Farmacologie Flashcards
Antibiotica die werken op de celwand heten (1). De drie groepen die hierbij horen (2)
1= beta-lactam
2= penicillines, cefalosporines en carbapenems
- -line, -em, cef-
Antobiotica die werken op DNA heten (1). Bijwerkingen hiervan zijn gerelateerd aan (2).
Een voorbeeld van een chinoline is (3)
1= chinolonen
2= collageen
3= ciprofloxacine
- bijvoorbeeld ciprofloxacine zoals bij pyelonefritis
- bijwerkingen zoals tendinitis, door collageen probleem
Antibiotica type die alleen gebruikt wordt in combinatie met ceftriaxim om het specturm te verbreden is (1).
Deze werken alleen op (2; type bacterie)
Bijwerkingen zijn gerelateerd aan (3)
1= aminoglycosiden
2= gram negatief
3= ototoxiciteit en nefrotoxiciteit
- amicacine
Het type antibiotica dat aangrijpt op eiwit synthese is (1). Verwekkers die gevoelig zijn, zijn (2)
1= doxycilcine
2= legionella, lyme
- voor legionella is de voorkeusbehandeling levofloxacine
Penicilline werkt tegen (1; type bacterien)
Amoxicilline werkt vooral tegen (2)
Flucloxacilline werkt voor al tegen (3)
Het meest breed werkend penicilline type dat werkt tegen meerdere resistente bacterien is (4)
1= streptococcen
2= pneumococcen
3= stafylococcus aureus
4= piperacilline
- amoxicilline en piperacilline zijn breedspectrum
- flucloxacilline is smal
Meest typische verwekker bij pyelonefritis en UWI (1)
NItrofuntanoine kan niet gegeven worden in dit geval (2). In dit geval geef je (3)
1= e.coli
2= koorts
3= ciprofloxacine
- nitro komt niet in de hogere urinewegen
- wanneer patient braakt kan cipro niet, omdat deze alleen oraal kan.
- In dat geval meropenem
- gentamycine kan ook maar is ototoxisch
Het type antibiotica die gebruikt wordt bij anaerobe infecties is (1). Deze werkt goed in het (2; orgaansysteem)
1= metronidazol
2= gastro-intestinaal
Resistentie wordt met deze waarde aangeduid (1).
1= MIC (minimal inhibitory concentration)
- bij een r waarde is er resisitentie
- bij een i waarde is hij wel gevoelig, maar moet een hogere dosis worden gegeven
Bepaalde bacterien kunnen de beta-lactam ring van beta lactam antibiotica afbreken. Wat kun je meegeven om deze bacterie toch werkzaam te maken? (1)
Wat is het nadeel hiervan? (2)
1= amoxicilline-clavulaanzuur
2= deze geeft meer resistentie, gezien deze heel breedspectrum is
Welke beta-lactam antbiotica kan dekt ook pseudomonas infectie? (1)
Waarmee moeten ESBL micro-organismen worden behandeld? (2)
1= ceftlazodim (?)
2= meropenem of ciprofloxacine
- esbl bacterien breken beta-lactamase af
- dus bij pyelonefritis kies je meestal meropenem als iemand aan het braken is, want cipro alleen per os
beta-lactam antibiotica zijn vooral (1;tijd/concentratie) afhankelijk. Dit wil zeggen dat de concetratie er zolang mogelijk boven de MIC moet blijven.
Om lang boven de MIC te blijven kun je het beste (2; verdubbelen dosis/dosisinterval verlagen).
1= tijd
2= dosisinterval verlagen
- na 1.5 uur bijvoorbeeld nog een keer bijgeven
- verdubbeling dosis werkt niet zo goed omdat de halfwaarde tijd nog steeds het grootste deel van de drug weg werkt
Janeway lesion en Olser nodes horen bij deze hartaandoening (1).
1= endocarditis
Grampositieve kokken/staven kleuren aan met (1; paars/rood)
Kokken hebben deze vorm (2)
Deze bacterie ligt vaak met twee samen (in duplo) (3)
1= paars
2= rond
3= S. pneumoniae
- blauwPaars = Positief
- S. Aureus is een grampositieve kok bijvoorbeeld
amoxicilline is (1; breed/smal)
flucloxacilline is (2; breed/smal)
piperacilline is (3; breed/smal)
1= breed
2= smal
3= breed
Cefazolin, Cefuroxim en Ceftazidim zijn 1e t/m 3e generatie cefalosporines.
Hoe hoger de generatie hoe (1; slechter/beter) tegen gramnegatieve bacterien en hoe (2; slechter/beter) tegen stafylococcus aureus
1= beter
2= slechter
- staf aureus bijvoorbeeld bij een artritis een typische bacterie