Hoofdstuk 8: Energiebalans Flashcards

1
Q

Wat voor klachten kun je krijgen bij een tekort aan B-vitamines?

A
  1. Bloedarmoede
  2. Depressie
  3. Problemen met concentratie
  4. Problemen met geheugen
  5. Tintelingen
  6. Spierzwakte
  7. Huidafwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn algemene richtlijnen voor de bereiding van B/C-vitamines?

A

Vitamine B en C zijn wateroplosbaar.
Was daarom voor het snijden en snijd stukken niet te klein.
Deze vitamines zijn ook kwetsbaar voor licht en verhitting.
Toch blijft er na verhitting nog voldoende vitamine over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is biobeschikbaarheid?

A

De mate waarin een voedingsstof wordt opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er met een overschot aan B-vitamines?

A

Een overschot plas je uit.
Toch komen er wel eens overschotten voor. Hiervan krijg je meestal diarree.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de algemene functie van B-vitamines?

A

B-vitamines helpen het lichaam de energie uit koolhydraten, eiwitten en vetten te
gebruiken.
Vitamines die werken als co-enzymen die helpen de energie uit de koolhydraten,
vetten en eiwitten te halen zijn:
B1 - Thiamine
B2 - Riboflavine
B3 - Niacine
B5 - Panthoteenzuur
B8 - Biotine
B6 helpt bij de metabolisme van aminozuren.
B11 (foliumzuur) en B12 helpen bij de celvermeerdering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar zitten B-vitamines in?

A

B1 - Thiamine = Varkensvlees, Volkorenproducten
B2 - Riboflavine = Melkproducten, volkorenproducten, Lever
B3 - Niacine = Eiwitrijk voedsel
B5 - Panthoteenzuur = Divers voedsel
B6 - Pyridoxine = Eiwitrijk voedsel
B8 - Biotine = Divers voedsel
B11 - Foliumzuur = Groente, fruit, volkorenproducten
B12 - Cobalamine =Dierlijk voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf wat onder energiebalans wordt verstaan en geef daarbij aan wat de
gevolgen zijn van een imbalans

A

Wanneer de energie-inname gelijk is aan het energieverbruik, is er sprake van een
energiebalans en is het lichaamsgewicht stabiel. Als meer energie wordt ingenomen
dan verbruikt, komt de persoon aan. Als meer energie wordt verbruikt dan
ingenomen, valt de persoon af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een andere naam voor vitamine B1?

A

Thiamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet vitamine B1 voor je lichaam?

A
  1. Is onmisbaar voor de energievoorziening van het lichaam. Het is als co-enzym
    betrokken bij enzymreacties die de energie uit koolhydraten vrijmaken.
  2. Is nodig voor de werking van de hartspier.
  3. Is nodig voor de werking van het zenuwstelsel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem het verschil in verzadigingsgevoel van de macronutriënten

A

Eiwitten geven het meest verzadigde gevoel. Fructose stimuleert de trek juist.
Voedsel met een lage energiedichtheid geven meer verzadiging. Vezelrijk voedsel
geeft een verzadigd gevoed door de maag te vullen en de absorptie van nutriënten te
vertragen. Vet heeft weinig effect op verzadiging tijdens de maaltijd, maar zorgt voor
een langere tijd verzadigdheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef aan welke hormonen een rol spelen bij het honger‐ en verzadigingsgevoel

A

Tientallen hormonen in het maagdarmkanaal reguleren de voedselinname,
waaronder cholecystokinine (CCK) en verschillende peptiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef aan welke fysieke, emotionele en omgevingsfactoren invloed hebben op
de energie‐inname

A

Fysieke invloeden: lege maag, maagkrampen, onvoldoende nutriënten in de dunne
darm, hormonen, endorfines
Emotioneel: gedachten aan eten, het zien, ruiken en proven van eten
Omgevingsfactoren: aanwezigheid van anderen, sociale stimulatie, favorite eten, tijd
van de dag, overvloed aan eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de energie‐inhoud van 1 gram vet, koolhydraten, eiwitten en alcohol

A

1 gram vet = 9 kcal
1 gram koolhydraten = 4 kcal
1 gram eiwitten = 4 kcal
1 gram alcohol = 7 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel vitamine B2 heb je per dag nodig?

