Le français au quotidien 13. Influencer des sentiments 2 Flashcards

1
Q

daar laat ik het niet bij

A

Je n’en resterai pas là

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het spijt me, ik heb het niet opzettelijk gedaan

A

Je suis désolé, je ne l’ai pas fait exprès

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ik ga het u betaald zetten

A

Vous me le paierez.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wees voorzichtig

A

Prenez garde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

u maakt misbruik van mijn geduld

A

Vous abusez de ma patience

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

u maakt een fout

A

Vous faites erreur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dat is genoeg

A

Ca suffit,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dat is not done

A

Ça ne se fait pas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe durft u

A

Comment osez-vous

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

denk er niet meer aan

A

N’y pensez-plus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

u zal zien, het zal beter gaan

A

Vous verrez, ça ira mieux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ik hoop dat dat zich niet meer zal voordoen

A

J’espère que cela ne se reproduira plus!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ik hoop dat dat de laatste keer zal zijn

A

J’espère que ce sera la dernière fois !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

schaamt u zich niet

A

Vous n’avez pas honte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beter te voorkomen dan te genezen

A

Mieux vaut prévenir que guérir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

als U enkel naar mij geluisterd zou hebben

A

Si seulement vous m’aviez écouté!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

maakt u zich niet druk

A

Ne vous en faites pas.

18
Q

ik heb het u gezegd/gewaarschuwd (2)

A

Je vous l’avais dit ! -
Je vous avais prévenu

19
Q

ik kan er niets aan doen

A

Je n’ y peux rien

20
Q

dat is niet wat ik wilde zeggen

A

Ce n’est pas ce que j’ai voulu dire

21
Q

het spijt me, het was niet mijn bedoeling dat ik u beledigde

A

Je suis désolé, je n’avais pas l’intention de vous blesser / insulter

22
Q

kop op

A

Allez, courage

23
Q

het is niet zo erg

A

Ce n’est pas si grave.

24
Q

wie denkt u wel dat u bent

A

Pour qui vous prenez-vous

25
Q

ik zal het daar niet bij laten

A

Je n’en resterai pas là

26
Q

maakt u zich niet druk, ik ga het regelen, ok

A

Ne vous en faites pas, je vais arranger ça, d’accord

27
Q

rustig, kalmeer u (2)

A

Calmez-vous -
Détendez-vous

28
Q

veel geluk (2)

A

Allez courage
bonne chance

29
Q

ik duim voor je

A

Je croise les doigts

30
Q

er zullen andere mogelijkheden zijn

A

Il y aura d’autres occasions

31
Q

dag per dag (iedere dag op zichzelf?) 2

A

A chaque jour suffit sa peine
Un jour à la fois

32
Q

samen zullen we een oplossing vinden

A

Ensemble nous arriverons à une solution

33
Q

ik heb u gewaarschuwd

A

Je vous avais prévenu

34
Q

synoniem: A chaque jour suffit sa peine

A

il y aura d’autres occasion
un jour a la fois

35
Q

synoniem: Je croise les doigts

A

bonne chance/ bon vent

36
Q

synoniem: attention

A

Prenez garde

37
Q

synoniem: Soyez prudent

A

faites attention
soyez vigilant

38
Q

synoniem: bon vent

A

bonne chance

39
Q

synonime: calmez-vous

A

détendez-vous, relaxez-vous

40
Q

synoniem: Ce ne sont que des rumeurs

A

ce ne sont que des ragots

41
Q

synoniem: Vous faites erreur

A

vous vous trompez
détrompez-vous