Les 5 antisociale persoonlijkheidsstoornis Flashcards

1
Q

Welk deel van de mensen met CD krijgt ASPS?

A

50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarmee komt ASPS vaak samen voor

A
  • Middelenmisbruik
  • Angststoornis
  • Depressieve stoornis
  • Slechte fysieke gezondheid
  • Vroegtijdige sterfte door suicide of roekeloos gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociale kosten ASPS

A
  • Afwezigheid in relaties en opvoeding
  • Impact op familie en vrienden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Financiele kosten ASPS

A
  • Sociale dienst
  • Strafrechtelijk systeem
  • Schade aan slachtoffers en eigendommen
  • Werkeloosheid
  • Gokproblemen
  • Middelenmisbruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van ASPS?

A
  • Hechting
  • Genen
  • Omgeving
  • Neurobiologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hechting als oorzaak ASPS

A

Negatieve ervaringen + genetische aanleg = verstoring normatieve ontwikkeling van de hechting = gedragsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk type hechting komt vaker voor bij geweldadige criminelen?

A

Dismissieve hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar ontstaan problemen bij bij verkeerde hechting

A
  • Mentalisatie/ ToM
  • Socialisatie
  • Impulscontrole
  • Emotieregulatie
  • Interactie met anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij wie hebben genen de meeste invloed?

A

Bij life course persistant volk. Hoe ernstiger hoe genetischer, omdat persoonlijkheid erfelijker is dan gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk deel van ASPS wordt bepaald door genen?

A

40-60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voor welk type gedrag zijn genen sterker verantwoordelijk?

A

Bij CU meer dan bij antisociaal gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Warrior gen

A

MAO- A
Dit maakt je impulsiever. 60% van de mensen heeft dit gen. Het kan leiden tot extreem antisociaal gedrag, met name als je een moeilijke kindertijd hebt gehad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voor wie is de omgeving een belangrijke oorzaak van ASPS

A

Mensen met de adolescent limited variant, zij gedragen zich dan normatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat hebben mensen met de ASPS vaker meegemaakt dan de rest van ons?

A
  • Psychosociale ontbering
  • Kindermisbruik
  • Afwezigheid of verwaarlozing door ouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neurobiologische afwijkingen bij ASPS

A
  • Prefrontale amygdala striatum model van ASPS
  • Lagere hartslag en huidgeleiding
  • Minder grijze massa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoeveel % minder grijze massa hebben mensen met ASPS

A

11

17
Q

Prefrontale amygdala striatum model van ASPS

A

3 structurele afwijkingen
- Het striatum is gevoeliger voor beloning
- De amygdala is minder actief, wat leidt tot een mindere ontwijking van straf en negatieve stimuli
- Een minder goede prefrontale cortex, waardoor er ook minder zelfcontrole is

18
Q

Waarmee diagnosticeer je ASPS?

A

SCID- 5- PD

19
Q

SCID-5-PD

A

Structured clinical interview for DSM-5 personality disorder

20
Q

Medicatie voor ASPS

A

Lijkt niet zinvol, alleen bij een comorbide stoornis

21
Q

Onderzoek van Cochrane Library

A

Ze hebben 19 studies bekeken, maar nog niet gevonden wat de verschillen zijn tussen de behandelingen

22
Q

4 specifieke behandelbenaderingen voor ASPS

A
  • Cognitieve gedragstherapie
  • Schematherapie
  • Dialectische gedragstherapie
  • Mentalisatie therapie
23
Q

Cognitieve gedragstherapie voor ASPS

A

Het in vraag stellen van niet helpende cognitieve distorties. Het varanderen van niet-helpende gedragingen door analyse van gedrag. Het ontwikkelen van emotieregulatie en coping strategien

24
Q

Dialectische gedragstherapie

A

CBT+ acceptatie en mindfulless. Skill groep trainingsessies voor mindfulness, emotieregulatie, toleratie voor negatieve gevoelens en interpersoonlijke effectiviteit

25
Q

Schematherapie en ASPS

A

In vraag stellen van vroege maladaptieve schema’s. Heropvoeden door de therapeut. Regulatie van narcistische fluctuaties en het bevorderen van empathie en intimiteit

26
Q

Mentalisatie therapie

A

Integreert psychodynamische, cognitieve en relationele componenten. Bevorderen mentalisatie

27
Q
A