A

1.1 mg per dag voor mannen, 1,5 mg per dag voor vrouwen.
Dit is gelijk aan 4 glazen melk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een andere naam voor vitamine B2?

A

Riboflavine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit uit welke onderdelen het totale energiegebruik is opgebouwd

A

Het energiegebruik bestaat uit 3 delen:
1. energiegebruik voor het basaalmetabolisme 50-65%
2. energiegebruik voor fysieke activiteiten 30-50%
3. energiegebruik voor omzetting van het voedsel 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leg het verschil tussen basaalmetabolisme (BMR) en energiegebruik in rust
(RMR) uit

A

Het basaalmetabolisme (BMR) is de mate waarin het lichaam energie gebruikt voor
de levensondersteunende activiteiten. Het wordt gemeten bij een wakker uitgerust
persoon die stilligt, en 12-14 uur niet heeft gegeten. Het energiegebruik in rust (RMR)
is vergelijkbare meting van het de energie output, maar ligt iets hoger dan de BMR
omdat de criteria voor hoelang er niet gegeten is en beweging niet zo strikt zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef aan op welke manier groei, ziekte, lichaamssamenstelling, eten en stress
het energiegebruik in rust beïnvloeden

A

De BMR is hoger in kinderen, adolescenten, en zwangere vrouwen (in de groei).
Koorts verhoogt de BMR
Hoe meer mager weefsel, hoe hoger de BMR (daarom hebben mannen vaker een
hogere BMR dan vrouwen). Hoe meer vetweefsel, hoe lager de BMR. De BMR is
hoger in lange mensen. Meer gewicht leidt ook tot een hogere BMR.
Vasten en afwijkende voedingstoestand (malnutrition) verlagen de BMR
Stress (waaronder ziektes en bepaalde drugs) verhogen de BMR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Schat het energiegebruik in rust met behulp van voorspellingsformules

A

Selecteer de juiste formule (man of vrouw) en vul de leeftijd in jaren, gewicht in
kilogram, lengte in meter, en de activiteitsfactor in.
Mannen: Basaal Metabolisme = 88,362 + (13,397 x massa in kg) + (4,799 x
lichaamslengte in cm) ‐ (5,677 x leeftijd in jaren)
Vrouwen: Basaal Metabolisme = 447,593 + (9,247 x massa in kg) + (3,098 x
lichaamslengte in cm) ‐ (4,330 x leeftijd in jaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Schat het energiegebruik in bij diverse lichamelijke activiteiten, met behulp van
tabellen

A

PAL‐waarden (physical activity levels) zijn voor verschillende leefstijlen bepaald en
variëren van 1,2 tot 2,4:
hele dag zitten: 1,2
zittend werk met weinig lichaamsbeweging in vrije tijd: 1,4‐1,5
zittend werk met enige lichaamsbeweging in vrije tijd: 1,6‐1,7
staand werk: 1,8‐1,9
aanzienlijke inspanning op werk en in vrije tijd: 2,0‐2,4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een andere naam voor vitamine B3?

A

Niacine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat doet vitamine B3 voor je lichaam?

A

Is belangrijk voor de energievoorziening en speelt een rol bij de aanmaak van
vetzuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoeveel vitamine B3 heb je per dag nodig?

A

De bovengrens voor de aanvaardbare inneming is 900 mg niacine per dag en voor
nicotinezuur 10 mg per dag.
Deze hoeveelheid kun je alleen binnenkrijgen dmv supplementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem het gemiddelde vetpercentage van mannen en vrouwen en geef daarbij
het effect van leeftijd aan

A

Voor jonge mannen: 18-21%
Voor jonge vrouwen: 23-26%
Het gaat iets omhoog met de leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Beschrijf welke verschillen er kunnen zijn in de vetverdeling over het lichaam
en geef daarbij aan welke verschillende gezondheidsrisico’s hieraan verbonden
zijn

A

Centrale obesitas zit rond de middel en betekent een teveel aan buikvet. Centrale
obesitas wordt geassocieerd met chronische ziektes. Vet rond de heupen schijnt
minder erg te zijn.

