Les 8 (samenvatting) Flashcards

1
Q

Emotie

A

Psychofysiologisch fenomeen dat functioneel en adaptief kan zijn
Relatief korte, gebeurtenisspecifieke affectieve reactie
Gerelateerd aan een trigger of gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Affect

A

Affect omvat emotie, stemming, en gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Berkowitz

A

Stelde dat boosheid een onderdeel is van negatief effect in het algemeen. Aversieve gebeurtenissen kunnen leiden tot negatieve affectieve arousal die een fight or flight respons aanwakkert. De cognitieve processen zijn secundair en komen pas later van pas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ray Novaco

A

Stelde dat de cognitieve processen sterker zijn ingebed in klinische theorien van agressie en boosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

General Agression Model

A

Agressie is een vorm van sociaal beinvloedingsgedrag welke wordt gebruikt om het gedrag van anderen te veranderen. Volgens deze theorie beslissen individuen om al dan niet agressief te zijn op basis van de verwachte beloningen, kosten en kans op succes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verklarende mechanismen voor het verband tussen boosheid en agressie volgens het General Agression Model

A
  • Boosheid vermindert remmingen tegen agressie, door het geven van een rechtvaardiging en het beinvloeden van cognitieve processen op een hoger niveau
  • Boosheid steld de persoon in staat om een agressieve intentie te handhaven
  • Boosheid wordt gebruikt als een aanwijzing die info biedt over oorzaken, schuld en manieren om te reageren
  • Boosheid primes agressieve gedachten, scripts en gedrag
  • Boosheid activeert het gedrag door de opwinding en arousal te vergroten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe is boosheid verdeeld bij 1300 poliklinische patienten?

A

1/2 vertoont minimaal een matig niveau van boosheid
1/4 vertoont duidelijke of extreme boosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Boosheid en persoonlijkheidsstoornissen

A

Persoonijkheidsstoornis patienten hebben 2,6x meer kans op boosheid, en cluster B 4,6x zo veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verband Factor 1 PCL-R en boosheid

A

Negatief verband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verband factor 2 PCL-R en boosheid

A

Positief verband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Howard

A

Quadripartive Voilance Typology

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Quadripartive Voilence Typology

A

4 type agressie
- Impulsieve defensieve agressie
- Impulsieve offensieve agressie
- Gecontroleerde defensieve agressie
- Gecontroleerde offensieve agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Impulsieve defensieve agressie doel

A

Verminderen van negatief affect door het verwijderen van een interpersoonlijke dreiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Impulsieve defensieve agressie affect

A

Negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Impulsieve defensieve agressie emotie

A

Angst, distress en verlangen o de dreiging uit te roeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Impulsieve defensieve agressie psychopathologie

A

Borderline en secundaire psychopathie

17
Q

Impulsieve defensieve agressie soort boosheid

A

Explosieve reactieve boosheid

18
Q

Impulsieve offensieve agressie doel

A

Verbeteren van het positief affect door anderen schade toe te brengen en te laten leiden

19
Q

Impulsieve offensieve agressie affect

A

positief

20
Q

Impulsieve offensieve agressie emotie

A

opwinding, spanning en het verlangen om de opwinding te maximaliseren

21
Q

Impulsieve offensieve agressie psychopathologie

A

Antisociale ps, seksueel sadisme en secundaire psychopathie

22
Q

Impulsieve offensieve agressie soort boosheid

A

thrill seeking anger

23
Q

Gecontroleerde defensieve agressie doel

A

Verwijderen van interpersoonlijke dreiging met een doorgedachte rade

24
Q

Gecontroleerde defensieve agressie affect

A

negatief

25
Q

Gecontroleerde defensieve agressie emotie

A

wraakzuchtig, verlangen om gelijk te staan, les te leren

26
Q

Gecontroleerde defensieve agressie psychopathologie

A

wraakzuchtige ASPS en borderline PS

27
Q

Gecontroleerde defensieve agressie soort boosheid

A

wraakzuchtige ruminatieve boosheid

28
Q

Gecontroleerde offensieve agressie doel

A

Verkrijgen van een positieve uitkomst/ bekrachtiging

29
Q

Gecontroleerde offensieve agressie affect

A

positief

30
Q

Gecontroleerde offensieve agressie emotie

A

Prettige verwachtigingen, verlangen naar een positieve uitkomst

31
Q

Gecontroleerde offensieve agressie psychopathologie

A

Instrumenteel geweld, zoals een gewapende overval

32
Q

Gecontroleerde offensieve agressie soort boosheid

A

dwingende boosheid

33
Q

Hersenmechanismen emotiedysregulatie borderline

A

Verminderde orbitofrontale remming van limbische/amygdala activatie

34
Q

Hersenmechanismen en emotiedisregulatie ASPS

A

Disfuncties in de dorsolaterale prefrontale cortex

35
Q

Hersenmechanismen en emotioneledysregulatie bij ASPS + BPS

A

Leidt tot beide soorten agressie door dysfuntionele hersenmechanismen, defensief impulsief en offensief impulsieve agressie

36
Q

Genderverschil BPS

A

Komt in de gemeenschap vaker voor bij mannen, in klinische settingen vaker bij vrouwen