Les 1 (Samenvatting) Flashcards

1
Q

Geweldsdelict

A

Verwonden van slachtoffers op een fysieke, psychologische manier of een combinatie van beide

Verspreiden van angst in gemeenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke groep heeft de meeste geweldadige misdrijven?

A

Mensen met een psychische stoornis, met name persoonlijkheidsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onopzettelijke handelingen

A

Verkeersongeval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Consensuele handelingen

A

Sadomasochisme
Bokswedstrijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voordelinge handelingen

A

Tandartsbezoek
Operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Persoonlijkheidsstoornis volgens de DSM

A

Blijvend patroon van innerlijke ervaringen en gedrag dat duidelijk afwijkt van de verwachtingen van de individuele cultuur, alomtegenwoordig en inflexibel is, begint in de adolescentie of vroege volwassenheid, stabiel is in de tijd en leidt tot angst of beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Persoonlijkheidsstoornis volgens de ICD-10

A

Diepgewortelde en aanhoudende gedragspatronen die zich manifesteren als starre reacties op een breed scala aan persoonlijke en sociale situaties. Ze vertegenwoordigen extreme of significante afwijkingen van de manier waarop het gemiddelde individu in een bepaalde cultuur anderen waarneemt, denkt, voelt en in het bijzonder met anderen verhoudt. Dergelijke gedragspatronen zijn meestal stabiel en omvatten meerdere domeinen van gedrag en psychologisch functioneren. Ze worden vaak, maar niet altijd, in verband gebracht met verschillende gradities van subjectiedf leed, en problemen in sociaal functioneren en presteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Persoonlijkheidsstoornis in DSM 4

A

As 2 bestaat uit de persoonlijkheidsstoornissen, en is categorisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Definitie persoonlijkheidsstoornis

A

Ernstige aanhoudende en starre patronen van gedrag en innerlijke beleving die starten in de adolescentie of vroege volwassenheid die ernstig afwijken van culturele verwachtingen en uitmonden in blijvende stress en beperkingrn in interpersoonlijke relaties en in het professioneel leven en door de patient als egosyntoon ervaren wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cluster A omschrijving

A

Zonderling excentriek
Verstoorde interpersoonlijke beleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Type bij cluster A

A
  • Schizoïde
  • Paranoïde
  • Schizotypische
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Omschrijving cluster B

A

Theatraal emotioneel
Ik centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Type bij cluster B

A
  • Antisociale
  • Borderline
  • Narcistische
  • Theatrale
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Omschrijving bij cluster C

A

Bezorgd bevreesd
Klemtoon op de negatieve emotionaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Type bij cluster C

A
  • Afhankelijke
  • Ontwijkende
  • Obsessieve compulsieve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Neurotische paradox

A

Angst uit de weg gaan waardoor je niet in de gaten krijgt dat hetgeen waar je bang voor bent, helemaal niet meer eng is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verschil DSM 4 en 5

A
  • Naast het categoriaal perspectief is er nu ook een dimensioneel perspectief
  • Het multiaxiaal systeem is verdwenen
  • In de DSM-5 worden persoonlijkheidsstoornissen gezien als een extreme variant van normale trekken. Er is een kwantitatief verschil tussen normaal en disfunctioneren
18
Q

Algemene criteria dimensionele diagnostiek PSn (sectie 3) criteria A

A

Matige of ernstige beperkingen in persoonlijkheidsfunctioneren

Gaat over het zelf en interpersoonlijk

19
Q

Waar kun je criteria A (PSn sectie 3) mee meten

A

Level of personality functioning scale

20
Q

Algemene criteria dimensionele diagnostiek PSn (sectie 3) criteria B

A

Een of meerdere pathologische persoonlijkheidstrekken

21
Q

Waarmee kun je criteria B (PSn sectie 3) meten?

