Le français au quotidien 13. Influencer des sentiments Flashcards
Wie denk je wel dat je bent
Pour qui vous prenez vous ?
Dat zal ik je betaald zetten
Vous me le paierez
Je bent gewaarschuwd !
je vous avais prévenu!
Daar laat ik het niet bij
Je n’en resterai pas là
Hier ga je spijt van krijgen!
Vous le regretterez
Dat doe je niet!
Ce ne se fait pas
Nu is het genoeg geweest
ça suffit
Nu is het genoeg geweest ! (beleefder)
j’espère que cela ne se reproduira plus
Dat staat me helemaal niet aan
ça ne me plait pas
Dat is me wat moois
C’est du joli
Zo is het welletjes
Ça suffit
Zal ’t gaan, ja!
Et alors?
Hoe durf je!
Comment osez-vous
Schaam je je niet?
Vous n’avez pas honte?
Trek het je niet aan!
ne vous inquiètez pas. Ne vous en faites pas
Dat overkomt iedereen wel eens
Ça peut arriver à tout le monde
Dat komt wel in orde
Ça s’arrangera
Je redt het wel
Tu te débrouilleras bien
Voorkomen is beter dan genezen.
Il vaut mieux prévenir que guérir
Kop op, toe nou
Ne baissez pas les bras
Niet opgeven !
Ne baissez pas les bras
Wees op uw hoede ! 2
prenez garde
soyez prudent
Overhaast je niet !
pas de précipitation
Ik leef met je mee
Je compatis avec toi
Denk er niet meer aan
n’y pensez plus
Ik breng het wel in orde, ok
Je vais l’arranger
Dat is toch de moeite niet waard.
Ça ne vaut pas la peine
Dat klopt niet
ça ne vas pas
Je zit er helemaal naast
Detrompez-vous
Ik kan er niets aan doen
Je n’y peut rien
Het was niet opzettelijk
Ce n’était pas fait exprès