Les 5 (samenvatting) Flashcards

1
Q

Kenmerken ASPS

A

Levenslang patroon van overte antisociale handelingen, zoals impulsiviteit, prikkelbaarheid en meedogenloosheid. Antisociaal gedrag is al vanaf jonge leeftijd aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk deel van de ASPS mensen had CD toen ze 10 waren

A

50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk deel van de ASPS mensen had CD toen ze 12 waren

A

95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kritiek op de manier van diagnosticeren van ASPS

A

Je moet 3 van de 7 kenmerken hebben, waardoor er 848 manieren zijn om dezelfde diagnose te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

7 kenmerken van ASPS, waar je er 3 van moet hebben voor diagnose volgens DSM sectie 2

A
  • Niet in staat zijn zich te gedragen conform maatschappelijke norm
  • Bedrog
  • Impulsiviteit
  • Irriteerbaarheid
  • Roekeloze onverschilligheid tov eigen veiligheid en die van anderen
  • Weinig verantwoordelijkheidszin
  • Gebrek aan spijt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ASPS criteria DSM 5 sectie 3

A
  • Matige of ernstige beperkingen in het persoonlijkheidsfunctioneren, zelf en interpersoonlijk
  • Een of meerdere pathologische persoonlijkheidstrekken
  • Relatief inflexibel en pervasief, en tot uiting komend in een brede range van persoonlijke en sociale situaties
  • Relatief stabiel over tijd, startend in de adolescentie of vroege volwassenheid
  • De eerste 2 worden niet beter verklaard door een andere stoornis of middelenmisbruik of andere medische condities
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Criteria A uitgewerkt

A

Matige of ernstige beperkingen in persoonlijkheidsfunctioneren met moeilijkheden in 2 of meer van de volgende 4 gebiedern
- Identiteit
- Zelfdirectiviteit
- Empathie
- Intimiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Identiteits beperkingen

A

Egocentrisme, identiteit hangt op aan macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zelf directiviteitsbeperkingen

A

Doelen stellen gebaseerd op persoonlijk voordeel, geen prosociale interne standaarden, niet voldoen aan normatief ethisch gedrag opgelegd door wet of cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Empathie beperkingen

A

Geen medeleven voor gevoelens, noden en lijden van anderen. Geen spijt na iemand te kwetsen of mishandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Intimiteitsbeperkingen

A

Incapabel tot mutueel intieme relaties, enkel uitbuiting, bedrog, dwang gebruik van intimidatie en dominantie om anderen onder controle te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn pathalogische persoonlijkheidstrekken

A

manipulatie
kilheid
bedrog
vijandigheid
risico’s nemen
impulsiviteit
onverantwoordelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke kenmerken horen bij de psychopathologie specifier

A

lage angst
lage teruggetrokkenheid
hoge aandachtszoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welke score heb je psychopathie in Noord Amerika

A

30+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke score heb je psychopathie in Europa

A

25+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk deel van de mensen met ASPS heeft psychopathie

A

25%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe vaak komt psychopathie voor

A

1%

18
Q

Kritiek op onderzoek naar ASPS

A

Psychopathie wordt niet uitgesloten, waardoor je niet precies weet wat je aan het meten bent

19
Q

Genderverdeling CD

A

2 jongens voor 1 meid

20
Q

Gender verdeling ASPS

A

3-8 mannen 1 vrouw

21
Q

Bij welke meetmethode heb je de hoogste prevalentie

A

4% bij zelfrapportage, 0.6% bij interviews

22
Q

Mensen met ASPS hebben meer kans op

A

Vroegtijdige dood
Arbeidsongeschiktheid

23
Q

CD is comorbide met

A

Middelenmisbruik
ADHD
Angststoornissen
Depressie

24
Q

Welk deel van de CD mensen heeft een angststoornis

A

22-33% in gemeenschap
60-75% in behandeling

25
Q

ASPS en comorbiditiet

A

Middelenmisbruik
Angst
Depressie
ADHD

26
Q

Hoeveel ASPS mensen hebben middelenmisbruik

A

80%

27
Q

Hoeveel ASPS mensen hebben angstproblemen

A

50%

28
Q

Hoeveel meer komt depressie voor bij ASPS mensen

A

3x zo vaak

29
Q

Welk deel van de mensen met ASPS heeft een criminele overtreding begaan

A

de helft of minder

30
Q

Welk deel van de ASPS patienten vertonen misdaad of geweld tegen anderen

A

50%

31
Q

Hoe eerder fysieke agressie start

A

Hoe groter de kans dat het blijft bestaan

32
Q

Welk deel van de vrouwelijke geweldsdelicten wordt gepleegd door vrouwen met ASPS

A

1 op de 3

33
Q

Gedragsgenetische oorsprong ASPS

A

Middelenmisbruik (roken) of ondervoeding tijdens de zwangerschap. Ook fysieke mishandeling bij jongens

34
Q

3 subtypes ASPS

A
  • Angstig met aanhoudend antisociaal gedrag
  • Lage niveaus van psychopathische trekken met normale of lage angst
  • Psychopathie
35
Q

Angstig met aanhoudend antisociaal gedrag

A

Veel reactieve agressie, grotere kans op geweld tegen bekende. In de kindertijd veel impulsiviteit

36
Q

Lage niveaus van psychopathische trekken met normale of lage angst

A

Bij kinderen is er CD aanwezig maar met verlaagde CU trekken, zonder angst. Vergeleken met het angstig subtype vertoont dit subtype vroegtijdig geweld, zijn ze koeler en vertonen ze minder wroeging, waardoor ze minder remmingen hebben op agressief gedrag en verwonden anderen doelbewust.

37
Q

Psychopathie type, kids met CD en CU hebben de volgende trekken

A
  • Relatief ongevoelig voor de type opvoeding
  • Reageren niet op straf
  • Zijn er van overtuigd dat agressie belonend is
  • Ervaren minder stress dan anderen bij lichamelijke mishandeling, maar leren hierdoor wel anderen te vernederen
38
Q

CD is bij meisjes

A

met name erfelijk

39
Q

CD is bij jongens

A

Met name door antisociaal gedrag van de ouders, zoals mishandeling

40
Q
A