A

PID-5 (personality inventory for DSM 5)

22
Q

5 domeinen van maladaptieve persoonlijkheidstrekken

A

Negatief affect
Afstandelijkheid
Antagonisme
Disinhibitie
Psychoticisme

23
Q

Trekken die onder negatief affect vallen

A

Emotionele labiliteit
Angst
Separatie angst
Onderdanigheid
Vijandigheid
Volharding

24
Q

Trekken die onder afstandelijkheid vallen

A

Teruggetrokkenheid
Depressiviteit
Anhedonie
Vermijding van intimiteit
Beperkt affect
Achterdocht

25
Q

Trekken die onder antagonisme vallen

A

Manipulatie
Bedrog
Grandiositeit
Aandacht zoeken
Kilheid

26
Q

Trekken die onder disinhibitie vallen

A

Onverantwoordelijkheid
Impulsiviteit
Afleidbaarheid
Laag rigide perfectionisme
Risico’s nemen

27
Q

Trekken die onder psychoticisme vallen

A

Ongewone overtuigingen en ervaringen
Excentriciteit
Cognitieve en perceptuele disregulatie

28
Q

6 persoonlijkheidsstoornissen die overblijven na het combineren van de 5 maladaptieve persoonlijkheidstrekken

A
  • Antisociale
  • Vermijdende
  • Borderline
  • Narcistische
  • Obsessief compulsieve
  • Schizotypische
29
Q

4 fundamentele persoonlijkheidsdimensies die als klinische risicofactor van geweld gezien worden

A
  • Impulscontrole
  • Emotionele dysregulatie
  • Narcisme
  • Paranoïde cognitieve persoonlijkheidsstijl
30
Q

Hoe impulsiever het kind…

A

Hoe groter de kans dat ze antisociaal gedrag en agressie vertonen

31
Q

Wat is het doel van straf

A
  • Signaal voor de samenleving
  • Criminaliteit voorkomen en verminderen
32
Q

Helpt straf?

A

Over het algemeen niet, Het recidive van gevangene 2 jaar na vrijlating is 55-60%

33
Q

Wat is effectiever dan straf?

A

CBT, vermindert het recidive met 30-40% bij volwassenen, en tot 60% bij jonge overtreders

34
Q

Probleem met psychopaten en straf

A

Kunnen niet leren van hun straf en begrijpen het ook niet omdat ze de schuld niet erkennen. Daarom is behandeling nodig

35
Q

Intermitterende explosieve stoornis/ persoonlijkheidsstoornis

A

Vertonen agressie die niet in verhouding staat tot de graad van complicatie, waardoor ze snel uitbarsten bij een klein probleem. Ze vertonen geweld dat gedreven wordt door emotie, en ze kunnen zich niet inhouden door emotionele dysregulatie. Behandeling is een optie.

36
Q

Hoe ontwikkelt antisociale persoonlijkheidsstoornis zich

A

Vroege impulsiviteit kan leiden tot gedragsproblemen in de kindertijd en tot een ontwikkelde ASPS in de volwassenheid

37
Q

Lage MAOA activiteit en mishandeling bij jongens

A

Leidt tot een 3x hogere kand op een gedragsstoornis en 10x vakere veroordeling voor een gewelddadig delict in volwassenheid

38
Q

Risicofactoren voor psychopathie in de kindertijd

A
  • Reactieve agressie in de kindertijd
  • Koele en niet-emotionele trekken bij kinderen (CU traits)
  • Neurobiologische risicofactoren
  • Sociale en omgevingsrisicofactoren
39
Q

Sociale en omgevingsrisicofactoren voor psychopathie in de kindertijd

A

Hechting en opvoeding, de behandeldoelen voor psychopathie zijn hetzelfde als bij ASPS, maar bij psychopaten kun je rekening houden met hun verlangens naar controle, status en succes. Plaats jezelf niet boven hen tijdens de behandeling

40
Q

Bijzonderheden voor de behandeling voor misdadigers met een persoonlijkheidsstoornis

A

Je moet kijken naar de aard en de mate van het disfunctioneren. Cognitieve gedragstherapie en psychodynamische therapie lijken goed te helpen. Behandeling volgens RNR helpt ook.

41
Q

Welk deel van de mannen in de gevangenis heeft een persoonlijkheidsstoornis

A

65%, waarvan 47% ASPS

42
Q

Welk deel van de vrouwen in de gevangenis heeft een persoonlijkheidsstoornis?

A

42%, waarvan 21% ASPS