26
Q

Beschrijf de verschillende methodes voor het meten van de
lichaamssamenstelling

A

Huidplooimetingen schatten het lichaamsvet door het meten van de dikte van de huid
op verschillende plekken.
Hydrodensitometri: 2 metingen, 1 uit en 1 in het water om het percentage lichaamsvet
te kunnen schatten.
Met een elektrisch stroompje.
In en luchtverplaatsing kamer.
DEXA (soort X-ray).
Taille omtrek meting

27
Q

Leg uit wat onder lichaamssamenstelling wordt verstaan

A

Directe meting van de lichaamssamenstelling is niet mogelijk daarom wordt uitgegaan
van het volgende:
lichaamsgewicht = vet + mager weefsel (inclusief water)

28
Q

Hoe bereken je de BMI en geef hierbij normaalwaarden aan

A

BMI = gewicht (kg) / lengte (m)2
normaalwaarden: 18,5 < BMI < 24,9

29
Q

Leg uit dat de BMI niet een maat voor de hoeveelheid vet in het lichaam hoeft te
zijn

A

BMI wordt berekend dmv gewicht en lengte en niet lichaamssamenstelling. Een
gespierde atleet kan te zwaar zijn volgens BMI standaard, maar niet te veel vet
hebben. De BMI zegt niets over hoeveel van het gewicht vet is, en waar dat vet zit.

30
Q

Wat is een andere naam voor vitamine B5?

A

Pantotheenzuur

31
Q

Wat doet vitamine B5 voor je lichaam?

A

Vitamine B5 is nodig voor de energievoorziening van het lichaam, vooral voor het
vrijmaken van energie uit vetzuren.
Ook beïnvloedt vitamine B5 de opbouw en afbraak van eiwitten en vetten uit eten en
drinken.

32
Q

Hoeveel vitamine B5 heb je per dag nodig?

A

Er is geen ADH vastgesteld. De AI ligt op 5 mg per dag.

33
Q

Beschrijf de relatie tussen BMI en sterfte (mortaliteit)

A

Epidemiologische data laten een J- of U gevormde relatie zien tussen
lichaamsgewicht en sterfte. Mensen met extreem ondergewicht of extreme obesitas
hebben een hoger risico eerder te sterven dan mensen met een gezond of iets te
zwaar gewicht.

34
Q

Beschrijf de negatieve gevolgen van ondergewicht

A

Verhoogde kans op sterfte na een operatie; verlies van mager weefsel tijdens ernstige
ziekte; onregelmatige menstruatie of onvruchtbaarheid; het krijgen van ongezonde
babies; kans op osteoporosis en botbreuken.

35
Q

Beschrijf de negatieve gevolgen van overgewicht voor hart en vaatziektes,
diabetes en kanker

A

Hart en vaatziektes: door verhoogd bloed cholesterol en hoge bloeddruk is er een
sterk verband tussen overgewicht en risico op hart en vaatziektes.
Type 2 diabetes: de kans op krijgen van diabetes is 3 x zo hoog bij obese mensen,
vooral de centrale obesitas hebben. De associatie tussen insuline resistentie en
obesitas is sterk.
Kanker: de relatie tussen verhoogde kans op kanker en overgewicht is niet duidelijk.
Het kan door verhoogde levels van hormonen komen. Of door chronische
ontstekingen.

36
Q

Wat is een andere naam voor vitamine B6?

A

Adermine of Pyridoxine

37
Q

Hoeveel vitamine B6 heb je per dag nodig?

A

1,5 mg per dag.
Dit zijn 4 boterhammen.

38
Q

Leg uit wat bedoeld wordt met ‘The Female Athlete Triad’

A

Een potentieel fatale combinatie van drie medische problemen: een abnormaal en
ongezond eetpatroon, amenorrhea (uitblijven van de menstuatie) en osteoporose.

39
Q

Leg uit welke problemen met lichaamsgewicht mannelijke en vrouwelijke
sporters te maken kunnen krijgen

A

Vrouwelijke sporters krijgen vaak te maken met amenorrhea, wat vaak samen gaat
met bot-mineraal verlies.
Ook stress botbreuken komen voor.

