Les 9 Hechting en empathie Flashcards

1
Q

Welke 2 domeinen van hechting zijn er

A

Veilig en onveilig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke type hechting is er?

A
  • Veilige hechting
  • Gedesorganiseerde hechting
  • Dismissief/ vermijdende hechting
  • Gepreoccupeerde hechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Veilige hechting

A
  • Ik ben het waard om liefde van anderen te krijgen
  • Anderen zijn goed
  • Positieve interne werkmodellen
  • Responsieve en consistente ouders
  • 60-70%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gedesorganiseerde hechting

A
  • Heel veel conflict binnen het kind zelf
  • Sterk gelinkt aan kindermishandeling
  • Ouders zijn veilig maar ook een dreiging, ze zorgen voor eten en onderdak maar ook voor mishandeling
  • 10%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dismissieve/ vermijdende hechting

A
  • Controlerende, niet warme ouders
  • Heel onafhankelijk
  • Anderen kan ik toch niet vertrouwen
  • Geen echte intieme relaties met emoties
  • 20%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gepreoccupeerde/ afwerend/ ambivalent

A
  • Inconsistente ouders
  • Begrijpen niet waarom de ouders soms wel positief reageren en soms niet
  • Willen graag, maar zijn angstig voor hechtingsrelaties
  • Seksuele kindermishandelaren hebben deze
  • 10%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Minnesota studie

A

3000 mensen zijn voor 30 jaar gevolgd.
- Hechtingsveiligheid is relatief stabiel
- Als er iets traumatisch gebeurd kan dit nog veranderen (beide kanten op)
- Onveiligheid in de kindertijd is gelinkt aan persoonlijkheidsproblematiek in de volwassenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ainsworth

A

Hechtingstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom hechten mensen zich aan forensische instituten

A

Voor sommige is dit de eerste plek waar ze veilig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

OPD

A

Offender personality disorder pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Offender personality disorder pathway

A

In de VK, focus op hechting en mentaliseren voor daderd en personeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe zit het met hechting aan medewerkers

A

Dit is geen gelijkwaardige relatie, het is vergelijkbaar met ouder-kind relatie. Hierdoor kun je een poging doen tot heropvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

relatie tussen hechting en antisociaal gedrag

A

Negatieve ervaringen als kind > Onveilige hechting > affect dysregulatie > agressie en ASG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zei Bowlby over hechting

A

Daders hebben veilige basis nodig in therapie. Delinquentie heeft een psychologisch geruststellende functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verschillen tussen moeders met mentale ziekte die hun kind wel hebben vermoord

A
  • Deze moeders hebben meer kindermisbruik en verwaarlozing meegemaakt
  • Deze moeders hebben mider reflective functioning, ze hebben een slechter zicht op wat er intern gebeurd
  • Meer hostile helpless hechting (gedesorganiseerd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom hebben we ontkoppeling van empathie als emotieregulatie strategie

A
  • Dit kan een manier zijn om om te gaan met emoties die men niet aankan.
  • Mensen met CU trekken hebben vaak een gebrek aan adequate emotieregulatie
17
Q

We kiezen de situaties voor empathie. Wanneer gebruiken we het het meest

A

Voor mensen die we kennen, voor bekenden

18
Q

Psychopathische trekken en empathie

A
  • De mensen kunnen het wel
  • Ze hebben minder spontane emotionele empathie, maar als je ze vraagt mee te voelen lukt dit wel
  • Ouders spelen een belangrijke rol in de activatie van de empathische respons. Kids van ouders die hun kids aanmoedigen andermans perspectief in te nemen vertonen meer empathie
19
Q

Mind-mindedness en psychopathie

A

Hou ouders interacteren met de behoeften van het kind heeft een bijdrage aan hun cognitieve en emotionele empathievermogen wat later bijdraagt aan minder impulsiviteit en CU trekken

20
Q

Welke type empathie zijn er?

A
  • Motorisch
  • Cognitief
  • Emotioneel
21
Q

Motorische empathie

A

Meelachen
Spiegelen van acties

22
Q

Cognitieve empathie

A

Perspectief nemen

23
Q

Emotionele empathie

A

Reageren op andermans emotionele staat

24
Q

Onderzoek psychopathie en empathie

A

Hoe meer psychopathische trekken, hoe minder empathie. Dit was bij 270 kids van 3 tot 13 jaar, bij een ouderrapportage. De link tussen CU trekken en problemen in de emotionele empathie is sterker voor jongens dan voor meisjes, maar er is geen verschil in cognitieve empathei

25
Q

Empathie en psychopathie bij meisjes

A

Er zijn geen consistente verschillen in emotionele empathie over leeftijden
Er zijn grotere verschillen in cognitieve empathie tussen de oudere meisjes

26
Q

Empathie en psychopathie bij jongens

A

Problemen met cognitieve empathie verdwenen tegen het einde van de kindertijd, problemen met emotionele empathie blijven

27
Q

3 perspectieven van emotionele empathie

A
  • Spiegelneuronen
  • Spiegelneuronenanalogie
  • Emotionele reactie
28
Q

Spiegelneuronen

A

Zijn vastgesteld bij motorische activiteit, bij een aap die en nootje pakt. Bij mensen is er wel overlap maar kunnen we niet zien of het dezelfde neuronen zijn (al is dit niet gerepliceerd)

29
Q

Carr

A

Bij mensen is er wel overlap tussen de neuronen, maar kunnen we niet zien of het exact dezelfde zijn

30
Q

Spiegelneuronenanalogie

A

Dezelfde hersengebieden worden gebruikt. Heeft geen oplossing voor de emotionele congruentie hypothese, en kan niet uitleggen waarom we meevoelen tijdens het lezen van een verhaal

31
Q

Emotionele congruentie hypothese

A

Je hebt een prisoners dilemma. Deelnemers reageerden met pijn op de pijn van de personen als ze eerlijk geweest waren. Ze reageerden met plezier op de pijn als ze niet eerlijk geweest waren. Niet uit te leggen aan de hand van spiegelneuronen of de spiegelneuronen analogie

32
Q

Emotionele reactie

A

Empathie is een vorm van een emotionele reactie, we hebben een emotionele reactie op iemands reactie. Contexten helpen deze respons uit te leggen. Emoties zijn iets wat volgt uit iets wat belonend of straffend was (behaviouristische uitleg)

33
Q

Onderzoek van empathie voor pijn

A

Er is bij 50 jongens onderzocht of ze begrijpen dat een ander pijn heeft en of ze dit ook kunnen voelen. Kids met meer psychopathie scoren hier lager op. Dit zou kunnen komen diie dat de herkenning van pijn slechter is bij jongeren met een hoge CU, of doordat ze zelf een hogere pijngrens hebben