Les 10 (samenvatting) Flashcards
Sociale probleemoplossing
Een zelfsturend cognitief proces waarbij een individu probeert oplossingen te identificeren of te vinden voor specifieke problemen in het dagelijks leven
3 componenten van sociale probleemoplossing
- Orienterende reacties
- Probleemoplossend vermogen
- Basis cognitieve vaardigheden
orienterende reacties
het herkennen van het probleem. Dit
activeert overtuigingen over het vermogen om het probleem op
te lossen, waarna er affectieve reacties worden getoond t.a.v. het
probleem/ competenties om het op te lossen.
Probleemoplossend vermogen
weten wat het probleem is en
de doelstellingen bepalen/ oplossingen bedenken → het
bedenken van een plan en het uitvoeren ervan.
Basis cognitieve vaardigheden
perceptie, aandacht,
informatieverwerking en het geheugen. Neem als voorbeeld de
vijandige attributiebias, waarbij je alles als gewelddadig
percipieert.
Probleemorientaties
Positieve probleemorientatie
Negatieve probleemorientatie
PPO
Positieve probleem orientatie
NPO
Negatieve probleem orientatie
Positieve probleem orientatie
problemen worden gezien
als uitdagingen, waarbij er op een optimistische manier
oplossingen worden gevonden waar men zich daadwerkelijk voor
in zet.
o Persoon in kwestie wordt ontslagen en gaat meteen op zoek naar ander werk, zonder in de put te zitten
Negatieve probleem orientatie
problemen worden gezien
als bedreiging en men is pessimistisch over het vinden van
oplossingen, wat gepaard gaat met gevoelens van frustratie.
o Persoon in kwestie wordt ontslagen en voelt zich zodanig
slecht, dat hij niet opzoek gaat naar nieuwe werk, maar in
de put blijft zitten.
Kernsymptomen ADHD
- Leeftijdsongeschikte aandachtsproblemen.
- En/ of hyperactiviteit en impulsiviteit.
- Vaak ernstige psychosociale beperkingen in meerdere terreinen van het
functioneren. - Er zijn moeilijkheden met het sociaal functioneren: meer
vriendschapsproblemen (Young, Toone, & Tyson, 2003); meer relatie-en
familie dysfuncties (Eakin et al., 2004). - Sterk verband tussen ADHD en crimineel gedrag door impulsiviteit
3 modellen van impulsiviteit
- Onvermogen om een respons te onderdrukken
-Voorkeur voor kleine en directe beloningen - Vroegtijdige en premature reacties
Voorkeur voor kleine en directe beloningen
Dit is onderzocht door
zelfrapportage met vragen over het uitstellen van beloningen. Ze gaven aan
dat ze daar wel goed in waren, en vervolgens moesten ze een computertaak doen
(= Marshmallow test/ Temporal discouting task). Daaruit bleek dat als
ze konden kiezen tussen vandaag 10 euro of over een maand 100
euro, ze toch eerder gaan voor vandaag 10 euro, aangezien het geld
voor hen minder waard wordt over tijd.
Vroegtijdige premature reacties
onderzocht
d.m.v. een Go/no-go taak bij ambulante patiënten. Bij bepaalde signalen
moest er op een knop gedrukt worden, en bij andere signalen niet. Echter is
het voor deze mensen erg lastig om te stoppen wanneer ze met een taak
bezig zijn en drukken dan vaker ook bij het signaal waar het niet moet.