40
Q

Noem de kenmerken van Anorexia Nervosa, Boulimia Nervosa en Binge Eating,
alsmede de behandeling van deze drie eetstoornissen

A

Anorexia Nervosa: verdraaid zelfbeeld waarbij de hoeveelheid lichaamsvet wordt
overschat; patiënt hongert zichzelf uit om af te vallen. Fysieke gevolgen zijn verlies
van hersenweefsel, verminderde weerstand, anemie, verlies van verteringsfuncties.
Behandeling moet volgens een multi-disciplinaire aanpak geschieden, met als eerste
het afvallen stoppen.
Boulimia Nervosa: de patiënt verhongert zichzelf, wat gevolgd wordt door binge
eating, vervolgens opbraken of laxeermiddelen gebruiken en dan in een dip vallen. De
behandeling richt zich op het tot stand brengen van een regelmatig eetpatroon.
Binge Eating Disorder: geen controle, episodes van heel veel eten. Behandeling kan
helpen,.

41
Q

Wat is een andere naam voor vitamine B8?

A

Biotine of vitamine H

42
Q

Wat is een andere naam voor vitamine B11?

A

Foliumzuur

43
Q

Krijg je van foliumzuur altijd genoeg binnen?

A

Nee. Foliumzuur is een van de weinige vitamines waarvan Nederlanders niet altijd
genoeg binnenkrijgen, vooral zwangere vrouwen.

44
Q

Wat doet foliumzuur voor je lichaam?

A

Vitamine B11 speelt een belangrijke rol bij de vroege ontwikkeling van het ongeboren
kind. Het draagt bij aan de vorming van het zenuwstelsel.
Foliumzuur verkleint de kans op geboorteafwijkingen als een open ruggetje, een
hazenlip en open gehemelte.

45
Q

Hoeveel vitamine B11 heb je per dag nodig?

A

300 microgram per dag.
De maximale inname ligt op 1000 microgram (mcg) per dag.
Zwangeren (en wie zwanger wil worden) moeten dagelijks 400 tot 500 microgram
foliumzuur slikken tot en met de 10e week van de zwangerschap.
Je kunt niet teveel foliumzuur slikken.
In lever, leverworst en pate zit veel foliumzuur maar ook veel vitamine A. Teveel
vitamine A is schadelijk voor ongeboren kinderen. Het is daarom aan te raden geen
lever te nemen als je zwanger bent.

46
Q

Werkt de opname van vitamine B11 uit voeding net zo goed als uit
supplementen?

A

Nee. Het lichaam neemt foliumzuur uit een pil makkelijker op dan uit groente of
aardappelen. Foliumzuur in voeding verschilt van die in een pil.
In voeding is foliumzuur in polyglutamaat-vorm aanwezig. De darmen moeten dit eerst
omzetten in monoglutamaat-vorm voordat ze kunnen worden opgenomen.
Het lichaam slaat foliumzuur op in de lever. Gemiddeld heeft een volwassene 12 tot
28 mg foliumzuur in voorraad. Dit is voor 6 weken.

47
Q

Welke stoffen hebben invloed op de opname van vitamine B11?

A
  1. Alcohol. Landurig overmatig gebruik van alcohol heeft meestal een
    foliumzuurtekort tot gevolg. De ethanol verstoort de opnamen van foliumzuur.
  2. Vitamine B12: Een tekort aan vitamine B12 leidt tot een tekort aan foliumzuur -
    > bloedarmoede.
  3. Vitamine C: bevordert de opname van foliumzuur in het lichaam. Producten met
    meer vitamine C houden bij verhitting meer foliumzuur vast dan producten met
    een later vitamine C gehalte.
48
Q

Wat zijn de mogelijke gezondheidseffecten van vitamine B11?

A

Sommige effecten zijn nog niet bewezen:
1. Hart- en vaatziekten: het slikken van foliumzuur zou het risico verlagen maar
dit is nog niet bevestigd.
2. Kanker: Er zijn aanwijzingen dat foliumzuur beschermt tegen dikkedarmkanker.
Er zijn ook aanwijzingen dat een teveel aan foliumzuur het risico op darmkanker
juist verhoogt.
3. Dementie: Er is een relatie gevonden tussen een laag foliumzuur-gehalte en
dementie. Dit is echter nog niet bewezen.
4. Depressiviteit: Mogelijk is er een gunstig effect op depressiviteit

49
Q

Wat gebeurt er met een ernstig tekort aan vitamine B11?

