  • Zelfde techniek als de lever, maar hoger midden onder de ribbenboog
  • bij pijn = symptoom van murphy?
73
Q

Bij het onderzoek van abdomen op indicatie horen: de aorta abdominalis, de nieren, de blaas, de galblaas en ascites

Wat doe je bij onderzoek naar ascites?

A
  • Shifting dullness: je percuteert van lateraal naar mediaal. Bij ascites verwacht je aan de zijkant een gedempt geluid door het water
  • Vervolgens leg je patient op de zij. Er zou dan op de bovenstaande zijde een tympaan geluid moeten volgen, gezien het water naar beneden valt
74
Q

Bij het onderzoek van abdomen op indicatie horen: de aorta abdominalis, de nieren, de blaas, de galblaas en ascites

Wat doe je bij de aorta abdominalis

A
  • eerst druk je diep op orienterende de aorta te vinden om te pulseren
  • Je poogt de aorta te klemmen tussen twee handen
75
Q

Bij het onderzoek van thorax op indicatie horen CVD, percussie van het hart, verschuifbaarheid van de longgrenzen, drukpijn.

Wat doe je bij het CVD meten?

A
  • Patient laten liggen, hoofd naar de zijkant
  • kijken naar vena jugularis externa, dichtdrukken bij de kin
  • collapspunt opzoeken
  • horizontaal vanaf angulus sterni toetsen
76
Q

Bij het onderzoek van thorax op indicatie horen CVD, percussie van het hart, verschuifbaarheid van de longgrenzen, drukpijn.

Wat doe je bij percussie van het hart?

A
  • percuteren in intercostaal ruimte 4/5 van lateraal naar mediaal
77
Q

Bij het onderzoek van thorax op indicatie horen CVD, percussie van het hart, verschuifbaarheid van de longgrenzen, drukpijn.

Wat doe je bij verschuifbaarheid van de longgrenzen ?

A
  • achterkant thorax, percuteren onderste longgrens, streep zetten
  • diep in laten inademen, opnieuw onderste longgrens
  • normaal is 5-10 centimeter
78
Q

Bij het onderzoek van thorax op indicatie horen CVD, percussie van het hart, verschuifbaarheid van de longgrenzen, drukpijn.

Wat doe je bij drukpijn?

A

Je duwt bimanueel de ribben tegen de rug