A

Na 20 weken foliumzuurarme voeding kun je last krijgen van bloedarmoede,
darmstoornissen, vermoeidheid en geboorteafwijkingen.

50
Q

Kan vitamine B12 in het lichaam worden opgeslagen?

A

Ja. B12 is de enige in water oplosbare vitamine die in het lichaam wordt opgeslagen.

51
Q

Hoe kom je aan een tekort van vitamine B12?

A
  1. Als je geen dierlijke producten eet
  2. Als je een tekort hebt aan de stof Intrinsic Factor. Dit eiwit zorgt voor de
    opnamen van B12 in de dunne darm.
  3. Bij maag-darminfecties en bij aandoeningen waarbij de productie van maagzuur
    verminderd is, kan de opname van B12 door de darm zijn verlaagd.
  4. Een geneesmiddel voor diabetespatiënten kan de opname van B12 remmen.
  5. Na een operatieve verwijdering van een deel van de maag, waarin het eiwit
    voorkomt.
  6. Het lichaam kan antistoffen aanmaken tegen B12 waardoor opname wordt
    geremd
  7. Door een verminderde maagzuurproductie waardoor bacteriën in de maag
    komen. Ze veroorzaken spijsverteringsproblemen waardoor B-vitamines
    onvoldoende door het lichaam worden opgenomen.
    Je lichaam maakt eerst de voorraad op. Deze kan op zijn na een paar maanden of
    zelfs een jaar.
52
Q

Krijgen vegetariërs voldoende vitamine B12 binnen?

A

Vegetariërs die wel zuivelproducten gebruiken krijgen als ze voldoende zuivel
gebruiken voldoende B12 binnen.

53
Q

Waar moet je op letten als je maagontstekingen hebt?

A

Door maagontstekingen kan de absorptie van vitamine B12 afnemen. Ook als je
gezond eet, komt er onvoldoende B12 in je bloed

54
Q

Wat is een andere naam voor vitamine B12?

A

Cobalamine

55
Q

Wat doet vitamine B12 voor je lichaam?

A

Vitamine B12 is nodig voor de aanmaak van rode bloedcellen en voor een goede
werking van het zenuwstelsel.
Vitamine B12 is voor opname in het lichaam afhankelijk van Intrinsic Factor, een eiwit
dat in de maag wordt gemaakt.

56
Q

Wat is een andere naam voor vitamine C?

A

L-ascorbinezuur.
Als additief voor conservering E300 - E301.

57
Q

Wat doet vitamine C voor je lichaam?

A

Vitamine C heeft een anti-oxidant functie en beschermt daardoor de lichaamscellen
tegen oxidatieve schade.
Vitamine C is nodig voor de vorming van bindweefsel, de opname van ijzer, en het in
stand houden van de weerstand.
Daarnaast zorgt het voor gezonde botten, tanden, huid en bloedvaten

58
Q

Waar zit vitamine C in?

A
  1. Groente (met name koolsoorten)
  2. Fruit (met name citrusfruit, kiwi’s, bessen en aardbeien)
  3. Aardappelen
59
Q

Welke gezondheidsklachten kun je krijgen met een tekort aan vitamine C?

A

Bij een langdurig en ernstig tekort:
1. Verminderde weerstand
2. Vertraagde wondgenezing
3. Scheurbuik (tandvleesbloeding, onderhuidse en inwendige bloedingen)

60
Q

Hoeveel vitamine C zit er in 1 sinaasappel van 120 gram?

A

60 mg

61
Q

Hoeveel vitamine C zit er in een glas sinaasappelsap met en zonder
vruchtvlees?

A

Met vruchtvlees: 36 mg
Zonder vruchtvlees: 25 mg

62
Q

Hoeveel vitamine C zit er in 50 gram groente en in 1 gekookte aardappel?

A

In 50 gram groente zit 10 mg.
In 1 gekookte aardappel (50 gram) zit 5 mg